Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1
Afbeelding van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.88 MB)

Scans (108.93 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

(1980)–Jan Swammerdam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina XLV]
[p. XLV]

Ad Lectorem Veritatis Studiosum Necessaria Praefatio.

Priusquam, Lector curiose! observationes Tibi meas recensere instituam; id equidem humanissime Te rogatum velim, ne vitio mihi vertas, quod toto hocce in Opere propriis duntaxat meis Experimentis, ceu inconcusso fundamento, nitar; atque ex his conclusiones certas, firma theoremata, & ordine digestas Classes deducam. Quousque enim nec Natura ipsa quidquam exhibet, hisce quod thesibus adversatur; neque & alii experimenta contrariantia nostris opponere norunt; satis superque profecto de eorum, quae tradimus, veritate securis esse licet: modo haud extra limites dictorum observatorum evagemur; neque eadem ultra, quam par est, extendentes aliis nondum compertis adplicemus, Alioqui etenim, cum inexhausta prorsus sit Natura, veritas quam facillime haud parvo exponitur discrimini; nostraque ipsorum culpa contingit, ut, quae per ipsam rerum indolem sese luculente manifestant, obscura nobis, imo impenetrabilia evadant. Ejusmodi sane errorem commissurus esset, qui, dum innumera recensuit animantia, quae seorsim singula vel mares vel foemellas esse novisset, inde colligeret, utrumque sexum uno & eodem in animali nunquam reperiri. Id, quod interim in Limacibus clare patet, qui, utriusque sexus participes, & impraegnando & concipiendo apti sunt; ea tamen ratione, ut solus quidam utrique negotio non sufficiat, sed mutua binorum requiratur opera: prout ante annos haud paucos multis coram demonstravi. Quum igitur omnia nostra Experimenta hactenus inter se conspirent; est sanè, (nisi in ipsa rerum natura quidquam detexerimus, quod nostrae seriem doctrinae perturbet) cur tanto minus aestimemus aliorum objectiones, qui talia nunquam observarunt, neque forte capiundis ejusmodi Experimentis pares sunt. Quod si tamen contingat, ut posthaec nonnulla animadvertam, quae vel addenda sunt, vel statos limites excedunt, vel & hisce nostris Observationibus repugnant; ea equidem, ut ut vel penitus systema nostrum evertant, modo illustrandae inserviant veritati, candide me indicaturum promitto; rogans praeterea hunc in finem, ut, quicunque mecum seduli Veritatis Indagatores in hac sola gloriari gestiunt, suis me adminiculis atque favore dignentur.

Porro cum celebriores Veterum Authorum duplicem nobis proposuerint mutationis Insectorum modum, priorem Nympham, alterum vero Chrysallidem adpellatum; Nymphamque dixerint talem Vermiculi mutationem, quae propriam inde emersuri Animalculi formam continet; Chrysallidem contra illam Vermiculi aut Erucae mutationem, quae nullam penitus futuri Animalculi partem ex hibet: est tamen, cur moneamus Lectorem cu-

Aan den Waarheid Bëyverende Leeser Noodig Beright.

Eer wy, naukeurige Leeser, om van onse ondervindingen te spreeken, sullen voortgaan; soo, versoeken wy beleefdelijk, dat ons niet qualijk mag afgenoomen werden, indienwe over al in 't volgende werk, op onse eygene ervarentheeden, als op een onwrikbaare gront, sullen steunen; ende daar seekere besluyten, vaste stellingen ende geregelde Orderen, uyt maaken. Want soo lang wy niet tegens deese stellingen strijdende in de natuur ondervinden; nogte dat ons van andere, door tegenstrijdige bevindingen, iet tegens deselve kan aangeweesen werden; soo sijn wy genoegsaam van de waarheid der dingen, die wy voorstellen, verseekert: behoudens datwe buyten de genoemde ondervindingen niet en treeden; nogte deselve te ver rekkende, tot andere, die wy nog niet ondervonden hebben, toe en passen. Want anders, daar de natuur geheel onuytputtelijk is, geraakt de waarheid ligtelijk in groot gevaar; ende wy selven sijn oorsaak, dat de saaken, dewelke klaar in den aard der dingen vertoont werden, voor ons duyster, jaa onoplosselijk worden. Diergelijk een misslag sou ymant begaan, dewelke, uyt een optelling van een oneyndig getal dieren, die hy of mannelijk ofte vrouwelijk te sijn bevond, besluyten fou; daar nimmer mannelijke ende vrouwelijke kunne, in een dier te saamen, gevonden soude werden. En egter blijkt dit in de Slakken, dewelke, tweederhande natuuren deelagtig sijnde, te gelijk bequaam om te teelen, ende te ontfangen (dan niet in haar eygen selven) bevonden werden: gelijk wy dat al over veele jaaren aan verscheide getoont hebben. Naademaal dan alle onse ondervindingen tot nog toe overeenkomen; soo is 't, kunnen wy, in den aard der saaken selfs, niet vinden, dat ons in onse Orderen van stellen tegens is: datwe veel minder van andere, die sulx niet en hebben ondervonden, nogte mogelijk daar toe bequaam sijn, eenige tegenspreekinge daar in souden kunnen goetvinden. Beloovende nogtans, dat soo wy naaderhand, yet by, buyten, ofte ook tegens onse aanmerkingen, sullen ondervinden, datwe het selve, hoe wel 't ook was tot omverwerpinge onser stellingen, soo het maar tot een roem van de waarheid mogte strekken, openhartig sullen meede deelen: versoekende ook hier toe de hulp ende gunst van andere, de welke iverig om de waarheid naa te speuren, daar in neffens ons, haar eenigen roem stellen.

Verders naademaal wy tweederhande soorten van veranderingen by de vermaarde ende oude Schrijvers voorgestelt vinden. Waar van sy de eerste Nympha, ende de tweede Chrysalis ofte Aurelia genoemt hebben. Sijnde naa haar oordeel de Nympha soodanig een verandering van een Wurm, dewelke draagt de eyge gedaante van het toekoomende gedierte: ende de Chrysalis daar en teegen een verandering van een Wurm ofte Rups, die gans geen

[pagina XLVI]
[p. XLVI]

riosum, binas hasce mutationum species a nobis minime admislum iri; siquidem in Chrysallide aeque ac in Nympha partes singulas futuri Ani malculi clare & distincte internoscere, aliisque etiam ad oculum demonstrare possim. Quod vero in Chrysallide partes non adeo nudae ilico adpareant extus adspicienti, quam quidem in Nympha; & quod praeterea Chrysallis quandoque aurei sit co ]oris, in Nympha hactenus nunquam a me observati; id sane tanti non est momenti, ut aliter ideo sentiendum esse credam.

 

Quodsi Lectori heic in limine minus innotescat, qnidnam proprie per Nympham aut Chrysallidem intellectum velim; inspiciat saltem figuras Operi nostro insertas, sub numero V Tabulae XVI Nympham Formicae, & sub eodem numero V Tabulae XXXIII Chrysallidem Papilionis nocturni, delineatas reperturus. Eundem vero ordinem, clarioris doctrinae gratia, in Tabul. I, XII & XXXVIII, sequimur; ubi alias adhuc Nympharum exhibemus species, suo tempore describendas, & in universali nostra mutationum comparatione, operi huic subjungenda, videndas. Vale!

deelen van het toekomende Dierken en vertoont. Soo is 't egter; dat de weet-gierige Leeser sal gelieven te weeten, naademaal wy so in de Nympha als in de Chrysalis, dewelke beyde onder de naam van een Popken, Paapken, Draakxken, ofte Tonneken, in onse taale bekent sijn; alle de deelen van het toekomende dierken klaar ende onderscheidentlijk kunnen bekennen, ende het ook aan andere vertoonen: datwe tussen deese twee soorten van varanderingen gantsch geen onderscheit sullen maaken: en dat niet tegenstaande de leeden in een Chrysalis, de selve uyterlijk aansiende, wat duysterder te onderkennen sijn, als in een Nympha; ende dat daar beneevens de Chrysalis ook somtijts goutverwig is, 't geen wy in een Nympha tot nog toe niet gemerkt hebben.

Dan, soo de Leeser hier in het begin niet en kon begrijpen, wat wy eygentlijk door een Popken ofte Gulde-popken verstaan; soo sal hy gelieven onse afbeeldingen in te sien, alwaar wy aan het getal van V in de XVI Tafel, een Popken van een Mier; ende by het selfde getal van V in de XXXIII Tafel, een Gulde-Popken van een Nagt-Capelleken of Uylken afbeelden. Welke order om klaarder te weesen, wy meede onderhouden in de I, XII en de XXXVIII Tafelen, daarwe nog andere soorten van Popkens, de welke wy op sijn tijd beschrijven sullen, voorstellen: ende die in onse algemeene vergelijking der veranderingen, agter ons werk gedrukt, gesien kunnen werden.

 

Vaar wel.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Bybel der natuure of historie der insecten (2 delen)