Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jessica's eerste gebed (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jessica's eerste gebed
Afbeelding van Jessica's eerste gebedToon afbeelding van titelpagina van Jessica's eerste gebed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.34 MB)

Scans (3.41 MB)

ebook (2.75 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jessica's eerste gebed

(1912)–Hesba Stretton–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 4]
[p. 4]


illustratie

[pagina 5]
[p. 5]

Hoofdstuk I.
Het koffiestalletje en de eigenaar daarvan.

In een beschut en verborgen hoekje van een der vele spoorwegbruggen, die over de straten van Londen gebouwd zijn, kon men eenige jaren geleden, des morgens van vijf uur tot halfnegen, een net ingericht koffiestalletje zien. Het bestond uit een drievoet en eene plank, waarop twee groote tinnen kannen geplaatst waren, waaronder een klein vuurtje van houtskool, om de koffie warm te houden gedurende de vroege morgenuren, wanneer het werkvolk bij menigte naar de stad ging, op weg naar hun dagwerk. Dit koffiestalletje was zeer geliefd, want behalve dat het goed beschut was, hetgeen van groot belang was op regenachtige morgens, stond het in zulk een afgelegen hoekje, dat de klanten, die hun ontbijt in de open lucht gebruikten, ternauwernood werden opgemerkt; bovendien was de eigenaar van het stalletje een bedaard man, die slechts zorgde het gehaaste werkvolk vlug te bedienen, zonder hen met praatjes op te houden. Het was een lange, magere, bejaarde man, met iets eigenaardigs in zijn voorkomen, en iets ernstigs en geheimzinnigs in zijne manieren. Niemand wist wie hij was of waar hij woonde, behalve misschien de

[pagina 6]
[p. 6]

politieagent, die elk half uur het stalletje voorbij ging, en den ernstigen man daar achter gemeenzaam toeknikte. Weinigen gaven zich de moeite onderzoek naar hem te doen, en die het deden, konden alleen te weten komen, dat hij de gereedschappen voor zijn stalletje in een naburig koffiehuis bewaarde, waar hij elken morgen om halfnegen zijn drievoet, plank en aardewerk heenkruide; daarna sloop hij gewoonlijk met zachten tred en geheimzinnige houding als een vluchteling weg, terwijl hij menigen blik achterwaarts en om zich heen sloeg, alsof hij vreesde nagegaan te zullen worden, totdat hij ten slotte verdween onder de menigte op straat. Niemand had ooit de volhardende nieuwsgierigheid gehad, hem geheel op zijn weg naar huis te volgen, of uit te vinden hoe hij verder aan den kost kwam, maar gewoonlijk was zijn stalletje door klanten omringd, die hij met stillen ernst bediende, en die hem gaarne het gevraagde betaalden voor de verkwikkende koffie, die hij hun schonk.

Zoo had gedurende vele jaren reeds een menigte werkvolk 's morgens bij het koffiestalletje onder de spoorwegbrug stil gestaan, toen op zekeren morgen, terwijl het een oogenblik minder druk was, de eigenaar plotseling een paar zeer heldere, groote oogen gewaar werd, die op hem en de boterhammen op zijne tafel gericht waren met een blik, zoo begeerig als van eene muis, die door honger in eene val gelokt is. Een lang en mager gezicht behoorde bij die oogen; het was half bedekt door loshangend haar, dat over het voorhoofd en den hals nederviel en de eenige bedekking was voor hoofd en nek; want eene gescheurde jurk, ternauwernood vastgehouden door een paar versleten

[pagina 7]
[p. 7]
banden, hing over de bibberende schouders van het meisje neer. Terwijl de oude man zich bukte naar eene mand achter zijn stalletje, kreeg hij twee bloote voetjes in het oog, die ineengekrompen waren door de vochtige

illustratie

koude van de straat; het kind beurde dan ook het eene na het andere op en legde ze over elkander om zich een oogenblikkelijk gevoel van warmte te verschaffen. Wie het armoedige kind ook mocht zijn, zij sprak niet; alleen, bij elk dampend kopje koffie, dat hij uit zijne kan schonk, vlamden hare donkere oogen begeerig op, en hij kon haar met de dunne lippen hooren smakken, als proefde zij in hare verbeelding de warme, geurige koffie.

‘Kom nu!’ zeide hij eindelijk, toen er nog slechts één jongen stond die langzaam zijn ontbijt gebruikte, en hij boog over zijn stalletje heen om op zachten toon te kunnen spreken, ‘waarom stap je niet op, kleine meid? Kom, kom, je staat mij hier al lang genoeg, begrijp je?’

‘Ik wilde juist ook al gaan, mijnheer,’ antwoordde

[pagina 8]
[p. 8]

zij, de magere schouders ophalende om haar jurk hooger aan den hals te trekken; ‘maar het regent buiten zoo, en moeder is den geheelen nacht weg geweest en heeft den sleutel meegenomen; en het is zoo heerlijk de koffie te ruiken, en de politieagent heeft mij niet verjaagd sedert ik hier sta. Hij denkt, dat ik een klant ben, die zijn ontbijt gebruikt.’ En het kind lachte spottend bij de gedachte aan zichzelf en den politieagent.

‘Je hebt zeker nog geen ontbijt gehad,’ zeide de eigenaar van het koffiestalletje op denzelfden zachten, vertrouwelijken toon, over zijn stalletje leunende, zoodat zijn gezicht bijna de magere, scherpe trekken van het kind aanraakte.

‘Neen,’ antwoordde zij koeltjes, ‘en ik zal erg hongerig zijn, tegen dat ik mijn middagmaal krijg, dat is zeker. U hebt niet vaak ergen honger, wel, mijnheer! Ik heb er nog geen pijn van in mijn ingewanden, maar tegen dat ik eten krijg zal het erg genoeg zijn, dat verzeker ik u. Ja, heel erg!’

Zij wendde zich om met een veelbeteekenend hoofdknikken, als wilde zij zeggen dat zij ervaringen in het leven had opgedaan, die hem geheel vreemd waren; maar vóór zij een half dozijn stappen gedaan had, hoorde zij de zachte stem, nu wat harder, haar roepen, en in een oogenblik was zij weêr bij het stalletje terug.

‘Kruip hier maar in,’ zeide de eigenaar met een voorzichtig gefluister, ‘hier is wat overgebleven koffie en een paar korstjes brood. Hier, maar je moogt nooit weer komen, hoor! Ik geef nooit aan bedelaars, en als je gebedeld hadt, zou ik de politie geroepen

[pagina 9]
[p. 9]

hebben. Daar, houd je voeten bij het vuur. Nu, hoe bevalt je dat?’

Het kind zag op met een gelaat waarop de grootste voldoening te lezen stond. Zij zat op een ledige mand, met hare voeten dicht bij de pan met houtskool, en een kopje dampende koffie op haren schoot; maar haar mond was te vol om te antwoorden, behalve met een diepen hoofdknik, die onbegrensd genot uitdrukte. De man was een poos bezig met het inpakken van zijn aardewerk, maar nu en dan hield hij op om naar haar te zien, en zijn hoofd ernstig te schudden.

‘Hoe heet je?’ vroeg hij eindelijk. ‘Maar het doet er ook niet toe! Het gaat mij niet aan, hoe je heet. Wat kan mij je naam schelen!’

‘Ik heet Jessica,’ zeide het meisje, ‘maar moeder en iedereen noemt mij Jes. Het zou u wel vervelen Jes te heeten, als u in mijne plaats waart. Het is Jes hier en Jes daar, en iedereen laat mij boodschappen doen, en zij vinden er niets in mij te slaan, te schoppen en te knijpen. Kijk hier!

Of hare armen zwart en blauw waren van de koude of door mishandeling, kon hij niet zeggen, maar hij schudde weêr ernstig met het hoofd, en het kind voelde zich aangemoedigd om voort te gaan.

‘Ik wou dat ik hier altijd kon blijven, juist zooals ik nu ben!’ riep zij. ‘Maar ik weet, dat u nu weggaat, en ik mag nooit weêr komen, of u stuurt de politie op mij af!’

‘Ja,’ zeide de eigenaar van het koffiestalletje zeer zacht, en rondziende, of er ook andere havelooze kinderen in de buurt waren, ‘als je belooft, in een

[pagina 10]
[p. 10]

heele week niet weêr te komen en het aan niemand te zeggen, mag je nog eens komen. Ik zal je nog eens tracteeren. Maar nu moet je heengaan.’

‘Ik ben al haast weg, mijnheer,’ zeide zij haastig; ‘maar als u soms een boodschap hebt, die ik doen kan, zou ik die heel goed doen. Laat mij iets voor u dragen.’

‘Neen, neen,’ riep de man, ‘ga nu heen als een goed meisje, en pas op! Laat ik je een geheele week niet weer zien.’

‘Goed!’ antwoordde Jes, het op een loopen zettende over de beregende straat, als om hare gereede toestemming in den koop te toonen; terwijl de eigenaar van het stalletje, met menigen voorzichtigen blik om zich heen, zijne waar naar het naburige koffiehuis bracht, en gedurende het overige van den dag niet meer in de nabijheid van de spoorwegbrug werd gezien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken