Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden (1923-1925)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
Afbeelding van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegdenToon afbeelding van titelpagina van Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (8.98 MB)

ebook (6.37 MB)

XML (5.27 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden

(1923-1925)–F.A. Stoett–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

2274. Hij is wel (of goed) van den tongriem gesneden,

d.w.z. hij kan goed praten, babbelen, hetzelfde als: hij is van de spanader (-aard) (hd. Spannader) gesneden. Syn. van hij kan goed zijn mondplaat roeren (in Jord. 134); hij heeft een goede klep (Claes, 113); hij is niet onbesneden van lippen (zie Exod. VI, 11); hij heeft zijn bakkes ingesmeerd (in Antw. Idiot. 1556); hij kan zijn blad laten gaan (Antw. Idiot. 246). Beide woorden tongriem en spanader (vgl. mnl. bintadere?) beteekenen een zenuw, een band onder de tong, die bij sommige kinderen doorgesneden wordt, wanneer de tong zich niet vrij genoeg kan bewegen en de spraak belemmerd wordt. Vgl. Kiliaen: Span-ader onder de tonghe: linguae vinculum aut impedimentum, nodus linguae: nervus brevior linguam adstringens vulgo filum linguae; De Bo, 1062: ‘Men moet sommighe kinderen de tonghe eensdeels los maecken ende slaken van eenighe banden te seer nae in 't paleys (verhemelte) des mondts bindende ende spannende: d'welk men uyt sulcks oock de span-adere heet’ (aangeh. uit J. David, Christ. waerseggher, Antwerpen, 1604Ga naar voetnoot3)). In de 17de eeuw is de uitdr. zeer gewoon; zie Hooft, Brieven, 133 en 413; Westerbaen II, 700; J. Zoet, 7; Antonides, 25; Lichte Wigger, 18 r: Jij kent louter kakelen, die jou van de tong-riem ghesne'en heeft, heit sijn geld wel verdient; Rabelais I, 627: Sy wierd door de konst van den geneesheer en heelmeester geholpen, naa datse haar van den tongriem gesneeden hadden. Zoo haast zy de spraak nu bekoomen had, deedse niet dan snappen, rabbelen, kaakelen en kibbelen; Paffenrode, 187: Je bent niet qualijk van de tongreep gesneeden moer, me sou je voor mondig mogen trouwen; Van Effen, Spect. VI, 151; Halma, 646: Zij is wel van den tongriem gesneeden, zij kan haar woord heel wel doen; Sewel, 791: Zy is wel van de tongriem gesneeden, she is not tongue-tied; Tuinman I, 335; Harreb. II, 219; Gron. 181; De Arbeid, 9 Mei 1914, p. 1 k. 1; Zondagsblad v. Het Volk, 2 Mei 1914, p. 1 k. 2; Nkr. VII, 30 Aug. p. 5; enz.; fri. hy is goed fen 'e tongriem snein. Voor Zuid-Nederland zie nog Joos, 104; Waasch Idiot. 611; Antw. Idiot. 1150: van den spannaard gesneden zijn, wel ter taal zijn; 1252: onder zijn tong gesneden zijn, gemakkelijk praten; De Bo, 429 a: iemand van den hijg (huig) snijden, van iemand die onduidelijk en moeilijk spreekt,

[pagina 363]
[p. 363]

wiens woorden in de keel blijven steken; Loquela, 196; Rutten, 211 b: hij moet het spanaar niet gesneden worden, hij klapt veel en gemakkelijk; Volksk. XXVI, 188; voor het Nederd. vgl.: em is de Kêkelrêmen snîden (Eckart, 253; Ten Doornk. Koolm. II, 156 b en III, 447 a: de tungrêm is hum gôd löstGa naar voetnoot1)); Korrespbl. XXXV, 68: Den is de Kekelremen god sneden (Hamburg); fr. avoir la langue bien affilée, déliée; couper le filet à qqn; hd. jem. die Zunge lösen.

voetnoot3)
Zie ook Nederl. Volksboeken V, 217: Dat hi niet spreken en can, dat coemt bij der spanader die hi heeft die hem noch niet gesneden en is gheweest, maer wildi mi helpen ic sal u wel maken dat hi aen sijn sprake comen soude. Ende doen namen si den wilde man ende sneden hem van dye spanader ende mettien began hy te spreken.
voetnoot1)
Hooft, Ned. Hist. 1027, zegt van koningin Elisabeth dat haar de tong wonderwel hing; vgl. Coster, 44 vs. 1013; Halma, 646: De tong is haar wel gehangen, zij is wel ter taale; Sewel, 791; het fr. avoir la langue bien pendue; eng. to have one's tongue well hung.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken