Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1 (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1
Afbeelding van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (5.88 MB)

Scans (108.93 MB)

XML (2.98 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bybel der natuure of historie der insecten. Deel 1

(1980)–Jan Swammerdam–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 235]
[p. 235]

Caput I.
Ephemerum ex Ovo nascitur.

EphemerumGa naar margenoota, Insectum quatuor Alis, duobus exiguis Corniculis, sex Pedibus, binisque quam longissime exporrectis & pilosis Caudis instructum, quinque saltem horarum spatio ad summum vivens, quotannis ad ostia Rheni, Mosae, Vahalis, Lecci, & Isalae, circa festum S. Olophi & S. Joannis, in aquarum superficie, tribus diebus continuis volitans invenitur. Interim notabile tamen hoc discrimen heic datur, quod, quae primo die vixere atque volitarunt, Ephemera eodem illo vespere moriantur: quod ipsum & secundo & tertio die simili modo obtinet; donec annus demum subsequens mirabile ejusmodi spectaculum triduanum de novo in conspectum producat.

Eo tempore Foemella EphemeriGa naar margenootb, postquam, tunica sive exuviis suis rejectis, ex aqua semet extulit, geminum suum OvariumGa naar margenootc intra aquam ejaculatur. Id tamen haud prius ab hoc Animalculo peragitur, quam ubi id, aliquo ante tempore Alas suas motando eleganter in aquarum superficie lusit, & jugiter palpitans desuper volitavit.

Tum igitur Foemella, more Piscium, sua excutit Ovula, quae deinde a MasculoGa naar margenootd, qui itidem prius ex aquis evolat, & postmodum teneram adhuc pelliculamGa naar margenoote in terra exuit, spermate vel lactibus supereffusis foecundantur. Quanam vero ratione isthic generandi actus perficiatur, & quomodo Animalcula haec ex aquis assurgant, atque tam intra aquas, quam super terra, exuvias ponant, inferius accurate & prolixe enarrabo.

 

Huncce mirificum Animalculorum, quinque tantum horas viventium, volatum in Rheni quodam ramo, Culemburgum praeterfluente, anno sexcentesimo sexagesimo & sexto primum vidi. Apud Clutium vero, qui de hisce Insectis itidem scripsit, comperio, ea Arenaci etiam, Zutphaniae, ad canalem, Vaart dictum, prope Ultrajectum, Roterodami, aliisque pluribus in locis reperiri. Vir etiam Doctissimus & plurimum Reverendus, D. de Mey, sigillatim de iis egit; uti in Appendice, historicis Goedartii Observationibus subjuncta, est videre. Neque solum nostris temporibus, sed pluribus ante seculis, Philosophi jam horumce, vel saltem hujusmodi, Insectorum se-

Het I. Hooftstuk.
Het Haft komt uyt een Ey.

HEt HaftGa naar margenoota een viergevleugelt Dierken synde versien met twee kleene Hoornkens, ses Voeten, twee seer lange uytgerekte ende hayrige Starten, ende ten alderlangste vyf uuren levende, vinat men alle jaren in de monden van den Rhyn, als Maas, Waal, Leck, ende Ysel, omtrent de Feesten van St. Olof ende St. Jan, boven de vlakte haarer wateren, drie daagen achter een, gemeenlyk vliegende; doch met dit nadenkelyk onderscheyt, dat die den eersten dag geleeft en gevlogen hebben, den selfden avondt komen te sterven. Het welk van gelyken op den tweeden ende den derden dag soo toegaat: tot dat het navolgende jaar diergelyk een driedaagsche wonderlyke vertooning weder komt te voorschyn te brengen.

Op dese tyt soo schiet hetGa naar margenootb Wyfke van het Haft, naa dat het selve uyt het water opgekomen is, ende aldaar haar rok of vel uytgeschooten heeft, haaren dubbeldenGa naar margenootc Eyerstok binnen in het water. Echter soo doet dit Dierke het selve niet eerder, voor dat het eenigen tyt, door het bewegen syner vleugelen, cierlyk op de vlakten der wateren gespeelt heeft, ende al wemelende daar over en boven heeft gevlogen.

Op die tyt dan soo schiet het Wyfke op de wyse der Visschen haare Eyeren, dewelke vervolgens van het MannekenGa naar margenootd, mede op deselve wyfe uyt het water opgereesen synde, en naderhandt nog een tenger VlieskenGa naar margenoote op het lant afgestroopt hebbende, door het uytschieten van syn Saat of Hom, haare vruchtbaarheyt verkrygen. Maar hoe nu eygentlyk dit teelen in het werk gaat, neffens meede hoe deese Dierkens uyt het water oprysen, ende daar binnen in, ende op het lant, vervellen, sal wat laager heel omstandig en naauwkeurig verklaart worden.

