Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Jessica's eerste gebed (1912)

Informatie terzijde

Titelpagina van Jessica's eerste gebed
Afbeelding van Jessica's eerste gebedToon afbeelding van titelpagina van Jessica's eerste gebed

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.34 MB)

Scans (3.41 MB)

ebook (2.75 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

J.H. Isings jr.



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Jessica's eerste gebed

(1912)–Hesba Stretton–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina t.o. 37]
[p. t.o. 37]


illustratie

[pagina 37]
[p. 37]

Hoofdstuk VIII.
Een onverwachte bezoeker.

Toen Jessica de straat bereikt had, waar hare armelijke woning gelegen was, bemerkte zij een buitengewone levendigheid onder de bewoners, waarvan eene groep zich verzameld had om een langen heer, dien zij dadelijk als den dominee herkende. Zij baande zich een weg door hun midden, en het gelaat van den dominee verhelderde, toen zij zich aan hem vertoonde. Hij volgde haar door den langen ingang, over de morsige plaats, door den stal, waar de ezels juist niet waren, de krakende sporten van de ladder op naar den ellendigen hooizolder, waar de dakpannen stukgewaaid, en de gebroken glasruiten met vodden en papier gestopt waren. Dicht bij de oude, geroeste kachel, die tot verwarming diende als er vuur was, lag een korte plank over een paar steenen, en hierop ging de dominee zitten, terwijl Jessica op den grond voor hem zat.

‘Jessica,’ zeide hij op treurigen toon, ‘woon je hier?’

‘Ja,’ antwoordde zij, ‘maar wij hadden een mooiere kamer dan deze, toen ik eene fee was, en moeder in de komedie speelde, en wij zullen het beter hebben, als ik groot ben, ten minste, als ik mooi genoeg ben, om evenals zij te spelen.’

‘Mijn kind,’ zeide hij, ‘ik ben gekomen om je moeder te vragen, je school te laten gaan in eene

[pagina 38]
[p. 38]

prettige plaats, buiten op het land. Zou zij je laten gaan?’

‘Neen,’ antwoordde Jessica, ‘moeder zegt, dat zij mij nooit wil laten leeren lezen of naar de kerk gaan; zij zegt, dat ik dan nergens meer toe zou deugen. Maar zij weet niets van uwe kerk, want het is zoo ver weg, en zij heeft mij nog niet betrapt. Zij is 's Zondags altijd erg dronken.’

Het kind sprak op eenvoudigen toon, alsof alles, wat zij zeide, zoo vanzelf sprak; maar de dominee huiverde, en keek door de gebroken ruit naar de kleine, donkere wolk, die voorbij dreef.

‘O, wat kan ik daar aan doen,’ zuchtte hij, meer tot zich zelf sprekende.

‘Niets, mijnheer,’ zeide Jessica, ‘laat mij u maar alleen 's Zondags komen hooren, en vertel mij van God. Als u mij mooie kleeren gaaft, zooals die van uwe meisjes, zou moeder ze maar voor jenever verpanden. U kunt niets voor mij doen.’

‘Waar is je moeder?’ vroeg hij.

‘Uit, naar een prettig feestje,’ zeide Jessica, ‘en zij zal in een paar dagen niet thuis komen. Maar zij zal toch niet naar u luisteren. Er is al eens een stadszendeling hier geweest, maar zij heeft hem de trap afgegooid, zoodat hij bijna dood was. Ze plachten moeder de helleveeg te noemen in de komedie, en niemand durfde haar iets in den weg te leggen.’

De dominee zweeg eenige oogenblikken, in pijnlijke gedachten verzonken, want zijn blik werd duister als hij de ellendige kamer rondzag, en zijn gelaat droeg eene uitdrukking van droefgeestigheid en teleurstelling. Eindelijk sprak hij weêr.

[pagina 39]
[p. 39]

‘Wie is mijnheer Daniël, Jessica?’ vroeg hij.

‘O,’ zeide zij gevat, ‘hij is maar een vriend van mij, die mij slokjes koffie geeft. U kent toch niet alle menschen in Londen, mijnheer!’

‘Neen,’ antwoordde hij glimlachend, ‘maar houdt hij een koffiestalletje?’

Jessica knikte met het hoofd, daar zij dit minder gevaarlijk achtte dan spreken.

‘Wat kost een kopje koffie?’ vroeg de dominee.

‘Een heel kopje kost een stuiver,’ antwoordde zij snel, ‘maar men kan ook een half kopje krijgen, en er zijn kadetjes van een stuiver en van een halven stuiver.’

‘Goede koffie en kadetjes?’ vroeg hij weder met een glimlach.

‘Puik!’ hernam Jessica met de lippen smakkende.

‘Wel,’ vervolgde de dominee, ‘zeg dan aan je vriend, dat hij je elken morgen een heel kopje koffie en een stuiversbroodje geeft, en dat ik het hem betalen zal, zoo dikwijls hij bij mij om het geld wil komen.’

Jessica's gelaat straalde van vreugde, maar een oogenblik later werd het weder bewolkt, toen zij aan Daniëls geheim dacht, en hare lippen beefden, toen zij het teleurgestelde antwoord gaf.

‘Mijnheer,’ zeide zij, ‘ik ben zeker, dat hij niet zal kunnen komen; o neen! hij zal het niet kunnen doen. Het is zoo ver, en mijnheer Daniël heeft overvloed van klanten. Neen, hij zou nooit om het geld bij u komen.’

‘Jessica,’ antwoordde hij, ‘ik zal je zeggen, wat ik doen wil. Ik zal je elken Zondag twaalf stuivers toevertrouwen, als je mij beloven wilt, die aan je vriend

[pagina 40]
[p. 40]

te geven, den eersten keer, dat je hem ziet. Ik zal het zeker te weten komen, als je mij bedriegt.’

En de scherpe, doordringende oogen van den dominee staarden in die van Jessica, en wederom kwam de teedere, medelijdende glimlach op zijn gelaat.

‘Ik kan anders niets voor je doen?’ zeide hij op vragenden, treurigen toon.

‘Neen, dominee,’ antwoordde Jessica, ‘vertel mij maar alleen van God.’

‘Ik zal je nu één ding van Hem vertellen,’ antwoordde hij. ‘Als ik je in mijn huis nam, om bij mijne kleine meisjes te wonen, zou je gewasschen en nieuw gekleed moeten worden, om je daar geschikt voor te maken. God wilde ons bij Hem in den hemel doen wonen, maar wij waren zoo zondig, dat wij er nooit geschikt toe zouden zijn. Daarom zond Hij zijn eigen Zoon, om onder ons te wonen en voor ons te sterven, om onze zonden af te wasschen en ons nieuwe kleederen te geven, om ons geschikt te maken in Gods huis te wonen. Wanneer je God om iets vraagt, moet je zeggen: “Om Jezus Christus' wil.” Jezus Christus is de Zoon van God.’

Na deze woorden ging de dominee voorzichtig de trap af, gevolgd door Jessica op hare bloote, vlugge voeten, en zij geleidde hem den naasten weg naar een van de groote straten der stad, waar hij afscheid van haar nam, zeggende: ‘God zegene u, mijn kind!’ op een toon, die Jessica's hart diep trof. Hij had haar zes stuivers gegeven, om haar ontbijt voor de drie volgende morgens te betalen, en met een gevoel, alsof zij zeer rijk was, keerde zij naar hare ellendige woning terug.

[pagina 41]
[p. 41]

Den volgenden morgen vertoonde Jessica zich fier als een klant aan Daniëls stalletje, en betaalde hare zes stuivers vooruit. Hij was een weinig ongerust over haar verhaal, uit vrees, dat de dominee onderzoek naar hem zou doen; maar hij kon het kind niet weigeren dagelijks haar heerlijk ontbijt te komen halen. Als hij ontdekt werd, wilde hij liever beloven zijn koffiestalletje op te geven, dan de voorname menschen van zijne kerk te ergeren, maar nu dit nog niet het geval was zou het eene dwaasheid zijn, de bron te stuiten, die hem elke week zooveel geld opbracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken