Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Parnas, of de zang-godinnen van een schilder (1724)

Informatie terzijde

Titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder
Afbeelding van Parnas, of de zang-godinnen van een schilderToon afbeelding van titelpagina van Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.10 MB)

XML (0.46 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Parnas, of de zang-godinnen van een schilder

(1724)–Willem van Swaanenburg–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Myn violier.

 
Raakt om uw zoet gezigt myn kiel aan 't ondergaan,
 
Zo laat, ô waarde Ziel! om mynen druk één traan;
 
Op dat ik op die drop mag eeuwig blyven zweeven.
 
Kunt gy in 't leeven my, het geen ik wensch, niet geeven,
 
Om dat de Hemel, nors, op myne min gestoort,
 
Niet dulden wil, dat ik u geef, 't geen u behoort.
[pagina 206]
[p. 206]
 
Ontneem myn asse niet, uw lieff'lyk mededoogen;
 
Besproei met ééne zugt myn oogen, die nooit droogen:
 
Denk zomtyts eens, hy storf, op dat ik leeven zou,
 
En bleef, schoon 't anders kon geschiên, my altoos trouw.
 
Hy zogt geen loon voor min, geen kus om 't vuur te bluszen.
 
Het water van zyn oog kon best die vlammen zufzen;
 
Als hy verhit naar my, maar om myn deugden dagt,
 
Zo was zyn brandend hart voor myn altaar geslagt.
 
Hoe dik wils wiert hy root? nu bleek, dan zonder spreeken?
 
Hoe dikwils moest de tong op beî zyn lippen breeken!
 
Eêr hy my zei, ik min; eêr hy my aan dorst zien.
 
Hy kwam my naâuw één lach, één wenk, één lonk aanbiên,
 
Maar kropte al zyne rouw, om my, gestaâg naar binnen:
 
't Was deugt, 't was waare trouw, 't was pit van 't regte minnen.
 
Ach! had hy niet te teêr, te vroom, te stil gelieft,
 
Hy was in 't leeven nog, en ligt geharte dieft.
 
Nu is hy weg, om hoog vervloogen uit ons zinnen.
 
Narciss', ei min my! kunt gy naar uw dood nog minnen?
 
Houd slegts dat zelve hart, tot dat ik by u kom.
 
Ik waar, nu dat gy weg zyt, stadig met u om;
 
Ik hoop u haast te zien, en al dat zoet te geeven,
 
Waarom gy, ach! eêr ik het dagt, te snel kwaamt sneeven.
 
O Hemel! is de min van u, om hoog gebout?
 
Waarom my dan, aan 't geen ik min, niet straks getrouwt?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken