Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius (1804)

Informatie terzijde

Titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius
Afbeelding van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en EliusToon afbeelding van titelpagina van Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.05 MB)

ebook (3.45 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

briefroman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Charakters en lotgevallen van Adelson, Héloïse en Elius

(1804)–Naatje van Streek-Brinkman–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 87]
[p. 87]

Twee-en-twintigste brief.
Adelson aan Elius.

Hoe zal ik aan myn verpligting voldoen?... Waardoor zal ik u myne dankbaarheid betuigen, daar gy my grooter weldaad beweezen hebt, dan immer een sterveling my bewyzen kan?... Gy hebt my tot het leven, tot my zelven, en tot myn bestemming terug geroepen: waarvoor ik, zonder u, verlooren was. By de eerste leezing van uwen brief gevoelde ik een' hevigen schok. De strenge toon die in denzelven heerscht, scheen my toe wreed te zyn, en maakte een' diepen indruk op myne zie!. Het denkbeeld, dat ik in uwe oogen schuldig was aan ondankbaarheid tegen het Opperst Wezen, woog my als lood, en ik wist bynaar niet wat ik van my zelven denken moest. Laat in den namiddag ging ik eene wandeling doen; in het terug komen koos ik een rustplaats, alwaar ik een ruim uitzicht op de velden had; het vee lag gerust in de weide, en herkaauwde zyn voedsel: de paarden vloogen elkander met lugtige sprongen voorby; ginds stond een kudde schaapen vreedzaam byeen. De ondergaande zon kleurde het westen met gol-

[pagina 88]
[p. 88]

ven van purper en goud; in het oosten vertoonde zich de volle maan aan een blaauwe lucht. Alles boezemde een verheven, maar ook tevens een eenstemmig gevoel in. De geheele natuur ademde, eene zagte kalmte, die de ziel tot edele denkbeelden stemde. Hoe! dacht ik, by my zelven, de geheele schepping geniet rust, en ademt zagten wellust; en hier in myn binnenste heerscht eeuwig onrust en misnoegen!... en myn vriend beweert echter nog dat ik gelukkig ben!... Na eenige oogenblikken van diep gepeins, ontvlood een zucht aan myn' boezem, en gaf my een weinig lucht. Ik bevond my in eene zagtere stemming dan ik sinds lang geweest was, en vroeg my zelven met den diepsten ernst af: geniet ik dan heden niets van den wellust, die de geheele natuur verkwikt?.... Blyft myn hart yskoud by de aandoenlyke tooneelen die my omringen?.... Maakt het majestueus gezicht der ondergaande zon geen den minsten indruk op myn hart?.... Blyf ik gevoelloos by de reine vreugd van al het geschapene?.... En is de Goddelyke zegen, die alles bezielt, dan enkel vloek voor my?.... Brengt de aarde dan slechts voor my niets dan distelen en alsemstruiken voort?.... By deze laatste gedachten viel myn oog toevallig op een bloeijende roozenstruik die aan een' eik gehecht was: en die, door deszelfs schaduwen, zich in den avondstond nog schooner vertoonde. Het

[pagina 89]
[p. 89]

was als of eene geheime stem my toefluisterde: ô, zelf hier, hier bloeijen immers de schoonste bloemen voor uwe treden, en gy, ondankbaare! sluit hiervoor moedwillig uwe oogen!.... Werktuiglyk stond ik op, en naderde de plant, die my zulk eene groote waarheid scheen aantekondigen: ik beschouwde haar met de grootste aandacht, even als of zy geheel nieuw voor my geweest ware. In elk pas ontloken knopje en blaadjen zag ik de weldaadige hand des Scheppers, die zo ryk in kunstgewrochten is, en die, zo wel voor het kleinste plantjen, als voor den hoogsten eeder waakt!... En zou dan de mensch, als het edelste zyner schepselen, tot voortduurende elende gedoemd zyn?... Neen! riep ik, als uit eene diepe sluimering ontwaakende: neen! de mensch doet zelf zyne elende voortduuren, door het onmooglyke te begeeren, en geduurig op het voorledene te staaren, dat zich in den nacht des tyds verliest; terwyl het toekomende alleen alles herstellen kan. Ik zweefde met myne verbeelding in het toekomende, en doorliep de waarschynlyke en mooglyke orde der dingen, tot dat ik eindelyk een rustpunt zag, dat in de eeuwigheid uitliep, en zich als het eindperk van al het menschlyk lyden aan myn' geest voorstelde; dáár, onder de aan my dierbaare, doch reeds afgestorvene vrienden, vond ik ook myne constantia weder.... Geen bitter gevoel vergif-

[pagina 90]
[p. 90]

tigde deze aandoeningen, neen vriend! zagte traanen rolden langs myn wangen, en ik vond my zelven in den schoot der natuur weder: ik zag in de Godheid weder een' weldoend vader, die, schoon Hy ons somtyds smart doet ondervinden, dezelve door duizenden genoegens verzagt: en de stille uitstorting myner ziel gaf my in dit plegtig oogenblik de kalmte wede.... Dank zy u, myn eerwaardige vriend! die het werktuig waart, om my van den afgrond te redden waaraan ik stond.

Te huis komende, bespeurde myne goede moeder deze plotslingsche verandering, waarvan ik haar de oorzaak zei: zy viel my schreijende om den hals, en riep met blydschap uit: Goede God! ik vind dan myn' zoon weder!.... Vóór dat ik my ter rust begaf, herlas ik uwen brief, en ik vond ieder uitdrukking met het zegel der waarheid bestempeld. Ja ik geniet nog duizend genoegens, die veelen myner medemenschen ontbeeren..... Wanneer 'er dan in myn hart eenig misnoegen ontstaat, zal ik my aan uwen brief herinneren.... en de voorrechten die ik geniet, zullen een tegenwigt myner rampen zyn. Gewis ontvangt gy met blydschap de dankbaare hulde van

 

Uwen Vriend

 

adelson.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken