Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder
Afbeelding van Parnas, of de zang-godinnen van een schilderToon afbeelding van titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

(1724)–Willem van Swaanenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 117]
[p. 117]

Zegen-zang, Opgeheft ter eere van den hoog Welgebooren Heer, Mynheer Adriaan Willem, Baron van Keppel, by het intreden van het Jaar 1717.

 
De staat des Lands gestuurt op 't Haagsche Capitool,
 
Naar 't overwys compas der Vaderlyke grooten
 
Van 't zevental, staat vast, dog was ligt los te stooten,
 
Zo Mars den teugel brak, en draaide van zyn Pool.
 
Schoon Janus Tempeldeur, door vreê gesloten zit,
 
En dat de Donderaar, vermoeit, legt vastgeklonken,
 
Nog was die taaije rust, haast weêr ontdooft, aan 't vonken,
 
Indien men slegts den Wal ontdeê van Oorlogs-pit.
 
Daar Pallas steets de Zaal, en Mars den Muur bewaakt,
 
Daar moet een Argus zelfs zyn hondert oogen derven,
 
Voorzigtigheit, die kan een Hydra zelfs doen sterven,
 
Als slegts Alcides deugt het brave stuk aanvaart.
 
Het kroost van Bato, slaapt op 't schilt van Mavors moet,
 
In d'ysre vuist gevat der dappere Oorlogs-harten:
 
Men zeg ook, wat men wil, ons Land kan Helden tarten,
 
Dewyl het niet als Staats-, en Oorlogs-wond'ren voet.
[pagina 118]
[p. 118]
 
Van dit getal, myn Heer, gy een der eerste zyt,
 
Die, uit een sieren stam ontvonkt, Belloon durft trotssen,
 
Wanneer haar zwang're schoot zig splyt, als Ethna's Rotssen,
 
In vuur, en vlam, het geen de Landman vaak beschreit.
 
Dan springt uw drift te paard, als 't vyand'lyk Arduin
 
Haar blixemsteenen braakt uit woedende Cartouwen,
 
Een Oorlogs-reus, die roem beoogt, kan niets benouwen,
 
Als hy slegts standers poot op het geborste puin.
 
De veege dood, die schrikt voor Keppels wakker staal,
 
En durft geen tweegevegt, met zulk een Man verkiezen:
 
Want schoon hy won, hy zou het meest daar by verliezen,
 
Wyl men hem Benden slagt, en zend voor zegenpraal.
 
De helsche Veerman pruilt, wyl hy zyn Boot verstelt,
 
Die lek, onbruikbaar is, van al het Zielen-voeren:
 
Wie kan dien grysaart dog, met reên den baart toesnoeren,
 
Wanneer hy van zyn ramp, u als een oorzaak melt?
 
Vrouw Venus strookt haar boel, op 't dart'le ledikant,
 
De tyt is walgens zat van pluizen, en van vegten,
 
Men kan met mond en wang dat vuur vry ligter slegten,
 
Als daar men voor de vest een bui van hagel plant.
 
Hier wind hy 't minst', die steets de meeste stormen waagt;
 
Dit bloed-krakeel heeft keur van zagter Oorlogs-wetten,
 
't Verliezen is de prys, van die 't op worst'len zetten,
 
Al was 't van 's avonds vroeg, tot dat de morgen daagt.
 
Dog ik val van myn streek, tot op een laagen wal,
 
Dies wend ik 't hooger op, en zie het Noord te peilen
 
Van uw verdienst', die ik wel wou, kon 't zyn, bezeilen;
 
Maar 't is vergeefs, want stroom en tegenwind staan pal.
[pagina 119]
[p. 119]
 
Vergeef, ô Zoon van Mars! myn laagen Helden-toon;
 
Ik had wat hoogs in 't zin, dog steilte doet my zinken,
 
Die 't verst' beklimt, moet vaak een volle Zee uitdrinken,
 
Of geeven rekenschap aan Rhadamanth zyn troon.
 
Het ga my, zo het wil, ik heb wat groots bestaan,
 
En kom ik schoon te kort, uw wysheit mag my straffen,
 
Ik ly met lust, en zal 'er nimmer tegen blaffen;
 
Want 't is my lofs genoeg, om uw ten grond te gaan.
 
Jupyn, die 't al herstelt, het geen zyn hand ooit brak,
 
Die voer uw kruin met moed, langs vrolyke eere wegen,
 
Tot dat gy moê van heil, met rust in 't Graf gezegen,
 
Uw Star geplaatst moogt zien aan 't blaauwe Hemel-dak.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken