Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagboek (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagboek
Afbeelding van DagboekToon afbeelding van titelpagina van Dagboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.19 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Editeurs

Anna Jacoba Böeseken

Leo Fouché

Vertaler

J.P. Smuts



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek
non-fictie/koloniën-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagboek

(1970)–Adam Tas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

July, 1705.

Wednesday the 1st.

Wednesday the 1st. Calm, pleasant morning. Our boys were again busy pruning the vines and carting straw into the pens. Thereafter those who had been carrying straw fell to digging in the vineyard. This forenoon minister Bek, attended by the elder Mr. Mulder and Mr. Stamhorst, called. Mr. Bek bid us to the Lord's Supper on Sunday next. Having tarried a while, they left together. At three in the afternoon Mr. Bek came again with Mr. Mulder, having first called on Mr. Greevenbroek. We offered them something to eat

[pagina 64]
[p. 64]

werf hadde gezien; hij stond bij onze wagens te pinkoogen; wat de vrund in den zin heeft gehad met zoo laat op onse werf te komen, is voor mij konst om te raaden, enz.

Donderdag den 2en.

Donderdag den 2en. 's morgens 't weer als boven. Met spitten en wijngaardsnijden is ons volk weder bezig geweest. Kort na den middag hebbe 3 leggers wijn na de Caab gezonden, twee huurwagens van Barend LubbeGa naar voetnoot71.Ga naar margenoot+ en een onzer eijge wagens. Ik hebbe aan Pfijffer desweegen een bf. toegesonden; een brief aan oom Husing, waar in ik hem voor de 12 veersen aan onse Jan tot een pillegift gegeeven, hebbe bedankt; voorts een brieff aan suster Tas, aan wien ik versogt hebbe om onze goederen aan die Caab zijnde, met onze wagen over te zenden; eijndelijk een brieff aan Mr. StarrenburgGa naar voetnoot72. aan wien 't 14e uijttreksel stuckje, van W. SewelGa naar voetnoot73. hebbe gezonden, en wijders versogt bescheijd van 't hout te mogen weten.Ga naar voetnoot74.

Vrijdag den 3n.

Vrijdag den 3n. 's morgens was het mistig weêr, dan 't en duurde niet lang, of de son begon helder te schijnen. Met wijngaardsnijden en spitten isser weder voortgang gemaakt; ook isser stroo in 't groote

[pagina 65]
[p. 65]

and drink. Over a pipe of tobacco we fell to discussing various matters, and towards evening our friends departed. From our manservant Jacob we learned that after supper this evening Arend Gildenhuijs with a slave was seen in our farmyard, standing blinking beside the wagons, but what our friend's purpose was in coming so late within our steading is difficult to surmise.

Thursday the 2nd.

Thursday the 2nd. Weather in the morning as above. Our labourers have been busy again with digging and vine-pruning. Shortly after midday I despatched 3 leaguers of wine to the Cape with one of our own wagons and two wagons hired from Barend Lubbe. I sent a letter to Pfijffer in that connection, and also a letter to uncle Husing, thanking him for the 12 heifers presented to our son Jan as a christening gift; also a letter to my sister Tas requesting her to send over with our wagon what goods of ours are lying at the Cape; lastly a letter to Mr.Ga naar margenoot+ Starrenburg, to whom I sent the 14th issue of W. Sewel's, and further asked him to let me have his answer regarding the wood.

Friday the 3rd.

Friday the 3rd. It was misty in the morning, but this did not last long before the sun began to shine brightly. More progress was made with

[pagina 66]
[p. 66]

hok gedragen. Tegens de middag quam hier 't vrouwtje van Willem Nel,Ga naar voetnoot75. ons brengende een stuk kalfs-vleesch. Des namiddags ten een uur ben ik met het gezeijde vrouwtje en suster Barbara na Stellenbosch gewandeld om de voorbereijdens leer-reedenGa naar voetnoot76. aan te hooren; de Hr. Bek begon omtrent ten drie uuren te predicken; hij nam zijn text uit het 51. snaarlied van den koning David, en daar uijt het 19 vers;Ga naar voetnoot77. na 't eijndigen der preeke, wierde door den kerkredenaar van de kanssel afgelesen als datter twee ledematen op kerkelijke attestatien waren aangenomen, namelijk juffrw. van der Lit en haar oudste dogter.Ga naar voetnoot78. De voorzinger heeft dese reijs droevig langzaam en laag gezongen, te weten het 51. snaargezang;Ga naar voetnoot79. toen men uijt de kerk ging, was de zon niet zeer hoog boven de kimmen,Ga naar voetnoot80. ter oorsaake dat den preeker al te laat begon te leeraren; zulx komt niet wel voor de menschen die wat verre van de hand woonen. Ook riep den preeker (dit zoude ik wel haast hebben vergeeten) van de kanssel af, dat de menschen aanstaande Sondag wat vroeg moesten school, ik meen te kerk komen;Ga naar voetnoot81. hierop is een ijder de kerk uijt na huijs geslenterd.

Saturdag den 4n.

Saturdag den 4n. 's morgens betogen lugt. Desen Morgen vroeg, ruijm een uur voor 't aanbreeken van den dag, is onse knegt Jacob

[pagina 67]
[p. 67]

vine-pruning and digging, and straw was carried into the large pen. Towards midday the wife of Willem Nel brought us a cut of veal. About one in the afternoon I walked to Stellenbosch in the company of the aforementioned lady and my sister Barbara to hear the sermon preparatory to Holy Communion. Mr. Bek began to preach at about three o'clock, and chose his text from the 51st psalm of King David, the 19th verse. The sermon over, the preacher announced from the pulpit that two members had been admitted by church certificate, viz. Mrs. van der Lit and her eldest daughter. The precentor sang on this occasion dismal, tedious and low, to whit the 51st psalm. When the congregation left the church, the sun was not much above the horizon, because of the fact that the preacher had begun his sermon too late, which is inconvenient for those who live at any distance. The preacher also stated from the pulpit (this I might easily have forgotten) that next Sunday the people were to come early to school - to church, I mean; hereupon everyone went home from church.

Saturday the 4th.

Saturday the 4th. Dull morning. This morning, a good hour before daybreak, our man Jacob arrived back with the wagon, bringing

[pagina 68]
[p. 68]

met de wagen thuijs gekomen, medebrengende alle de goederen die aan ons uijt het vaderland zijn gezonden, bedragende volgens reek: ƒ.241 ‘5’ -swaar geld; daar nevens bekome een brief van suster Tas, die mij schrijft dat alles gezonden word; ook bekome van oom Husing een houwer en portepee, die suster schrijft dat hij voor mij gekogt heeft; dan dat swaard gevalt mij gantsch niet, 't gelijkt wel een kaffers zijdgeweerGa naar voetnoot82.); wijders bekome een brief van Mr. Starrenburg die mij toesend 8 bindtenGa naar voetnoot83. van 5 en 7 duijm, kostende, à ƒ.5 ‘10’ 't ps., ƒ.44 ‘-’; dog de planken schrijft hij, dat hem onmogelijk zijn geweest om te bekomen: daar zijn de heeren van 't Hof mede gaan stappen, soo datter voor een boer niet overschiet; hoewel ik geloof dat de Caabse burgers ook niet veel hebben getrocken; nogtans is mijn gevoelen, dat het hout uijt het vaderland ten dienste van de vrijburgers werd overgezonden.Ga naar voetnoot84. Des voormiddags ten thien uuren quam hier ten huijze de knegt van Mr. van der Heijden, om een gros lange pijpen voor zijn baas te haalen, dewelke door mij aan hem waren toegezegt; gem. knegt vertelde mij, dat hij gehoord hadde, dat niet Vieravond,Ga naar voetnoot85. maar Mr. Starrenburg landdrost was gemaakt, en in de aanstaande week stond buijten te komen. Zo dit waar is, als ik wel geloof, dan bespeur ik zonneklaar datter in dit land op geen praatjes is staat te maaken.

Tegens den avond quam Mr. van der Heijden hier, mij verhalende hoe hij met den gouverneur was aan de praat geweest, en hoe den-

[pagina 69]
[p. 69]

with him all the goods sent us from the mother country, being a charge according to the invoice of f.241 ‘5’ - big money. I also received a letter from my sister Tas to say that everything has been dispatched; I received also from uncle Husing a cutlass and belt, which my sister writes he has bought for me, but the sword does not appeal to me at all as it resembles a hangman's sword. I also received a letter from Mr. Starrenburg, who has sent me 8 lie-beams of 5 × 7 inches, costing, at f.5 ‘10’ a piece f.44 ‘-’ in all. He writes that he has, however, not been able to obtain the planks, the members of the Court having gone off with the same so that there is none over for the farmer; I believe, however, that the Cape burghers have not received much themselves. In any event, it is my belief that the timber was sent out from the mother country for the use of the free burghers. About ten in the forenoon the man of Mr. van der Heijden came to fetch a gross of long clay pipes, which I had promised his master. The said man told me that he had heard that not Vieravond, but Mr. Starrenburg had been made landdrost, and that he would come to the district the following week. If this is true, which I do believe, then I perceive as clear as daylight that in this country no reliance can be placed on rumours.

Towards evening Mr. van der Heijden came and told me how he had been in converse with the Governor, and how the latter had soundly berated him (van der Heijden), and that upon more days than one; this rating arose from the fact that the Governor owed van

[pagina 70]
[p. 70]

selven hem van der Heijden vervaarlijk hadde uijtgescholden, en dat op verschijde dagen; dan dit schelden heeft zijn oorspronk genomen uijt de somme van agthien honderd guldens die van der Heijden van den Gouverneur moesten hebben voor 31 leggers wijn, door van der Heijden aan hem geleeverd, zo dat hij eijndelijk een assignatie van ƒ.1800 ‘-’ gls. aan van der Heijden gaf ten laste van Pfeijffer.Ga naar voetnoot86. Voorts heeft Mr. van der Heijden 't gros lange pijpen betaald, en is in den avond vertrocken.

Sondag den 5n.

Sondag den 5n. 's morgens ben ik met mijn vrouw na Stellenbosch gewandeld.Ga naar voetnoot87. 't Was helder weer dog kout; 't hadde desen nagt gevroren; toen we daar quamen, was het nog te vroeg om te kerk te gaan, zoodat we soo lang ten huijze van Mr. Mahiu instapten, alwaar de oudste dogter van de Hr. van der Lit was; ik ging van daar na Hans de Smit, en van daar na de kerk. De Hr. Bek ter kanssel geklommen zijnde, nam tot zijn text het twede versGa naar voetnoot88. van het 23e snaarlied van David; na de predikatie wierde des Heeren Avondmaal aan de leedemaaten uijtgedeeld.Ga naar voetnoot89. Nadat alles g'eijndigt was, zijn we thuijswaard gekeerd; des namiddags ben ik nevens mijn vrouwtje na 't huijs van Mr. van der Bijl geslentert; na de middagsleerreedenGa naar voetnoot90. quam Mr. Pretorius met zijn vrouw ook daar, zoo dat we aan de praat geraakten en tegen den avond gingen we na huijs.

Maandag den 6n.

Maandag den 6n. 's morgens goed weêr. Met wijngaard snijden en spitten is weder voortgevaaren. Desen morgen ben ik na Stellenbosch gestapt, en hebbe aan Mr. Mahieu 2½ Rijxdr. betaald voor

[pagina 71]
[p. 71]

der Heijden the sum of 1800 florins for 31 leaguers of wine, delivered by him to the Governor; at length he gave van der Heijden an order upon Pfeijffer for f.1800. Further Mr. van der Heijden paid for the gross of long clay pipes, and left in the evening.

Sunday the 5th.

Sunday the 5th. In the morning I walked to Stellenbosch with my wife. It was a bright morning, but cold, and there had been frost overnight. When we arrived there, it was still too early to enter church, so we called in for a time at the home of Mr. Mahieu, where was the eldest daughter of Mr. van der Lit; from there I went to Hans, the smith, and then to church. Mr. Bek, having mounted the pulpit, took for his text the 2nd verse of the 23rd psalm of David; after the sermon the Lord's Supper was administered to members. When all was ended, we returned home. In the afternoon my wife and I walked to the home of Mr. van der Bijl. After the afternoon sermon Mr. Pretorius and his wife came thither also, and we fell to talking. Towards evening we went home.

Monday the 6th.

Monday the 6th. Fine morning. Progress was again made with vinepruning and digging. This morning I walked to Stellenbosch and paid Mr. Mahieu 2½ rixdollars for three books bought at the sale of

[pagina 72]
[p. 72]

drie boeken door mij op de vendu van den Hr. van LoonsGa naar voetnoot91. boeken gekogt; voorts hebbe mij begeeven ten huijze van de Hr. Bek, alwaar eenige pijpjes met smookkruijd hebbe verbrand, en een glaasje sek a twee tusschen beijden gedronken; wijders ben ik met de messrs. van der Beijl en van der Heijden na mijn woonplaats geslentert, alwaar we 't middagmaal hielden; na den eeten geraakten we aan 't caart speelen en dronken onderwijl een beekertje in 't rond; des avonds hebben weder zamen gegeten en gedronken; na den eeten zijn de vrinden vertrocken.

Dingsdag den 7n.

Dingsdag den 7n. 's morgens aangenaam weêr. Op dato isser met wijngaardsnijden en spitten weder voortgang gemaakt. Desen morgen met Mr. van der Heijden te paard na zijn plaatsGa naar voetnoot92. gereeden, alwaar we wacker hebben gekeuveld, gedronken en gesmookt; ook wierde 't eeten niet vergeeten! 'S nagts gingen wij slaapen, off ons ter rust begeeven.

Woensdag den 8n.

Woensdag den 8n. 's morgens lieffelijk weer. Ik bevond opstaande dat mij 't hair zoo vrij wat zeêr dede,Ga naar voetnoot93. dog na dat we koffij met melk hadden gedronken, wierd ik weder fris. Des voormiddags quam Mr. van der Beijl bij ons, en toen wij aan taaffel saaten Mr. Hercules du Pré;Ga naar voetnoot94. na dat we wat gepeuselt en gebeekert hadden, zijn we vertrocken. Mr. du Pré wilde na Appel rijden. Wij geraakten ten huijze

[pagina 73]
[p. 73]

Mr. van der Loon's books; thereafter I went to the home of Mr. Bek, where I smoked sundry pipes of tobacco and drank a glass or two of sack between whiles. Then I walked to my home in the company of Messrs. van der Bijl and van der Heijden, where we ate dinner, and after dinner fell to playing cards, during the course of which we enjoyed a round of drinks; in the evening we again ate and drank together, and after supper our friends left.

Tuesday the 7th.

Tuesday the 7th. Pleasant morning. This day progress was again made with the vine-pruning and digging. This morning I rode on horseback in company with Mr. van der Heijden to his farm, where we talked, drank and smoked mightily, not forgetting the eating. And so at night to rest and sleep.

Wednesday the 8th.

Wednesday the 8th. Beautiful weather in the morning. On rising I discovered that my head ached a good deal, but after drinking coffee with milk, I felt well again. During the forenoon Mr. van der Bijl

[pagina 74]
[p. 74]

van Juffrw. Elberts,Ga naar voetnoot95. daar we soo lang toefden tot dat de maan te voorschijn quam; toen reden we van daar na huijs. Mij wierde verteld dat zeeker man aan de Caab Gerrit Dirksz. gent. door een Fransman was doodgeslagen. Zulks zoude geschied zijn met een handspaak!Ga naar voetnoot96. Thuis was alles wel.

Donderdag den 9n.

Donderdag den 9n. 's morgens tamelijk weer. Met wijngaard snijden en spitten is ons volk weder bezig geweest. Desen dag is Charles de PoetserGa naar voetnoot97. niet verschenen, en men verteld mij dat hij op gisteren ook is agtergebleeven; 't legt wat laag aan met die borst.

Vrijdag den 10n.

Vrijdag den 10n. 's morgens betogen lugt. Desen morgen quam hier ten huijze Willem Nel met wien onse knegt Jacob, ses onser slaaven en twee Hottentots met de zeegen uijt visschen zijn gereeden; twee jongens zijn aan 't wijngaardsnijden gegaan, en een aant 't spitten.

Saturdag den 11n.

Saturdag den 11n. 's morgens betogen lugt, met reegen. Heden zijn weeder twee onser slaaven aan 't wijngaardsnijden geweest. Op dato is 't wijf van Jan Sandertz.Ga naar voetnoot98. hier geweest, om koorn te leenen, dan zulks is haar afgeslagen, aangesien wij ons koorn zelfs zullen benodigt zijn. 't Heeft desen nagt braaf gereegent.

Sondag den 12n.

Sondag den 12n. 's morgens betrocken lugt; 't was regenagtig weer. Op dato ben niet na Stellenbosch geweest, omdat de Hr. Bek thans dienst is doende op Drakensteijn, alwaar hij desen dag 's Heeren H. Avondmaal staat uijt te deelen, onder de Fransse gemeente. Des

[pagina 75]
[p. 75]

came, and while we were sitting at table, Mr. Hercules du Pré. After we had eaten and drunk a cup of wine, we parted. Mr. du Pré wished to ride to Appel's. We arrived at the home of Mrs. Elberts, where we tarried so long until the moon was risen; and then rode home. I was informed that one Gerrit Dirksz. at the Cape had been done to death by a Frenchman, with a handspike it was said. All well at home.

Thursday the 9th.

Thursday the 9th. Fair morning. Our labourers were again busy with vine-pruning end digging. This day Charles, the cleaner, did not turn up and I am told that yesterday he also stayed away; the lad is in a parlous state.

Friday the 10th.

Friday the 10th. Overcast morning. This morning Willem Nel arrived at our house, with whom our man Jacob and six of our slaves and two Hottentots had driven out to conduct seine-fishing. Two boys were busy pruning vines and one digging.

Saturday the 11th.

Saturday the 11th. Cloudy morning with rain. Two of our slaves were to-day pruning vines again. This day the wife of Jan Sandertz came to borrow corn, which was refused her as we shall need the com ourselves. During the night it rained heavily.

Sunday the 12th.

Sunday the 12th. Cloudy and rainy weather in the morning. I did not go to Stellenbosch to-day as Mr. Bek is officiating at Drakenstein, where he is due to administer the Lord's Supper to the French com-

[pagina 76]
[p. 76]

namiddags is onse viswagen van strand te rug gekomen; zij hebben geen harders bekoomen; dog ze zijn evenwel niet zonder vis thuijs gekomen, alsoo zij twintig steenbraasems hebben hier gebragt. Jacob verhaalde als datter op gisteren wel vijff wagens aan 't strand waaren geweest, dog geen van die hadde iets gevangen.Ga naar voetnoot99.

Maandag den 13n.

Maandag den 13n. 's morgens betogen lugt met reegen. Op dato zijn onse slaven met wijngaardsnijden en spitten weder bezig geweest. Desen morgen verscheen hier de koster Dirk,Ga naar voetnoot100. die hier quam versoeken om een mudde koorn te leen, dan zulks wierde hem afgeslagen, om dat we ons koorn zelfs zullen benodigt zijn. Des namiddags hebbe aan onse knegt Jacob een nieuwen hoed vereerd, zijnde een van de hoeden die mij uijt het vaderland zijn toegesonden. 't Heeft desen dag bij buijen gereegent.

Dingsdag den 14n.

Dingsdag den 14n. 's morgens was 't nog al betrocken lugt. Desen morgen quamen hier ten huijze Mr. Cruse, Mr. Starrenburg, als nieuw gemaakte land-drost en Mr. Poulle.Ga naar voetnoot101. De nieuwe land-drost sal aanstaande Vrijdag werden voorgesteld en Mr. Poulle vertrekt morgen na de Paarl, om een plaats van Theunis de BruijnGa naar voetnoot102. te verkoopen. De Messrs. sijn van hier na Mr. van der Beijl vertrocken, om aldaar te ontbijten, en tegens de middag weder hier te komen, gelijk zulx ook geschiede; Mr. van der Beijl is mede hier ten eeten geweest. Na 't middagmaal gehouden te hebben geraakten we aan 't smooken, vervolgens aan 't thee drinken; kort hier na zijn de vrinden vertrocken na Mr. Robberts; Mr. Cruse is buijten gekomen om den nieuwen land-drost voor te stellen en den anderen te bedan-

[pagina 77]
[p. 77]

munity. In the afternoon our wagon came back from the beach; they have not caught any mullet, but did not return without a catch as they brought twenty steenbras with them. Jacob reported that yesterday there had been five wagons at the beach, but that none of them had caught anything.

Monday the 13th.

Monday the 13th. Overcast morning with rain. Our slaves were again busy this day pruning vines and digging. This morning Dirk, the sexton, came here to borrow a muid of corn, but his request was refused as we shall need the corn ourselves. This afternoon I presented our man Jacob with a new hat, being one of the hats sent out to me from home. We had rain showers during the day.

Tuesday the 14th.

Tuesday the 14th. Somewhat cloudy this morning. Mr. Cruse, the newly appointed landdrost Mr. Starrenburg, and Mr. Poulle called at my house in the forenoon. The new landdrost will be inducted next Friday, and Mr. Poulle leaves to-morrow for the Paarl for the purpose of selling a farm belonging to Theunis de Bruijn. The gentlemen went from here to Mr. van der Bijl's for breakfast, intending to return here towards midday, which indeed came about, Mr. van der Bijl joining them for dinner. After dinner we fell to smoking,

[pagina 78]
[p. 78]

ken.Ga naar voetnoot103. Mr. van der Beijl is hier gebleven tot 's avonds. Ook quam hier des avonds de hollebollige Jacob Pleunes, die na een weijnig tijds hier geweest te hebben met Mr. van der Beijl is gaan slenteren.

Nota: op dato hebbe aan Mr. Starrenburg een assignatie ter hand gesteld ten laste van Joannes Pfeijffer, ter somma van ƒ.44 ‘-’ voor 8 balken door voorn. Mr. Starrenburg voor mij gekogt à ƒ.5 ‘10’ -, 't ps. Op dato een bf. ontfangen van broer H. van Brakel,Ga naar voetnoot104. om 2 à 3 m. tarwe, dan ik hebbe hem geschreven datter niet te missen was.

Woensdag den 15n.

Woensdag den 15n. 's morgens betogen lugt. Met wijngaardsnijden en spitten is ons volckje thans weder bezig geweest; 't begon des voormiddags braaf te reegenen; voorts heeft 'et bij na den geheelen dag doorgereegent. Tegens den avond quam hier Mr. Nel, die een wijl gezeeten hebbende, des avonds weder is vertrocken. Ook heeft Mr. ElsevierGa naar voetnoot105. hier een Hottentot gezonden om een mudde tarw, en een mudde rogge, dog ik hem laten weeten datter niet en was. 't Begon des avonds hard te reegenen.

[pagina 79]
[p. 79]

and then to drinking tea. Shortly afterwards the friends left for Mr. Robberts. Mr. Cruse had come hither to introduce the new landdrost and tender his thanks to the others. Mr. van der Bijl stayed here till evening. In the evening that droll Jacob Pleunes called, and after staying a while, left with Mr. van der Bijl.

Note: This day I handed Mr. Starrenburg an order on Joannes Pfeiffer for the sum of 44 florins, for 8 beams bought for me by the said Mr. Starrenburg at f.5 ‘10’ - a piece. Received this day a letter from brother H. van Brakel, asking for two or three muids of wheat. I wrote him that I had none to spare.

Wednesday the 15th.

Wednesday the 15th. Overcast morning. Our labourers were again busy pruning vines and digging. During the forenoon a steady rain set in and it continued throughout the day. Towards evening Mr. Nel called. He stayed for some time, and left again in the evening. Mr. Elsevier sent a Hottentot for a muid of wheat and a muid of rye, but I sent word to him that I had none. In the evening it began to rain hard.

[pagina 80]
[p. 80]

Donderdag den 16n.

Donderdag den 16n. 's morgens de wind Z.Ot.; de lugt was eenigsints betogen, ook was 't koeltjes. Met wijngaard snijden en spitten is heden weder voortgevaaren; desen namiddag ben ik 't koorn-land eens voor een gedeelte doorgewandeld en bevond het tamelijk wel te staan; 't was desen avond koeltjes.

Vrijdag den 17n.

Vrijdag den 17n. 's morgens aangenaam stil weêr; met wijngaardsnijden en spitten werd nog voortgang gemaakt. Deesen voormiddag zijn hier met de paardewagen aangekomen Mr. Jan van Hoorn, nevens zijn huisvrouwGa naar voetnoot106. en dogter als mede Mr. van Benthem, de zwager van KaldeGa naar voetnoot107. en Keetje, 't kind van Kalde; zij bleeven hier 't middagmaal houden, en zijn tegens den avond vertrocken. Mr. van Hoorn verhaalde mij dat hij thans krankbesoeker aan de Caab was geworden, alwaar hij na desen zijn dienst stond waar te neemen.Ga naar voetnoot108.

Op dato is de nieuwe land-drost Mr. Starrenburg aan de heemraden en officieren van Stellenbosch en Drakensteijn voorgesteld. Tegen den avond quam hier Mr. van der Heijden met wien een wijl hebbe gekeuvelt; des avonds vertrok hij na Mr. van der Beijl, alwaar Do. van Hoorn met zijn vrouw enz. desen naght ook zouden verblijven.

Saturdag den 18n.

Saturdag den 18n. 's morgens lieffelijk weêr. Desen morgen zijn twee eijkeboomen (die op gisteren in de thuijn zijn uijtgegraven) voor onse deur geplant, God geeve dat ze mogen groeijen. Op dato

[pagina 81]
[p. 81]

Thursday the 16th.

Thursday the 16th. S.E. wind in the morning. Somewhat cloudy and cold. Progress was again made with the vine-pruning and digging. This afternoon I walked through part of the corn lands and found the crops to be fairly promising. At night it was fairly cold.

Friday the 17th.

Friday the 17th. Pleasant, calm weather in the morning. Further progress was made with vine-pruning and digging. By horse-chaise arrived this morning Mr. Jan van Hoorn, with his wife and daughter, also Mr. van Benthem, Kalde's brother-in-law, and Kalde's daughter Keetje. They stayed for dinner and left towards evening. Mr. van Hoorn informed me that he was now the sick-visitor at the Cape, where he was due to assume duty the next day.

This day the new landdrost, Mr. Starrenburg, was introduced to the councillors and officers of Stellenbosch and Drakenstein. Towords evening Mr. van der Heijden called, with whom I conversed for a time, and in the evening he went to Mr. van der Bijl's house, where Rev. Mr. van Hoorn and his wife and company were to lodge the night.

Saturday the 18th.

Saturday the 18th. Beautiful morning. This morning two oak trees, which were dug up in the garden yesterday, were planted in front of our door - God grant that they may grow. This day I bought a draught ox from Gerrit de Vries for 8 rixdollars. Our slaves have again been busy vine-pruning and digging. In the forenoon Mr. Jan van Hoorn, the sick-visitor, called to say good-bye, and told me that Mr. Robberts and his family had arrived at the home of Mr. van der

[pagina 82]
[p. 82]

hebbe van Gerrit de VriesGa naar voetnoot109. een trekos gekogt voor 8 Rijxdrs. Onse slaaven zijn met spitten en wijngaardsnijden weder bezig geweest. Des voormiddags quam hier ten huijze Mr. Jan van Hoorn, de krankbesoeker, om afscheijd te neemen; hij verhaalde dat Mr. RobbertsGa naar voetnoot110. met zijn familie ten huijze van Mr. van der Bijl waren gekomen; nadat hij een pijpje met smookkruijd hadde verbrand, is hij door zijn dogter van hier gehaald, om weg te rijden, alzoo Mr. van Benthem hem was wagtende.

Sondag den 19n.

Sondag den 19n. 's morgens aangenaam weer. Desen morgen ben met suster Barbara, na Stellenbosch gewandeld om ter kerk te gaan; de Hr. Bek ter kanssel geklommen zijnde, nam tot zijn text de woorden die in het tweede snaarlied van David op vers 11 zijn te leezen, diend den Heere met vreese. Dese woorden wierden door hem op den godsdienst thuijs gebragt; hij heeft tamelijk wel geleeraart; de kerk was braaf met menschen voorsien. Na de predikatie ben ik met Mr. du Toijt na huijs gewandeld; denselven bleef bij ons ten eeten. Na den eeten zijn we met ons beijden na 't huijs van Mr. van der Beijl geslentert; daar ten huijze vonden we Messrs. van der Heijden en Pretorius; na een wijltje daar geweest te zijn, is Mr. Pretorius vertrocken, en wij zijn met malkanderen t' onsen huijze gegaan, alwaar juffw. van der Heijden, en van der Beijl ook waren. Nadat we wat gekeuvelt, en een glaasje wijn in 't rond hadden gedronken, zijn de vrinden des avonds vertrocken.

Maandag den 20n.

Maandag den 20n. 's morgens goed weêr. Met spitten en wijngaardsnijden is ons volk op dato weder bezig geweest. Tegens de middag quam Mr. H. du Pree, hier ten huijze, die 's middags met ons bleef eeten; na den eeten is hij vertrocken. Toen ben ik in gezelschap var. Mr. van der Heijden na de Teijgerbergen gereeden om Mr. DiemerGa naar voetnoot111 eens te besoeken; dan eer wij daar quamen wierde het braaf

[pagina 83]
[p. 83]

Bijl. After he had smoked a pipe, his daughter came to fetch him to set forth, as Mr. van Benthem was waiting for them.

Sunday the 19th.

Sunday the 19th. Very pleasant weather. I walked to Stellenbosch this morning with my sister Barbara to attend church. Mr. Bek, having got up into the pulpit, took as his text the words from the 11th verse of the second psalm of David ‘Serve the Lord with fear’, which he applied to our religion. It was a fairly good sermon, and there was a good attendance in church. After the sermon I walked home with Mr. du Toit, who stayed to dinner with us. After dinner the two of us walked to Mr. van der Bijl, at whose home we encountered Mr. van der Heijden and Mr. Pretorius. After a while Mr. Pretorius left and we went in company to our house, where were also Mrs. van der Heijden and Mrs. van der Beijl. After some discourse and a round of wine our friends departed in the evening.

Monday the 20th.

Monday the 20th. Fine morning. Our labourers were again busy digging and pruning in the vineyard. Towards midday Mr. H. du Pree called at our home and stayed to dinner; after dinner he again left. Thereafter I rode in company with Mr. van der Heijden to the Tiger Mountains to visit Mr. Diemer; before we arrived there, night fell,

[pagina 84]
[p. 84]

donker, zoodat we onkundig waaren waar we rijden moesten; wij steegen van onse paarden, en leijden die en gingen zoo bij de Roes door dik en dun stappen als twee swervers, dog quamen evenwel te recht. Wij geraakten daar aan taaffel en dronken eenige Barkemeijers met wijn en toen ging men zig ter rust begeeven.Ga naar voetnoot112.

Dingsdag den 21n.

Dingsdag den 21n. 's morgens tamelijk weêr. Dan 't begon swaar te misten. Wij waren desen morgen al vroeg bezig met een beekertje alssem wijn binnen te gieten; wijders wierde daar een stuk ontbeeten, 't geen met wijn wierde gelardeerd. Na den eeten dronken we eenige kopjes thee. Voorts zijn we te paard gestegen om onse reijse na huijs voort te setten. Wij quamen 's namiddags ten half tweeën na gissing ten huijze van Mr. van der Beijl en vonden daar een groote taaffel met menschen; 't was een deftig gastmaal; onder anderen vonden we daar (zonder hem te zoeken) den Oud Noordsen landdrost Robbertsz. Die vent zag er zeer raar uijt en geleek niet qualijk een eezel die wijwater geslobbert heeft! Voorts liep hij zoo wat swerven als een swaluw met een wiek; hij zag datter niemand van de andere vrunden veel werk van hem maakte; voor de rest waaren we met elkanderen braaf vrolijk, 'twelk tot in de nagt duurde. Ik ben eijndelijk vol en zoet met suster na huijs geslentert en zoo rechtstreeks t'huijs gegaan off ik met een leijn getrocken wierde, maar toen ik thuijs in stilstand geraakte, bevond ik welhaast dat ik 't niet van hooren zeggen hadde, maar dat ik paaij Bachus zelfs hadde gesprooken.

Woensdag den 22n.

Woensdag den 22n. 's morgens betogen lugt. Ik bevond mij desen morgen gansch niet wel en was zoo vrij wat van mijn stuk. Heeden zijn onse jongens met spitten en wijngaard snijden weer bezig geweest. Desen avond ontfing ik een groetenis van Mr. Appel en zijn vrouw.

Donderdag den 23n.

Donderdag den 23n. 's morgens betrocken lugt. Heden is zuster Barbara met de twee nonjes van der Beijl na du Toit gereeden, om desselfs dogter te verjaaren.Ga naar voetnoot113. Des voormiddags heeft Mr. Appel ons

[pagina 85]
[p. 85]

so that we did not know how to pursue our way in the dark. We alighted and led our horses, and went stepping at hazard through thick and thin like two vagabonds, but reached our destination after all. There we sat down to a meal and drank a beaker or two of wine, and so to rest.

Tuesday the 21st.

Tuesday the 21st. Fair morning, but a heavy mist came down. Early in the morning we drank a cup of wormwood wine, and had breakfast larded with wine. After the meal we drank some cups of tea. Then we mounted our horses for the journey home. At about halfpast one in the afternoon we came to the home of Mr. van der Bijl and found a large gathering at table; It was a sumptuous feast. Among others we found there (without looking for him) the old Norse landdrost Robberts, who cut a very quaint figure and greatly resembled an ass that had been drinking holy water. He wandered about like a swallow with one wing, and saw that none of the other friends took much notice of him. For the rest we were all very merry together, which continued into the night. At length I left, mighty sweet and full, in the company of my sister and walked straight home as if I was being drawn with a line, but when I came to a standstill in the house, I discovered that I had it not of hearsay, but that I had spoken to father Bacchus himself.

Wednesday the 22nd.

Wednesday the 22nd. Dull morning. I felt not at all well this morning and was not myself. To-day our boys were busy digging and pruning in the vineyard. This evening I received greetings from Mr. Appel and his wife.

Thursday the 23rd.

Thursday the 23rd. Cloudy morning. My sister Barbara rode with the two van der Bijl girls to du Toit's house to celebrate the daugh-

[pagina 86]
[p. 86]

een zoo vis gezonden, twee steenbraasemptjes en eenige harders. Met stroo in de hocken te rijden, spitten en wijngaard snijden is nog al voortgevaaren. Des namiddags ben ik na 't huijs van Mr. van der Beijl geslentert; daar ten huijze vond ik Mr. Greevenbroek en Hans de Smit; kort na mijn aankomste quam daar ten huijze Mr. van der Heijden, nevens zijn huijsvrouw en oudste zoon; wij geraakten wacker aan de praat van verschijde zaaken; ondertusschen wierden er over ende weder verschijde beekers wijn gestort en niet wijnig gesmookt; tegens den avond quam mij een jonge roepen, zeggende dat den spikspelder nieuwen land-drost Starrenburg t' onsen huijze was gekomen; hierop ben ik na huijs gestapt, en hebbe denselven verwelkomt en zoo wat geluk toegewenscht. Ondertusschen wierde mij verhaald als dat suster bij Mr. du Toijt niet veel vermaak hadde gehad, en al vroeg was thuijs gekomen, ter oorzaake dat het onbeschofte wijf van den oud noordsen land-drost Robbertsz suster zeer brutaal hadde bejegend, en veel scheldwoorden na 't hoofd geworpen, haar drijgende te zullen slaan; zij zijde datse van mijn vrouw geaffronteerd off beledigt was, want toen we getrouwt waaren, wilde zij een stuk vleesch snijden, en mijn vrouw zouwde gezegt hebben, dat zulks geen fatzoen was, 't gunt een dikhuijdige leugen is, want zij zijn hier (hoewelse ongenodigt kwamen) als vrunden onthaald en bejegent; daarenboven is dit reets over de twee jaaren geleeden, en nu willense deeze zaak op zuster verhaalen, die in desen onnosel is. Men zal deze geweesene provisioneel grootsche landdrostinne bij gelegentheijd hierover eens spreeken, om haar over dese quade bejegening reeden af te vragen. Ik ben verwonderd waarom dat ze voor gisteren mij off mijn vrouw desweegen niet aangesprooken heeft, omdat we met elkanderen ten huijze van Mr. van der Beijl zijn geweest; dog dan dervense haar smoelwerk niet open doen. Nadat ik met Mr. Starrenburg een wijl gekeuveld, gegeeten en gedronken hadden <sic>, begaaven we ons ter nagtrust.

Vrijdag den 24n.

Vrijdag den 24n. 's morgens betogen lugt met reegen. Deesen voormiddag ben ik met Mr. Starrenburg, ten huijze van Mr. van der Beijl gegaan; wij vonden daar in huijs de Messrs. van der Heijden en Appel met hunne vrouwtjes;Ga naar voetnoot114. na dat we daar gepraat, gesmookt en eenige glaasjes wijn gedronken hadden, sijn we met ons beijden weder thuijs gekeert. Na 't houden van den middagmaal is den land-drost Starrenburg met mijn paard na Stellenbosch gereeden.

[pagina 87]
[p. 87]

ter's birthday. In the forenoon Mr. Appel sent us a string of fish, two steenbras and some mullet. Progress was made with carting straw into the pens, digging and pruning in the vineyard. In the afternoon I walked to the home of Mr. van der Bijl, where I came upon Mr. Greevenbroek and Hans, the smith. Shortly after my arrival, Mr. van der Heijden with his wife and eldest son turned up at the house; we fell to brisk discourse about numerous matters, during which many a cup of wine was drunk and not a few pipes smoked. Towards evening a boy came to call me, saying that the brand-new landdrost, Starrenburg, had arrived at my house. I thereupon walked home, bid the said landdrost welcome and wished him some good fortune. In the meanwhile I was told that my sister had not enjoyed herself at Mr. du Toit's and had returned home early, by reason that the illmannered wife of the old Norse landdrost, Robberts, had been very insolent towards her, subjecting her to abuse and threatening to strike her; she claimed that my wife had affronted and insulted her, for when we were married, she had wished to cut a piece of meat and my wife had said that this was improper, which is a brazen lie, for here they have been entertained and treated as friends (albeit they came uninvited). Moreover, this took place more than two years ago, and now she wants to get her own back on my sister, who is innocent in the matter. When an occasion arises, we shall speak to this ex-provisional almighty female-landdrost and demand an explanation for this ill-usage. I wonder why she did not speak to me or to my wife the day before yesterday, when we were together at the home of Mr. van der Bijl, though then she did not dare to open her dirty mouth. After Mr. Starrenburg and I had conversed for a while, and had eaten and drunk, we betook ourselves to rest.

Friday the 24th.

Friday the 24th. Cloudy morning with rain. This morning I went to the home of Mr. van der Bijl with Mr. Starrenburg; there we found Messrs. van der Heijden and Appel with their wives; after we had conversed for some time and had smoked and enjoyed some glasses of wine, we went home in company. After dinner the landdrost Starrenburg rode to Stellenbosch on my horse. When the rain stopped in the afternoon, the slaves resumed digging. This morning a load of corn was brought to the mill, and having been turned into

[pagina 88]
[p. 88]

Des namiddags toen de reegen ophield, gingen de slaaven aan 't spitten. Desen morgen is een vragt koorn na de moolen gebragt, en tegen den avond is die vragt in meel veranderd. Weder thuijs gekomen; den land-drost quam des avonds ook weder hier; hij zijde op morgen na Hottentots Holland te willen rijden.Ga naar voetnoot115.

Saturdag den 25n.

Saturdag den 25n. 's morgens betoogen lugt. Desen morgen quam hier den krankebedroever Mahieu om den land-drost te spreeken. Wijders quam hier de land-drost zijn knegt, als meede een schoft van een veldwagter;Ga naar voetnoot116. nadat we wat ontbeten hadden, is den landdrost neevens zijn knegt met een van mijn paarden na Hottentots Holland gereeden; tegens den middag quam Mr. Appel hier een wacker steenbraassem brengen, waarvan wij dese middag met smaak hebben gegeeten, en denzelven met wijn gelardeerd. Met wijngaard snijden, spitten en wieden is ons volk heden weder bezig geweest. Tegens den avond is hier een jonge van MensinkGa naar voetnoot117. gekomen; hij hadde een vragt koorn in de mole gebracht; hij heeft hier uijtgespannen.

Sondag den 26n.

Sondag den 26n. 's morgens tamelijk weêr. Op dato ben niet te kerk geweest, omdat de Hr. Bek thans op Drakensteijn dienst heeft gedaan; des voormiddags quam de land-drost uijt Hottentots Holland weder hier; wij zijn ten tien uuren met elkanderen na Stellenbosch gewandeld. Ik hebbe een briefje gemaakt van de 10 mudden koorn, die voor Mensink reeds gemaalen was, en daarmede een Hottentot na Mr. du Toit gezonden, nevens vijf guldens aan geld. Zij wilden 't meel dat reeds klaar was, anders niet laaten volgen.Ga naar voetnoot118. Wijders aan Jacob van DrielGa naar voetnoot119. betaald voor weeggeld 10 stuijvers en 1 stuijver

[pagina 89]
[p. 89]

meal, the load was brought back at evening. The landdrost also returned here in the evening, stating that he proposed to ride to Hottentots Holland on the morrow.

Saturday the 25th.

Saturday the 25th. Dull morning. This morning the sick-comforter Mahieu called here to speak to the landdrost. The man-servant of the landdrost, likewise a rascal of a field-ranger, also put in; after breakfast the landdrost and his man-servant left for Hottentots Holland with one of my horses. Towards midday Mr. Appel came here and brought a fine steenbras, which we ate with relish this midday, and did lard the same with wine. To-day our labourers have again been busy in the vineyard, pruning, digging and weeding. Towards evening a youth of Mensink's arrived here; he had brought a load of corn to the mill, and outspanned here.

Sunday the 26th.

Sunday the 26th. Fair morning. I did not go to church to-day as Mr. Bek is presently officiating at Drakenstein. During the forenoon the landdrost returned here from Hottentots Holland, and at ten we walked to Stellenbosch in company. I made out an invoice for the 10 muids of corn already ground for Mensink and sent it by a Hottentot to Mr. du Toit with five guilders in money, otherwise they would not release the meal already ground. I further paid Jacob

[pagina 90]
[p. 90]

voor schrijfgeld, en zo te zamen ƒ.5 ‘11 ..-. Toen ben ik met den land-drost na Mr. Mahiu gewandeld, alwaar een poos geseeten hebben en zijn toen weeder na huijs geslentert. 't Heeft desen nagt braaf gereegent.

Maandag den 27n.

Maandag den 27n. 's morgens betrocken lugt met reegen. 't Heeft desen dag bij buijen gereegent. Des voormiddags is den landdrost na Stellenbosch gewandeld en tegens den middag weder t'huijs gekoomen; 's namiddags zijn we zoo wat met leezen bezig geweest. Voorts hebben we tot tijdkorting wat gekaardspeeld; met spitten in de wijngaard zijn onse knaapen op dato weder doende geweest. Heeden is de rivier zeer hoog geweest.

Dinsdag den 28n.

Dinsdag den 28n. 's morgens de wind N.Wt. betogen lucht; met spitten in den wijngaard isser voortgevaaren, als mede met wijngaardsnijden in de gewese wijngt. van Jan Bombam. Desen voormiddag is den land-drost met mijn paard na Pr. Robbertsz gereeden (zoo hij zijde); de rivier is op dato seer gevallen; 't wierde des namiddags goed weer.

Woensdag den 29n.

Woensdag den 29n. 's morgens N. wind met tamelijk weêr. Heeden zijn 4 onser leijfeijgenen met wijngaardsnijden in de gewesen thuijn van Jan Bomb:Ga naar voetnoot120. bezig geweest. Desen morgen quam den landdrost hier met zijn knegt. Hij vertelde mij als dat Hans HenskeGa naar voetnoot121. in de tronk was gezet, off in 't tronkhuijsje, en dat denselven op dato na de Caab zoude vertrecken, omme aldaar in hegtenisse te werden gebragt. Voorts vertelde hij mij op gisteren een brief van den Gou-

[pagina 91]
[p. 91]

van Driel 10 stivers weigh-money and 1 stiver book-money, and so in all f.5 ‘11’ -. Then I walked to Mr. Mahieu in the company of the landdrost, where we did sit a while, and then we returned home at our ease. Heavy rain overnight.

Monday the 27th.

Monday the 27th. Cloudy morning with rain. Intermittent showers during the day. In the forenoon the landdrost walked to Stellenbosch, and returned home at midday. In the afternoon we occupied ourselves by reading and for our diversion also played cards. This day our boys have again been busy digging in the vineyard. The level of the river was very high to-day.

Tuesday the 28th.

Tuesday the 28th. Overcast sky with N.W. wind in the morning. Digging in the vineyard continued, also pruning of vines in the old vineyard of Jan Bombam. This forenoon the landdrost rode to Pr. Robberts' on my horse (so he said). The river dropped considerably this day. In the afternoon the weather turned fine.

Wednesday the 29th.

Wednesday the 29th. Fair morning with North wind. To-day 4 of our slaves have been busy pruning vines in the former garden of Jan Bombam. The landdrost turned up this morning with his manservant and told me that Hans Henske had been put in prison (or in the cells), and that he was to leave for the Cape to-day to be lodged in confinement there. He further told me that he had yesterday received a letter from the Governor stating that a certain piece

[pagina 92]
[p. 92]

verneur te hebben bekomen van inhoud, als dat zeeker stuk lands, dat den Gouverneur aan Mr. van der Heijden voor zijn soon hadde gegeeven, aan een ander was gegeeven; slegte tijdinge voor van der Heijden omdat die 't reeds heeft laaten meeten. Nadat we wat ontbeeden hadden is den land-drost met zijn knegt na de Caab gereeden. Ik ben desen voormiddag met mijn vrouw 't koornland herom wezen wandelen. Wij vonden op ons land dicht na 't land van BotmaGa naar voetnoot122. vers leeuw off tijgerspoor. Des namiddags is suster na Stellenbosch geweest, om soete zuijkerGa naar voetnoot123. te haalen; zij vertelde thuijs komende, aldaar gehoord te hebben, dat oom Husing aan Hens Henske, ende verdere ruijlers rijst voor hun reijze zoude leeveren; in desen hebbe ik een sinking in of op mijn geloof. Ook zeggen de menschen dat oom Husing zoude gezegt hebben tegens verschijde knapen dattet 'thans vrijruijlen was voor de vrijburgers, dog dese taal moet uijt de mond van een 's Comps. dienaar gekomen zijn, aangezien de Vaderlandse brieven door geen vrijburgers werden geleezen en daarom is dit niet anders dan een quaadaardige beschuldiginge.

Donderdag den 30n.

Donderdag den 30n. 's morgens de wind als vooren, met betogen lugt; 't scheen den voorigen nagt iets gereegent te hebben, en 't geleek' er nog wel na; dieshalven zijn alle onse slaven met spitten in de wijngaard bij huijs bezig geweest. Desen morgen quam hier ten huijze Mr. van der Heijden; hij vraagde mij of Jacob LouwGa naar voetnoot124. hier was, zeggende gehoord te hebben dat denselven gisteren in Hotten-

[pagina 93]
[p. 93]

of land, which the Governor had granted to Mr. van der Heijden for his son, was now made over to another. This is bad news for Van der Heijden as he has already had it measured. After breakfast the landdrost and his man-servant rode off to the Cape. This morning I walked with my wife about the corn lands. We found on our ground, close to the lands of Botma, fresh tracks of lion or leopard. In the afternoon my sister went to Stellenbosch to fetch sweet sugar. On arriving home she related that she had heard there that uncle Husing would supply Hans Henske and other traders with rice for the road, which I am less inclined to believe. It is also rumoured that uncle Husing is supposed to have told several people that it was now free barter for the burghers. Such statements can only have come from one of the Company's servants, seeing that dispatches from home are never read by the burghers, so that this is nothing but a malicious charge.

Thursday the 30th.

Thursday the 30th. Cloudy morning with wind as before. There had evidently been some rain overnight, and it still looked like rain, accordingly all our slaves were busy digging in the vineyard near the house. This morning Mr. van der Heijden called and inquired

[pagina 94]
[p. 94]

tots Holland bij den Gouverneur was geweest om iets te versoeken, dog hij hadde kwaad beschijd gekregen, en moest ongetroost vertrecken; ondertusschen hebbe ik aan Mr. van der Heijden verhaald, dat het stuk lands door den Gouverneur aan hem voor zijn soon gegeven, nu door den zelven aan een ander was gegeeven. Nadat we met elkanderen een pijp met smookkruijd hadden verbrand, is hij vertrocken. Kort na de middag zijn hier ten huijze gekomen broeder Jacob Louw en Jan Elberts; kort daarna quam ook hier Mr. Jacob van der Heijden; wij geraakten met elkanderen aan de praat,Ga naar voetnoot125. aan 't wijn drinken en tabak smooken; ondertusschen quam Ferdinand Appel mede hier; hij was de laaste in 't komen, dog de eerste die vertrok; broer Louw wierde door mij versogt om de aanstaande nagt hier te verblijven, dan hij zijde dat met Jan Elberts weder moste na huijs rijden, volgens belofte; ondertusschen zijn we des avonds met elkanderen na 't huijs van Mr. van der Beijl geslentert, alwaar we weder wacker met den beker bezig waaren; des avonds ben ik na huijs gestapt.

Vrydag den 31n.

Vrydag den 31n. 's morgens N.Wt. wind met betogen lugt. Desen morgen ben ik te paard na Juffrw. Elberts gereeden, waar ik vond Mr. en Juffrw. van der Heijden, alsmede Broer Louw; daar was ook Broer van Brakel en zijn vrouw; nadat we een wijltje daar geweest waaren, is Mr. van der Heijden met zijn onderlaag na huijs gereeden. Ook ben ik met Broer Louw mede derwaards gereeden. Daar ter plaatse raakten we aan 't eeten en drinken en smookten een pijpje tabak; toen zijn we te paard gesteegen en met ons drieën na 't ronde Bossje gereden; toen we aan 't huijs van Mr. van der Heijden quamen, begon het braaf te reegenen. Tegens den avond hebben we Broer Louw thuijs gebragt; daar ten huijze een wijltje geweest zijnde, stapten we weder na de woonplaats van Mr. van der Heijden, daar wij dien nacht verbleeven.

voetnoot71.
[Barent Lubbe se naam word in die Stellenbosse stukke vir die eerste keer vermeld in 'n uitvoerige instruksie insake onderhoud van paaie en brûe deur landdros Linnes en die heemrade opgestel en deur Simon van der Stel goedgekeur met fia approbatio in sy eie handskrif, 22 Aug. 1692. Daar lees ons onder die afdeling ‘De slooten om 't kerkhof jaarlyx schoon te houden’: Jan Margra, Andries Voormeester, Barent Lubbe, Hemme Menke, Gabriel Stoltz, Caspar Gerritz (Stell. 1/1, p. 44). Lubbe het gewoon op een van die omliggende plase in die onmiddellike omgewing van die kerk van Stellenbosch waar die dorp later sou ontwikkel. Tot 1716 het hy ook 'n plaas besit in die deel wat later Vredenburg-Vlottenburg geword het (OSF I, 135). In 1699 word die plaas ‘Wolvedans’ tans ‘Neethlinghof’ in dieselfde omgewing aan hom toegeken (O.S.F. I, 135) en ook dit behou hy tot 1716. Hy moes dit swaar gehad het, want in 1715 het die kerkraad aan hom 'n ‘liberale gifte’ van ƒ40 geskenk, iets wat hulle alleen in uiterste gevalle gedoen het. Moontlik is hy in 1716 oorlede. Dit is opvallend dat sowel Mahieu as Beck sy naam skrywe as Loebe. Volgens Hoge, Personalia, bl. 250, het hy self sy naam geskryf as Berend Löbe. (A.M.H.)] In 1705 was hy korporaal van die burger-infanterie van Stellenbosch.
margenoot+
Aan Pfeiffer 3 legg. wijn.
voetnoot72.
[Van nou af aan tree Starrenburg meer en meer op die voorgrond as W.A.v.d. Stel se handlanger. Hy het in 1695 met die Waalstroom na die Kaap gekom. In 1697 is hy getroud met Johanna Victor. Sy plaas aan die Tijgerbergen het hy ‘Onrust’ genoem. Sien verder C.J. 2649 Testamenten, 1686-1708, bl. 584, en Kaapse Grondbrieven, II, bls. 36-37. (A.J.B.)]
voetnoot73.
Willem Sewel, wat in 1654 te Amsterdam gebore is, was 'n skrander taalgeleerde, bekend vir sy werke oor die Nederlandse en Engelse tale. Hy het Rabus se werk oorgeneem as redakteur van die Boekzaal van Europa en Maandelijksche Uittreksels of Boekzaal der Geleerde Wereld (Van der Aa, Biogr. Wdb.) Vermoedelik was hierdie ‘14e stuckje’ van Tas een van hierdie uittreksels. Die leser sal onthou dat Tas voorheen (onder 13 Junie) oor ‘elf stuks boekzalen’ geskryf het.
voetnoot74.
Starrenburg het destyds ‘'t opsigt en de verantwoordelikheid over het Vaderlands Timmerhout’ volgens sy eie verklaring gehad. (Sien Crim. Processtukken, 1706, asook Defence of W.A.v.d. Stel, bl. 168.)

margenoot+
To Phijffer 3 leaguers wine.

voetnoot75.
Dit was Jeanne la Batte wat in 1663 in Saumur gebore is. Sien C. Graham Botha se Die Kaapse Hugenote, bl. 98, asook aantekening by Willem Nel, voetnoot 66.
voetnoot76.
[Die ‘voorbereidingsdiens’ is 'n oud-gereformeerde gebruik wat eers in die loop van hierdie eeu uit ons kerklike lewe verdwyn het. Die oudste bewaarde bladsye van die Kasboek Stell. Diakonie verskaf aan ons uiters interessante besonderhede i.v.m. die program van kerkdienste soos gehou in die jaar 1725. Vir Stellenbosch is dit die enigste jaar waarvan hierdie besonderhede bekend is. Daaruit sien ons dat die eerste nagmaal van die jaar gehou is op Paassondag, die tweede op die eerste Sondag in Julie (net soos in 1705), die derde op die eerste Sondag in Oktober en die vierde op Kersdag. Dit blyk verder dat elkeen van hierdie nagmaalvieringe voorafgegaan is deur 'n ‘voorbereiding’ wat soms op die Saterdagoggend (Voormiddagh-Voorbereidingh), soms ook - soos hier - op die Vrydagmiddag (Naarmiddagh-Voorbereidingh) plaasgevind het, en gevolg is deur 'n nabetragting (die woord word nie gebruik nie) op 'n Sondagmiddag. Met Paasfees is die voorbereidingsdiens gehou op die Vrydagoggend, omdat dit dan Goeie Vrydag was. Op Paasmaandag en Tweede Kersdag is ook 'n oggenddiens gehou, soos vandag nog die gebruik is in Nederland, en ook op Maandagoggend na Pinksterfees, bekend as ‘Tweede Pinxsterdag’, Verder toon dieselfde Kasboek ook duidelik aan dat die nagmaal destyds reeds die geleentheid was wanneer die inwoners van die distrik in groot getalle na die kerk gekom het. Sonder om syfers te noem, kan ons konstateer dat die opbrengste aan kollektegeld by die nagmaaldienste ruim tienmaal so groot was as op die gewone Sondae. (A.M.H.)]
voetnoot77.
[Die 19de vers lui: ‘De offeranden Gods zijn een gebroken geest: een gebroken ende verslagen herte sult gy, O Godt, niet verachten.’ 'n Goeie teks vir 'n voorbereidingsdiens. (A.M.H.)]
voetnoot78.
[Sien voetnoot 53. (A.M.M.)]
voetnoot79.
[Dit is Psalm 51 met sy pragtige Franse melodie, 'n ware boetelied. Die melodie, in die Hipofrigiese toonaard gekomponeer, daal op plekke baie laag af, sodat 'n mens die psalm nie te laag moet insit nie. Dit is ongetwyfeld wat Mahieu gedoen het! Vandaar Tas se opmerking dat hy dit so ‘laag’ gesing het. (A.M.H.)]
voetnoot80.
[Die voordeur van die kerk het na die weste gekyk. Daar was destyds nog geen enkele gebou onderkant die kerk nie. Wanneer die kerkgangers uitgekom het, het hulle dus 'n onbelemmerde uitsig op die heuwels van Papegaaisberg en Vlottenburg gehad. (A.M.H.)]
voetnoot81.
[Met hierdie pragtige klein satiriese epanorthosis of self-korreksie teken Tas die skoolmeesteragtige aard van ds. Beck se optrede ten voete uit. (A.M.H.)]

voetnoot82.
[Die ‘houwer en portepee’ wat deur Tas vergelyk word met ‘een kaffers zijdgeweer’, was 'n taamlik swaar degen, dus eintlik 'n sabel. Daarom vergelyk Tas dit met die swaard van 'n laksman. Die ‘rakkers’ wat die beul gehelp het, word dikwels ‘kaffers’ genoem. (Vgl. Bogaert, bl. 487.) Die porte-épée (meestal uitgespreek portepé), letterlik swaard-draer, was die dra-band waarin die swaard gehang het. In die inventaris van losgoed wat na Tas se dood opgeveil word, kom die swaard en porte-épee voor waar ons onder datum Julie 1722 lees: ‘1 copper tabaxdoos, 1 sak horloge, 1 degen en I portepé, I paar pistolen met haar holsters, 3 rottangs, 1 met silvere knop, 1 silvere tandestoker en koker, 104 zeije neusdoeken, 2 kerkstoele, 23 lot boeke’ (Franken, Die Huisgenoot, 1 Okt. 1926, bl. 32). (A.M.H.)]
voetnoot83.
[‘Bindten’ was balke wat gebruik is om die driehoekige timmerasies te vorm wat die eintlike struktuur van elke dak moes vorm; meestal vind ons dit in die saamgestelde vorm ‘kapbinten’, bv. ‘tot bebalking van de Kerk sullen 16 balken gelegt en geankert worden, yder balk een kapbinten dragende’ (Res. Kerkraad, 13 Des. 1720). Die gewone afmetinge was 6 × 8 duim. (Sien Kerk van Stell. bl. 66. (A.M.H.)]
voetnoot84.
[Die vryburgers het gekla dat die Goewerneur al die beste hout self gebruik het en dit teen 'n geringe prys van die Kompanjie gekoop het, terwyl die burgers die oorskiet hout gekry het en duur daarvoor moes betaal. (Vgl. par. 12 van die Klagskrif.) Vgl. ook Tas se uitbarsting teen die amptenare in sy Dagboek op 29 Januarie 1706: ‘hout halen se uijt de bosschen soo veel alsse benoodigt zijn, isser Vaderlands timmerhout in 't Casteel die Messrs. gaan met het beste heen ...’ Hout was skaars. Die owerheid was suinig met permissie om timmerhout te laat kap in die bergklowe; en wat langs die rivieroewers te kry was, was seker nie altyd geskik vir bewerking nie. Derhalwe was die koloniste altyd verleë om die goeie, droë en klaar bewerkte hout wat oorsee van Holland ingevoer en in die Kompanjie se pakhuise opgeslaan is. Dit was gewoonlik grynhout en eikehout. Dit verklaar waarom ons nog altyd greinhoutsolders en selfs deure in die oudste Kaapse huise aantref. (Sien Kerk van Stell., bl. 52, 66) A.M.H.]
voetnoot85.
Jan David Vierabend was toe 'n sersant in diens van die Kompanjie Contra Deductie, bl. 145).
voetnoot86.
Hierdie geval word breedvoerig in die Klagskrit (par. 27) aangehaal. Dit is baie belangrik dat Tas dit hier in sy Dagboek opteken, omdat daar tot nog toe [dit is voor 1913 - A.J.B.] geen geloof geheg is aan die beskuldiging vervat in die genoemde paragraaf van die Klagskrif nie. Van der Heiden het grond gekry van die Goewerneur. Hy het dit reeds laat opmeet, waarvoor hy die Goewerneur 'n groot present moes gee. Ook moes hy o.a. nog 30 lêers wyn aan die Goewerneur lewer teen 20 Rds. per lêer. Toe hy egter vra om betaal te word, het Van der Stel hom uitgeskel en die land wat reeds aan hom geskenk was, teruggeneem en ‘aan een knaap die veele schelmstukken bedreven’ het, geskenk. Die burgers was van mening dat dit nie sou gebeur het nie, indien Van der Heiden die Goewerneur die 30 lêers wyn geskenk het. Daaruit blyk, het hulle geskryf, ‘des Gouverneurs onverzadelijke hebzucht waar mede hij, als met eene smetziekte, bezet is.’ (Sien verder Contra Deductie, bl. 120.)