 

Deese seer wondere vlugt van vyf uuren levende Dierkens heb ik in een arm van den Rhyn, voorby Cuylenburg loopende, in het jaar sestienhondert seven en sestig de eerste maal gesien. En ik bevind by Clutius, die meede van deese Beeskens geschreeven heeft, dat deselve te Aarnhem, te Zutphen, aan de Vaart by Uytregt, te Rotterdam, ende op andere plaatsen meer, gevonden worden: gelyk meede de geleerde ende eerwaarde Heer D. de Mey daar een bysonder verhaal van gedaan heeft; als agter de historische Aanmerkingen van Goedaert kan nagesien worden. Niet alleen in onsen tyt, maar selfs over veele eeuwen, soo is van dese Dierkens, of ten minsten van diergelyken, by de Philoso-

[pagina 236]
[p. 236]

cere mentionem; quemadmodum apud Plinium, Aristotelem, Aelianum, aliosque, qui Insectorum naturam investigarunt, innotescit: siquidem Animalculum hoc sub nomine Hemerobii, Ephemeri, & Diariae, ibi descriptum inveniatur; uti tam ex ipsis hisce Scriptoribus, quam ex supra laudato Augerii Clutii Tractatu, anno 1634 edito, cuivis patet.

Ova Hemerobii dicto modo in aquam excussa, & spermate sive lactibus Masculi conspersa, paullatim fundum versus subsidunt. Quod tamen eo rursus pacto fit, ut illa defluentis aquae adminiculo super argilla vel fundo fluminis dispergantur: praeterquam quod, ratione figurae, qua gaudent, plano-rotundaeGa naar margenoota, diversis modis ad ima descendere apta nata sint, Hinc, ci quis Ovula haec, apici cultri imposita, quoad fieri potest, lenissime in aquam demittit, spontaneo ea motu a se mutuo quam elegantissime discedere observabit.

 

Quamdiu autem hoc Ovulum in fundo fluminis delitescat; & quot demum dierum intervallo tenella inclusi Vermiculi membra idonea fiant tunicae, qua ambiuntur, perrumpendae, primisque suis exuviis deponendis; dictu sane quam difficillimum est, nec nisi soli DEO notum, iis qui formam vitamque dedit: quamvis tamen ope experimentorum haec res quodammodo indagari posset; si v.g. fundus ejusmodi creberrimis vicibus perquireretur, aut Ovula in pelvi quadam, aquam & argillam continente, adservarentur. Sufficiat igitur hactenus adnotasse, quod Ephemeri Ovula Vermiculum excludant sex Pedibus instructum, quem Nautae & Piscacores Escam ripariam vocant.

phen, of Wysbegeerige gesprooken; als dat by Plinius, Aristoteles, AElianus en andere, die den aart van de kleene Beeskens ondersocht hebben, openbaar is; alwaar men dit Dierken onder den naam van Hemerobius, Ephemerius, en Diaria, sal beschreven vinden: als blyken kan, soo uyt die Schryvers selve, als uyt het aangetogen boek van Augerius Clutius in 't jaar 1634. uytgegeven.

De Eyeren van het Haft op de beschreven wyse in het water geschooten, en met het Saat of de Hom van het Manneken besproeyt synde, die daalen allengskens te grondewaart. Dan op soodaanige wyse, dat sy hier en daar, door middel van het nedervlietende rivierwater, op de Kley of Gront der selve verspreyt worden. Behalven ook, dat sy, door haar eygen gestalte eenGa naar margenoota platachtig rond synde, tot een verschillig nedersinken bequaam syn. Waarom als men deese Eyerkens, soo langsaam het mogelyk is, met de punt van een mes in het water nederlaat, soo verspreyden sy haar van selver heel aardig van malkanderen.

Hoe lang nu dit Ey op de bodem of gront van de rivier sig besloten hout; of in hoe veel dagen dat de teere leeden van het ingeslooten aas bequaam worden, om het vlies, dat haar omvangt, te breeken, ende haar eersten huyt af te leggen; is seer beswaarelyk te seggen, ende niet als aan GOD alleen, die haar geformeert en gestalte gegeven heeft, bekent; hoewel men echter door ondervindinge, als met dikmaals daar na te graven, of het saat in een bak met water en kley versien te bewaren, sulks sou kunnen naspeuren. Het sal dan voor tegenswoordig genoeg syn, om aan te merken, dat de Eyeren van het Haft een ses-voetig wurmken voortbrengen; het welk van de Schippers en Visschers Oever-aas genoemt wort; als wy op syn tyt horen sullen.

margenoota
Tab. XIII. fig. xv.
margenootb
fig. viii.
margenootc
Tab. XV. fig. iii.
margenootd
Tab. XIII. fig. xv.
margenoote
fig. xiii. & xiv.

margenoota
Tab. XIII. fig. xv.
margenootb
fig. viii.
margenootc
Tab. XV. fig. iii.
margenootd
Tab. XIII. fig. xv.
margenoote
fig. xiii. & xiv.
margenoota
Tab. XV. fig. i.
margenoota
Tab. XV. fig. i.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Bybel der natuure of historie der insecten (2 delen)