de verteedering verwekt, die op den stond werd te niet gedaan door de hardheid op haar gelaat, - zijn kind dat hij boven alles ter wereld beminde, was het evenbeeld geworden van Theresia, op end op haar moeder. Die gewaarwording bracht hem den daver in het lijf, - hij stond te beven op de beenen. Wat viel hem nu te wachten? Heel den tijd van hare afwezigheid, was Irmatje nooit uit Jantje's visioen gegaan, - in zijn verbeelding was zij er kind gebleven, - maar dat zijn kind nu, als het evenbeeld van haar moeder, in zijn leven kwam te staan, gaf hem den voorsmaak van 't geen hij zou te verduren krijgen.
Dienzelfden avond nog waren al de gebuurwijven weg uit het huis, - Irmatje hinkte op en af door de keuken en deed naar de letter al hetgeen Theresia er placht te verrichten.
Jantje zag haar gaan en keeren en hield zich gesloten in zijn eenzaamheid, - van zijn dochter kreeg hij geen aanspraak. Op de getijden sloop hij dieveling in de keuken en at er 't geen hem voorgezet werd. Telkens als Irmatje boven bij haar moeder was, kwam hij staan luisteren aan de trap, niet om te vernemen wat ze ondereen zegden, maar enkel om Irmatje haar stem te hooren, - dààr verwaterde hij naar.
Van nu voort voelde Jantje zich als vreemdeling in huis, - de booswicht, die inwendig zijn straf draagt, doch zonder leedwezen, en koppig blijft.
De kwade ingevingen overvielen hem meestal tegen den avond, - dan werd hij gejaagd en ging zich verschuilen waar niemand hem vinden kon. Waar hij zat, kwam hem nu niemand naar binnen roepen, niemand bracht hem eene