Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder
Afbeelding van Parnas, of de zang-godinnen van een schilderToon afbeelding van titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

(1724)–Willem van Swaanenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Mei-zang, Op den 18ste Verjaardag van de Kunst- en Bloem-schilderesse Agatha vander Myn.

 
So als ik eerst ontwaak, in 't vroege Morgen-goud,
 
Myn Bokken dryven ging naar 't lomm'rig eiken Wout;
 
Zag ik de Bloem-godes, verlieft ter neêr gezegen,
 
Nog nat aan hals en wang, van aangenaame regen;
 
Om dat de Weste wind, die aârs haar koontjes kust,
 
Nu was op 't wazig blos van zoeter mond belust.
[pagina 120]
[p. 120]
 
Zy als een Bei, die 't zoet uit bloeissem zuigt, en geuren;
 
Riep, wylzy aâmtogt kreeg, zo 't scheen, door droevig treuren,
 
Verzwagert zig Apol, met eeuwig kristallyn,
 
Wanner hy 't vogt omhelst met lipjes van Robyn,
 
En drukt zyn heete tong in koele waterstroomen,
 
Alleen op dat myn Man een schoon 'er zou bekomen;
 
Zo staat de snoeplust van dien God, my veel te dier;
 
Want Flora zit, helaas! ontbloot van haar Zephier.
 
Myn hart had deel, 'k beken 't, in 't plengen van haar klagten,
 
En dagt, mogt ik myn vlam, in haar gelonk verzagten,
 
Zy traande nooit om my, nog myn ontrouwigheit:
 
Want Harders min is steets van alle gal bevreit;
 
Maar neen: als beter komt, moet altoos minder wyken.
 
Diaan, verbleekt van schaamt', zo dra Auroor komt pryken,
 
En buigt haar witte Maan voor 't hulzel van die Maagt;
 
Die oorzaak is, en blyft, dat Faebus 's morgens daagt.
 
Wat zag ik Vorst Zephier, vernoegt te lekkertanden,
 
Wanneer ik voortgestapt, hem leppen zag de randen
 
Van flonkerent Agaat, prop vol van Ambrozyn,
 
Gedouwt uit ziel en oog van 't Nimphje Vander Myn.
 
'k Verwonder my niet meêr van zyn genegenheden:
 
Had ik een lyf of tien, ik zou ze aan haar besteeden,
 
En was vernoegt, zo zy slegts deelde in myne smart:
 
Agaat is wonder schoon, maar valt vaak hard van hart.
 
De adem van Zephier kan best haar zinnen streelen,
 
Wanneer hy op zyn knie een Mei-lied leit te kweelen,
 
En dryft zyn zagte lugt tot in haar boezem in;
 
De wind, de Weste wind, heeft streekjes van de Min.
[pagina 121]
[p. 121]
 
ô Zoete Toveres, Godin der Schilder-bloemen,
 
Sprak hy, ik moet uw kunst, ver boven Flora's roemen,
 
'k Verlaat myn eigen Vrouw, en geef aan u myn hart;
 
Een hart, helaas! te diep in uw penseel verwart.
 
Zo 't heeden Flora gaat, zal 't morgen my gebeuren;
 
De bloem, die 's morgens lagt, slaat 's avonds meest te treuren;
 
Schoot zy hem weder toe: ô neen! dat kan niet zyn,
 
Riep 't Prinsje van de lugt: uw bloemtje is al te rein:
 
Gy maalt met Goden-bloet, Granaten en hun kleuren;
 
Uw verwen zyn Saffier, die Lely-bossen beuren;
 
De Violet, en Myrt, die stuuren uwe hand;
 
Wat zeg ik meêr? Zephier is door u overmant.
 
Hy hoort zig niet, gy zyt Meestresse van zyn zinnen;
 
Ik zal, zo lang ik leef, myn Vander Myntje minnen:
 
Myn geest zal by u zyn, alwaar gy plantjes teelt,
 
En als gy Roosjes drukt, myn ziel uw Roosje steelt;
 
Ook dan, wanneer de tyt uw leeven wil verheeren,
 
Dan zal men als een Star, door my, u boven eeren.
 
Reeds vlegt het Hemeldom, voor u, olyve-groen;
 
Maar zagt, myn zoete Maagt, gy hebt zulks niet van doen,
 
Apol bekranst zyn Pruik met frissche Lauwer-bladen,
 
Wanneer hy digten mag van uwe Schilder-daden:
 
Dan juigt het Goden-Choor, en gilt eeuw in, eeuw uit;
 
Lang leef Zephier, met Agatha zyn eêlste Bruid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken