Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2245. Hij weet van Teeuwes noch Meeuwes,

d.w.z. hij weet van niets meer, vooral gezegd van een beschonkene. Men houdt Teeuwes en Meeuwes voor verkortingen van de apostelnamen Mattheüs en BartholomeüsGa naar voetnoot2). In de 16de eeuw luidde de uitdr. van Deus (Zebedeus?) noch Meus wetenGa naar voetnoot3); in de 17de eeuw komt ze in den tegenwoordigen vorm voor, blijkens Tijdschrift XX, 298; Tuinman I, 122: Hij wist van Teeuwes, noch van Meeuwes. Volgens Schuerm. Bijv. 195 a zegt men in sommige deelen van Zuid-Nederland ook: hij weet van teezen noch van meezen en hij weet van teeuwen noch meeuwen. Ook in het oostfri.: hê wêt fan gên Têwes of Mêwes, er ist erzdumm (Dirksen I, 98); in Gron. hij wijt van gijn tijwes of mijwes (Molema, 436 b); in Deventer: hie wist van gin Teeuwis of Meeuwis, hij was geheel buiten westen (Draaijer 41); vgl. Peet, 132: Ajakkie, om te rille, zoo 's nachts in het hartstikke donker mit 'n lantaarntje bij al die dooje, die niks meer wiste van teeufes noch meeufes; fri. hy wist fen tewis noch mewis, hij verkeerde in een toestand van bewusteloosheid. In vroegeren tijd ook: hij weet van Geus noch MeusGa naar voetnoot4).

voetnoot2)
Nav. XXXIV, 605; Laurillard, 134; Mnl. Wdb. IV, 1333.
voetnoot3)
Veelderh. Gen. Dichten, bl. 172 (ed. 1899).
voetnoot4)
Zeitschrift f.D. Alterthum, bd. 36, p. 303.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken