Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1
Afbeelding van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.88 MB)

Scans (108.93 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

(1980)–Jan Swammerdam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 108]
[p. 108]

Caput II.
De Labiis, Ore, Dentibus, Lingua, Palato, Gula, & Musculis quibusdam.

Ga naar margenoot+INter bina inferiora cornicula cernuntur Labia Ga naar margenoot+exteriora c, quae dum Cochlea diducit, intermedia cutis parvis veluti denticulis, prominentibus, serrata observatur. Attamen id melius conspici nunquam potest, quam quando Cochlea comedit; aut ubi Os, Palatum atque Ga naar margenoot+Fauces, una cum cute exteriore, e corpore exemta Ga naar margenoot+dissecantur. Tum enim a. retro istam cutem Ga naar margenoot+mox apparent Dentes b, qui in Cochlea cocta, Ga naar margenoot+ob cutis & laborium contractionem, conspicui Ga naar margenoot+quoque redduntur r. Hi Dentes omnes cornea Ga naar margenoot+quadam concretione a, in unum coaluere: ipsi enim Dentes de materie cornea fabrefacti, atque spadicei coloris sunt. Unde quia Dentes hi omnes inter se mutuo concreti sunt, haud quoque nisi pro Dente uno haberi debent. Numerus eorum plerumque est octonarius Ga naar margenoot+b; aliique aliis paulo sunt grandiores & magis prominuli: prout microscopii ope patescit. Ga naar margenoot+Particula isthaec in circuli formam sinuata est c, convexa ejus facie introrsum, sursum nimirum versus cutem, cui firmiter accrevit, spectante; lunata autem ejus parte dentata, qua morsum exercet, extrorsum directa. In medio superficiei convexae hujus Dentis parvus datur Sulcus, cui musculorum ipsum moventium nonnulli infixi sunt. Ga naar margenoot+Dens deinceps, sensim magis membranosus Ga naar margenoot+evadens, sese latioris instar pyramidis, aut acus c, expandit, sicque magnam constituit partem Palati, quod ab utroque latere hujusce expansionis minutis punctis, rubescentibus, & hinc inde duriusculas quasdam de cornea materie particulas monstrantibus, concinne variegarum est; acque defendendo inservit oris interiori parti, quo minus haec saucietur, siquando Cochlea quidquam nimis durum, aut asperum, forte ingesserit. Particula tamen isthaec videri non potest, nisi oris interioribus prius diffectis, omnibusque ejus partibus seorsim evolutis. Tum vero temporis posterius, superius, in Palato duo minuta, Ga naar margenoot+angusta, conspiciuntur Foraminula d, per quae Saliva e suis ductibus in os desertur.

In inferiore oris parte, sive ibi loci, ubi in nobis maxilla inferior sita est, anterius binae carneae Ga naar margenoot+cernuntur particulae e, quas Labia interna vocare licet; siquidem haud parvam praestent

Het II, Hooftstuk.
Van de Lippen, Mont, Tanden, Tongh, het Verhemelte, de Keel, en eenige Spieren.

TUsschen de twee onderste hoornkens siet men Ga naar margenoot+de uytwendige Lippen c., dewelke als de Slak openspalkt, soo vertoont sigh de huyt tusschen beyde heel karteligh, als met kleene uytsteekende tantkens: dan dit is niet beter te sien, dan als hy eet, of dat de mont, het verhemelte ende de keel, met de uyterlyke huyt uyt het lichaam genomen, ende opgesneeden Ga naar margenoot+wort a. Aghter deese huyt siet men voorts de Ga naar margenoot+Tanden b die in een gekookte Slak, door het opkrimpen van de buyt en lippen sigtbaar worden. Dese tanden syn alle aan een verbonden, door Ga naar margenoot+een hoornbeenige 't samengroeying a; want de Tanden selfs die syn ook hoornbeen en kastanie bruyn van couleur. Hier om alsoo alle dese Tanden te saamen aan een gegroeyt syn, soo moet men deselve niet als voor een Tant neemen. Het getal deser tanden is Ga naar margenoot+gemeenelyk agt b. Synde de eene wel wat grooter ende uytstekender als de andere, gelyk het vergrootglas dat ondekt. Dit deelke, is hoepelgewys geboogen Ga naar margenoot+c, staande de bogt na binnen, namelyk boven tegens de huyt, daar by aan vast gegroeit is. En syn ingebooge tandige gedeelte is na buyten gekeert, waar meede hy byt. In het midden van de uytgeboge syde deser Tant is een kleen Groefken, waar in eenige der spieren, die hem beweegen, ingeënt worden. En spannende sig de Tant allenxkens vliesiger uyt Ga naar margenoot+als een breede pyramide of naalt c, soo maakt hy een groot gedeelte van het verhemelte, dat met kleene stippelen, die rootagtig van verruw syn, en hier en daar eenige kleene hardigheeden van hoornbeen hebben, aan weer syden van het uytspansel der Tant, aardig gesprenkelt is; en waar door de mont van binnen beschermt wort, om niet gequest te worden, soo de Slak iets quam te eeten, dat te hart of te stekelig was. Dan dit deelke is niet te sien, ten sy het binnenste des monts eerst open gesneeden, en dat alles van een geleyt is. Op welken tyt men agter en boven aan in het verhemelte, twee kleene nauwe Ga naar margenoot+Gaatkens d siet, daar het Speeksel of quyl door in de mont uyt syn quylvaten gevoert wort.

 

In het onderste gedeelte des monts, of de plaats, daar in ons het onderste kakebeen geplaatste is, daar Ga naar margenoot+siet men voor aan, twee vlesige deelkens e, die men de Inwendige Lippen kan noemen, om dat sy seer veel

[pagina 109]
[p. 109]

operam in determinanda cibi directione, ut is verfus gulam moveatur, atque introrsum trudatur. Retro has conspiciendam sese offert elegantissima quaedam, minuta, membranacea, & Ga naar margenoot+lunata Cartilago, ad cujus infimam & interiorem Ga naar margenoot+partem Lingua a, una cum musculis suis, radicatur. Ga naar margenoot+Lingua ipsa sub concavo sinu hujusce Ga naar margenoot+Cartilaginis f, delitescit, atque ab hac tegitur, quando Cochlea cibum suum deglutit: simili ratione, ac Epiglottis in nobis, quando comedimus, asperae Arteriae caput occludit; ne quid in Bronchia, illumve locum, quem perversam gulam vocant, illabatur. Attamen isthaec Linguae in Cochlea fabrica propius adhuc accedit ad linguae Serpentum fabricam, quae pariter semet veluti in cavitatem ejusmodi secludit. Propterea etiam Lingua Cochleae in notabili quodam cavo sita est, suaque basi aut radice in colli vel ventris Ga naar margenoot+cavitate recumbit; ubi, minuti instar globuli Ga naar margenoot+oblongi b, extuberans cernitur: paulo autem infra illum locum, in quo Lingua apparet, elegans quidam musculus conspicitur, qui eam una cum toto Ore, Palato, Faucibus, quin & Cerebro, introrsum in ventrem aut collum retrahit. Vid. Tab. IV. & fig. vi. *, & Tab. VI. fig. ii. e.f.g.

Ga naar margenoot+In apice Linguae, quem Cochlea exserit c, corneum datur ossiculum, in duos veluti vel tres denticulos, admodum tenellos, divisum; quo Cochlea comestura herbulas prius, veluti hamulo, prensat, & mox, subito quodam raptu, in os trahit: eas vero deinceps dentibus suis sat velociter demordet; ita, ut strepitus, quem mordendo & comedendo excitat, aliquando distincte auribus percipi queat. Quin nonnunquam frustula cannabino semini magnitudine paria deglutit. Tres prae reliquis concinni musculi hisce Oris & Faucium partibus impertiti sunt, quorum ope illae ex cavo corporis rursus extrorsum moventur: musculi hi in latus inferius harumce Ga naar margenoot+partium d, quae in hac figura situ inverso repraesentantur, infixi conspiciuntur. Quandoquidem isthaec Animantia polyphaga sunt, plurimasque herbas consumunt; hinc Vinitores ea quam solicitissime tum temporis, quando vitis tenellas suas gemmulas & prima foliola promit, congregant & conculcando interficiunt: id, quod in Galliis ipsemet vidi. Unde & Cochleas inter DEI Exercitus numerare fas est, quibus Ille populos simili modo castigare valet, ac de aliis ejusmodi voracibus Insectis, sub plagis Aegypti, est videre.

doen om het eeten te regeeren, dat na de keel te belpen beweegen, en inwaars te stooten. Daar agter is een seer aardig vliesagtig en hoepelgewys kraakbeenke te sien, aan welkers enderste en binnenste Ga naar margenoot+gedeelte de Tong a, en syne musculen, haar inplanting hebben. De Tong selve die verbergt sig onder de Ga naar margenoot+holle bogt vm dit kraakbeenken f, het welke, als de Slak syn eten doorslikt, hem toesluyt, en de tong bedekt: even als het strotklapke, wanneer wy eeten, in ons het hooft der longepyp toesluyt, op dat daar niets in de longepypen sou vallen, of die plaats, dewelke men de verkeerde keel noemt. Dan alsoo eygentlyk komt dit maaksel der Tong in een Slak over een met dat van de tong der Slangen, dewelke sig meede als in soo eene holligheid opsluyt. En daarom leyt de Tong der Slak ook in een merkelyke holte; en met syn grond of eynde komt hy in de holte van den hals of buyk te leggen, daar men hem Ga naar margenoot+als een kleen langhwerpig knoopken b siet uytpuylen; en alwaar een weynig laager, als daar hy sig vertoont, een aardige muskel te sien is, die hem met de gansche Mont, Verhemelte, en Keel, jaa ook de Hersenen, binnen in den buyk of de hals trekt. Siet Tab. IV. fig. vi. *, en Tab. VI. fig. ii. e.f.g.

 

Ga naar margenoot+Op het spitse eynde der Tong, dat hy uyt steekt c, daar is hy versien met een hoornbeenken, dat als in twee of drie tantkens, die seer teer syn, sig verdeelt; waar meede als de Slak eten wil, hy eerstelyk de kruyden als met een haaxken vat, en voorts met een ruk naa de mont trekt; dewelke hy dan met syne tanden redelyk vaardig afbyt: soo dat men somtyts ook het geluyt distinct kan hooren, dat hy in syn eeten maakt. En somtyts slikt hy wel sulke groote stukken door, als een kennip saat. Drie aardige muskelkens syn onder anderen deese deelen der Keel en de Mont gegeeven, waar door sy weer uyt de holte van het lichaam na buyten bewoogen worden, dewelke men siet dat haare inplanting Ga naar margenoot+hebben aan de onderste syde deser deelen d, die hier het onderste boven gekeert syn. Alsoo dese Dieren soo graag eeten, en veel groente verslinden; soo vergaaderen haar de Wyngaardeniers met groote sorg, en sy trappense doot, op die tyt als de wyngaart syn tere botten en bladeren schiet. Gelyk ik dat in Vrankryk gesien heb: soo dat sy ook wel mogen getelt worden onder de heyrlegeren GODS, waar door hy de volkeren kan kastyden. Gelyk dat, in de plagen van Egypten, van andere en diergelyke verslindende bloedeloose Dierkens te sienis.

margenoot+
Tab. iv. Fig. i.
margenoot+
c.
margenoot+
Tab. v. Fig. i.
margenoot+
a.
margenoot+
b.
margenoot+
Tab. iv. Fig. iv.
margenoot+
r.
margenoot+
Tab. v. Fig. ii.
a.
margenoot+
b.
margenoot+
c.
margenoot+
Fig. i.
margenoot+
c.
margenoot+
d.
margenoot+
e.

margenoot+
c.
margenoot+
a.
margenoot+
b.
margenoot+
Tab. v. Fig. ii.
a.
margenoot+
b.
margenoot+
c.
margenoot+
c.
margenoot+
d.
margenoot+
e.
margenoot+
Tab. V. Fig. iii.
margenoot+
a.
margenoot+
Fig. i.
margenoot+
f.
margenoot+
Fig. iii.
margenoot+
b.
margenoot+
c.
margenoot+
d.
margenoot+
a.
margenoot+
f.
margenoot+
b.
margenoot+
c.
margenoot+
d.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Bybel der natuure of historie der insecten (2 delen)