voetnoot87.
Dit moet elke leser opval dat Tas selde skryf dat hy na Stellenbosch gery het, selfs nie wanneer hy van sy vrou en ander dames vergesel was nie. Die afstand tussen sy woonhuis op ‘Oude Libertas’ (vandag die ‘Stellenbosch Farmers' Winery’) en die destydse dorpie Stellenbosch was iets meer as 1½ myl. Dit is seker nie baie ver nie, maar dit is beslis verder as wat die meeste gegoede mense vandag sal loop. Tas het geen gebrek aan rytuie gehad nie, want op die vendusie van 1722 was daar 1 ossewa en 58 osse, 1 perdewa en 8 perde en 1 cales (ligte koets) in sy boedel. A.M.H.]
voetnoot88.
Die tweede vers: ‘Hy doet my nederliggen in grasige weyden; hy voert my sachtkens aen seer stille wateren’,
voetnoot89.
[Die tweede nagmaal van die jaar is altyd op die eerste Sondag in Julie gevier. Sien voetnoot 128. Die getal lidmate was destyds maar bedroewend klein in verhouding tot die aantal volwasse blanke inwoners van die dorp en distrik, en ds. Beck het nie veel gedoen om hierin verbetering te kry nie. In die jare 1704 en 1705 is nie 'n enkele nuwe lidmaat aangeneem nie; in 1706 was daar darem drie; in 1707 een; in 1708 ses. (A.M.H.)]
voetnoot90.
[In die reël was die namiddagdienste beperk tot die somermaande (Oktober tot April), maar met nagmaal is altyd 'n uitsondering gemaak. Dit was dus spesifiek bedoel as 'n ‘nabetragtingsdiens’, (A.M.H.)]

voetnoot91.
[Tas was 'n boeke-liefhebber. Dit is veelseggend dat by Tas se vendusie in 1722 drie-en-twintig lot boeke verkoop is en in 1726 nog twaalf lot meer. Hercules van Loon was waarskynlik van Friese familie. Van 1694 tot 1695 was hy predikant in Kaapstad, maar na 'n kort verblyf in Indië het hy na Nederland teruggekeer. In 1700 het die Bewindhebbers hom as predikant na Stellenbosch gestuur. Hy en sy vrou Maria Engelbrecht het hul intrek geneem in die Kolonieshuis op die oostelike hoek van Dorpstraat en Ryneveldstraat, en kort daarna het hy ook begin boer op 'n plaas wat in 1701 aan hom toegeken is en waaraan hy die oorspronklike naam ‘Hercules' Pilaar’ gegee het (OSF I, 143). Die aangrensende plaas, wat hy ook besit het en wat hy ‘De Waarburg’ genoem het, is vandag bekend as ‘Matjieskuil’, Laasgenoemde plaas is eers na sy dood amptelik aan sy weduwee toegeken. (OSF I, 157). Op pad van sy plaas na die dorp het hy op 26 Junie 1704 selfmoord gepleeg (Kolbe) en sy opvolger, ds. Beck, het die gemeentelike boeke in 'n toestand van volslae verwarring aangetref. Hy moes doop-, huweliks- en lidmateregisters bywerk oor meer as drie jaar en dit met behulp van ‘losse briefjes’ wat hy van sy voorganger se weduwee ontvang het! (Kerkraad Resolusies, 28 Feb. 1729.) (A.M.H.)]

voetnoot92.
[Dit was die plaas ‘Welmoed’ aan die Eersterivier (vandag Lynedoch-stasie). (A.M.H.)]

voetnoot93.
Van hierdie onskuldige opmerking het die Goewerneur later gretig gebruik gemaak in sy ‘Wederlegging’ van die klagtes van die burgers. Hulle kla, sê hy, dat die Goewerneur hulle verdruk, maar ‘hoe bitter hun dit leven valt’, kan 'n mens sien uit die Dagboek van Tas, ‘alwaar deze lustige Schrijver aantekent en vertelt, dat hij met het genoodschap zijner gebroederen bijna dagelijks gastereert en onder 't dampen van een pijpje smookkruit, en 't storten van wijnbekers zodanig overdaden gebruikt dat er hen 's anderendaags het hair van zeer doet.’ (Bogaert, bl. 567.)
voetnoot94.
[Heemraad vir Drakenstein, kaptein van die infanterie en leier van die Franse. Soos later sal blyk, het hy aktief deelgeneem aan die stryd teen die Goewerneur. Hercules des Pres of Du Pré het in 1688 met die Schelde saam met sy ouers aan die Kaap gekom. Van 1692 af het hy op die familieplaas ‘De Soete Inval’, waar nou Paarl-stasie is, geboer, en van 1699 af ook op die plaas ‘Watervliet’, Sy eerste vrou, Marie le Febre, is in 1701 oorlede. Die egpaar het agt kinders gehad. Daarna is hy getroud met Cornelia Villon (Viljoen), dogter van Francois Villon van ‘Idas Vallei’, Stellenbosch, by wie hy nog twee kinders gehad het. Hy is op 9 Mei 1721 oorlede. (A.M.H.)]

voetnoot95.
[Alida ter Meulen, volgens Hoge (Personalia, bl. 86) Aletta ter Mollen, was van Hannover afkomstig en was sedert 1696 die weduwee van Heinrich Elberts, een van die eerste Kaapse vryburgers van 1657 wat reeds vroeg na Stellenbosch verhuis het. In 1687 was hy kaptein van die Stellenbosse dragonders. Van 1682 af het hy op die plaas ‘Bij den Weg’ (Stellenboschkloof) geboer en van 1691 ook op ‘Vredenburg’ (by Vlottenburg). Eersgenoemde plaas is oorgeneem deur sy oudste seun, Hendrik, laasgenoemde deur die vierde seun, Izaak. Teoreties gesproke kon juffrou Elberts in 1705 by enigeen van haar nege kinders ingewoon het, maar hierdie aantekening van Adam Tas stel dit buite twyfel dat sy op ‘Vredenburg’ tuis was. Immers, die geselskap was op pad na Ferdinand Appel, wat gewoon het aan die mond van die Eersterivier (vgl. voetnoot 21), en die pad van ‘Oude Libertas’ daarheen het oor die werf van ‘Vredenburg’ geloop. (A.M.H.)]
voetnoot96.
In die Dagregister word geen melding van hierdie geval gemaak nie. Prof. Fouché skryf dat hy die saak ook nie in die Processtukken kon terugvind nie. Dit wil egter nie sê dat die moord nie plaasgevind het nie. Prof. Fouché wys daarop dat die Dagregister gedurende die bewind van W.A.v.d. Stel baie slordig gehou is. Wat die Processtukken van die jaar 1705 betref, skryf hy, word hulle gevind in tien of meer aparte of ongelyksoortige dele, en niemand kan met sekerheid sê of daar nog nuwe dele gevind sal word nie.

voetnoot97.
‘Mij onbekend’, skryf prof. Fouché.

voetnoot98.
[Jan Sandertsz of Sanders van Oisterhout (Brabant), het saam met sekere Frans Hendricksz in 1702 eienaar van die plaas ‘Fleurbaix’ aan die suidoewer van die Eersterivier langs ‘Libertas’ geword. Die plaas is weer verkoop (1708), want Sandertsz was eintlik 'n bouer. In die jare 1716-1718 het hy 'n groot aandeel gehad aan die bou van die nuwe Raadhuis van Stellenbosch (hy word dan genoem Jan S. van Westerhout). Van Augustus 1719 tot Maart 1721 was hy kontrakteur vir die bou van die nuwe kerkgebou van Stellenbosch (sien Kerk van Stellenbosch, bls. 68-70). Sy handewerk bestaan nog voort in die huidige Moederkerk van Stellenbosch en waarskynlik ook in die Teologiese Kweekskool.]

voetnoot99.
Een van die klagtes van die burgers was dat die Goewerneur en sy broer Frans die koloniste nie toegelaat het om vis te vang op plekke wat hulle vir eie gebruik voorbehou het. Dit was natuurlik die beste viswaters. So is Vishoek (aan die ooskus van Valsbaai, vandag Gordonsbaai) vir die Goewerneur afgesonder, en hier het hy gedurig matrose (op koste van die Kompanjie) vir hom laat werk om vis te vang vir sy groot aantal slawe. Frans van der Stel het vir hom 'n ander visplek toegeëien, die Lourensrivier, tussen die mond van die Lourens- en die Eersterivier. Geen burger het dit gewaag om naby hierdie plekke vis te vang nie, aangesien die knegte van die Van der Stels hom dan geslaan en weggeja het. (Sien Klagskrif, par. 22 en 23, en Contra Ded., bl. 255; ook Bogaert, bl. 467.)

voetnoot100.
[Dirk Simonsz se naam verskyn slegs twee maal in die kerklike stukke van die tyd. Op 6 Desember 1705 vra hy of hy jaarliks Rds. 12 uit die armkas mog geniet. Dit is hom geweier. In Mei 1708 vertrek hy na Kaapstad, nadat sy naam genoem was in Crim. Processtukken, 1705-1713 onder 1 November 1707. Hy is opgevolg as koster deur Bastien Cheval (Kr. Res., 10.5.1708), (A.M.H.)]

voetnoot101.
Johannes Starrenburg is volgens die resolusie van 11 Julie 1705 aangestel as landdros van Stellenbosch in die plek van die provisionele landdros Robbertsz, wat bedank het. (Vgl. Journal, bl. 78). Hy was vergesel deur Urbanus Cruse, onderkoopman en boekhouer van die garnisoen en Abraham Poulle, die sekretaris van die Politieke Raad en die Raad van Justisie en tewens vendumeester van die Kompanjie.
voetnoot102.
[Theunis de Bruyn, in 1691 burger in Drakenstein, was die stamvader van die Afrikaanse familie. In 1705 was hy egter nog ongetroud. (A.M.H.)]

voetnoot103.
Vgl. Resolusie van die Politieke Raad van 11 Julie 1705. [Hierdie besluit staan nie opgeteken in die Resolusieboek nie, maar word wel in die Dagregister genoem. Peter Robbertsz het in Februarie 1699 eienaar geword van 'n plaas van 92 morg. Hy was getroud met Sophia Schalk van der Merwe, weduwee van Rudolf Pasman. Vgl. Grondbriewe, Stellenbosch en Drakenstein, 1689-1722, bls. 312-313; C.J. 1026: Civ. Processtukken, 1710-1712, bl. 9; Stellenbosch 13/1: Notulen van Krijgsraad, 1688-1714 waar sy handtekening voorkom onder 10 September 1703 tot 7 September 1705. (A.J.B.)]
voetnoot104.
[Hermanus van Brakel, hier ‘broer’ genoem omdat hy Tas se swaer was, was in 1705 'n jongman van 19 jaar, tweede seun van Adriaan van Brakel en broer van ‘suster Barbara’ (voetnoot 49). Hy was 12 jaar jonger as sy suster Elisabeth, die vrou van Adam Tas. Hy is op 1 April 1708 getroud met ‘nonje’ Truitje van der Bijl (vgl. voetnote 50 en 55) en het teen die einde van dieselfde jaar eienaar geword van die plaas ‘Brakelsdal’ (tans ‘Annandale’) in Moddergat, waar hy met sy gesin bly woon het tot aan sy dood in 1746. In 1712 was hy reeds heemraad en in 1721 is hy bevorder tot kaptein in die plek van Dirk Coetsé, wat om ontslag gevra het. (Uitg. Br., 14 Okt. 1721.) (A.M.H.)]

voetnoot105.
Samuel Elsevier, sekunde, d.w.s. tweede persoon van die regering, was een van die bedrywigste amptenaar-boere. Oor sy gedrag het die vryburgers in par. 21 van die Klagskrif gekla. (Vgl. ook Bogaert, bl. 527). Dit was hy wat aan die Goewerneur sou gesê het: ‘Dat er over drie of vier jaar geen vrijburgers meer aan de Kaap vannoden waren; en dat er voor hen (nl. de grotere amptenaren) kans was om met hun vieren of vijven de Maatschappije en de Kaap van alles te voorzien’ (Bogaert, bl. 476). [As eienaar van die groot plaas ‘Elsenburg’ (110 morg, toegeken in 1701, OSF I, 141) was Samuel Elsevier ook ten dele inwoner van die distrik Stellenbosch. Op hierdie manier het die jong ds. Beck hom ongetwyfeld goed leer ken, veral sedert Beck in 1703 op die plaas ‘Koelenhof’ en in 1704 op die plaas ‘Kromme Rhee’, albei feitlik buurplase van ‘Elsenburg’, begin boer het. So het hy ook Elsevier se dogter, Johanna Constantia, in 1685 op Ceylon gebore, leer ken. Op 13 Februarie 1707 is hulle deur ds. Kalden in Stellenbosch in die eg verbind. (Vgl. Huweliksregister St.: ‘Henricus Beck van Arnhem, jongman, met Johanna Constantia Elsevier, jongedochter’,) Die egpaar het gewoon in die Kolonieshuisie in Kerkstraat wat destyds as pastorie gedien het. Presies twee maande later, op 16 April 1707, het die groot omwenteling plaasgevind en is ook ds. Beck se skoonvader uit sy amp onthef en na Holland teruggeroep. Op 23 April 1708 het hy in geselskap van Willem Adriaan en Frans van der Stel en ds. Kalden die Kaap verlaat (Böeseken, Simon van der Stel, bl. 203), maar sy bloedverwante het hier agtergebly (ibid., bl. 203, voetnoot 72). Sekere Jan Elsevier, waarskynlik 'n seun van hom, het juis in dié tyd ook 'n huisie in Kerkstraat, Stellenbosch, bewoon (erwe N en L). Hy en sy suster was dus bure. In die Notule van Landdros en Heemrade, 18 Okt. 1706, word hy vermeld as obiit, dus reeds oorlede. Hieruit blyk dat die Elseviers ook deur persoonlike bande aan Stellenbosch verbind was. A.M.H.]

voetnoot106.
[Jan van Hoorn was afkomstig van Middelburg in Seeland. Hy was getroud met Maria Rijnbak. (Sien C.J. 2650 Testamenten, 1709-1715, no. 16). (A.J.B.)]
voetnoot107.
Ds. Petrus Kalden was predikant aan die Kaap. Die burgers het in par. 5 van die Klagskrif gekla dat hy ‘mede een van de grootste landbouwers’ was en ‘gansch geen werk van de godtsdienst’ gemaak het nie, ‘gemerkt hij zich vrij meer met zijne landerijen dan met zijn predikstoel bemoeit’, [Die plaas ‘Zandvliet’, op 14 Jan. 1699 toegeken, was 62 morg groot (OSF I, bl. 127); in 1701 is 'n tweede stuk van 30 morg daaraan toegevoeg (OSF I, 147). Nog voor sy finale vertrek van die Kaap het hierdie plaas (die twee dele saam) op 1 Maart 1708 die eiendom geword van Michiel Romond.] Die burgers het ds. Kalden die bynaam ‘Kalchas’ gegee (Bogaert, bl. 478). [Die spotnaam was 'n goedgekose woordspeling: die Homeriese Kalchas was immers ook 'n priester (eintlik waarsegger) en 'n priester wat nie altyd geliefd was nie! Vir verdere besonderhede oor sy lewe en loopbaan sien prof. S.P. Engelbrecht, Die Kaapse Predikante van die Sewentiende en Agtiende Eeu, bls. 31-36, en Hoge, Personalia, bl. 191. A.M.H.]
voetnoot108.
Vgl. Leibbrandt, Précis, Journal 1699-1732, bl. 78. [In die volgende paragraaf word hy Do., Dominee, genoem. Vgl. besluit van Stellenbosse Kerkraad op 23 Jun. 1737 om 'n spesiale stoel ‘voor de domenie’ te laat maak om voor die preekstoel te staan. Dit is duidelik dat daarmee bedoel word die voorleser (Abraham Faure) wat by die kateder voor die preekstoel moes staan. (A.M.H.)]

voetnoot109.
[Fouché se aantekening is foutief. Die toekenning waarna hy verwys (OSF I, 21), is van die plaas ‘Blaauwklip’ wat op 9 Sept. 1690 toegeken is aan Gerrit Jansz Visscher, in die omgang bekend onder die naam Gerrit Grof. Visscher was 'n Ommelander uit Overijssel en sou dus nie maklik deur sy vriende as 'n Fries bestempel word nie. Die eerste kolonis wat die naam De Vries gedra het, was Hendrik Abraham de Vries, wat eers in 1708 aan die Kaap gekom het (De V. - Pama). Waarskynlik verwys Adam Tas hier na Gerrit Willemsz van Leeuwarden, 'n egte Fries dus. (A.M.H.)]
voetnoot110.
[Peter Robberts van Neustadt, Holstein, volgens Hoge, het in 1693 aan die Kaap gekom en was as sersant in diens van die V.O.C. In 1696 het hy deur sy huwelik met Sophia van der Merwe, wed. Roelof Pasman, boer geword van die plaas ‘Rustenburg’, langs ‘Idas Vallei’, en ‘Schoongezigt’, vlakby Stellenbosch. In Feb. 1699 is dié plaas wettig aan hom toegeken (OSF I, 133). In 1701 word hy heemraad en van 1703 tot 1705 was hy waarnemende landdros van Stellenbosch. Tas noem hom meermale met goedige spot ‘den Oud Noorsen landdrost’, waarmee hy waarskynlik doel op die feit dat hy nou oud-landdros was na Starrenburg en dat hy van Noord-Europa afkomstig was. Te oordeel na grondbriewe van sy plaas is hy waarskynlik teen die einde van 1741 oorlede. Sy vrou was in die wandel bekend as Fytje Schalk (Doopboek). (A.M.H.)]

voetnoot111
[Abraham Diemer, gebore aan die Kaap in 1669, was die sesde kind van Elbert Dircx Diemer en Christina Does. In 1692 staan sy naam ingeskryf as boer in Drakenstein, buurman van Pieter van der Bijl, ‘Babylons Toren’ (Stell.. 1/1, bl. 44). Hy tree in 1697 in die huwelik met Anna Elisabeth Sneewind; hulle vestig hulle op die plaas ‘Groenfontein’ (by ‘Joostenberg’) wat op 28 Februarie 1699 formeel aan Diemer toegeken word (OSF I, 473) en tot 1716 in sy besit bly. (A.M.H.)] In die stryd teen die Van der Stels het Diemer 'n rol gespeel as mede-ondertekenaar van die Klagskrif en was hy in sy omgewing gesien as burgerraad en luitenant van die burger-kavallerie aan die Kaap. (Vgl. Bogaert, bl. 537, en Kolbe, bl. 778.

voetnoot112.
['n Barkemeier of berkemeier is 'n beker gemaak uit die stam of 'n dik tak van 'n berkeboom waarby die bas om die hout gelaat is. WNT II 1901-1902. (A.J.B.)]

voetnoot113.
[Met ‘de twee nonjes Van der Bijl’ bedoel Tas die susters Geertruy (1689) en Emma Martha (1693), oudste dogters van Pieter van der Bijl (voetnoot 50). In die lidmaatregister van Stellenbosch verskyn hul name ook saam onder die jaar 1708. Geertruy is later getroud met Hermanus van Brakel en Emma met Willem van Taak, die held van Delagoabaai. Die dogter van Guillaume du Toit wat verjaar het, was Helena (1690). Dit was dus haar 15de verjaardag (voetnoot 57). Nog voor haar 16de verjaardag is sy getroud met die Switser Johann Oberholzer (5.7.1706) en het so die stammoeder van die familie Oberholster in S.A. geword. (A.M.H.)]

voetnoot114.
Hulle was Abigael Vroom, Van der Heiden se vrou en Sophia Cloete, Ferdinandus Appel se vrou.

voetnoot115.
[Die landdros was dus op pad na ‘Vergelegen’ waar die Goewerneur by voorkeur vertoef het. Tussen 11 Julie en 29 Augustus het geen enkele vergadering van die Politieke Raad plaasgevind nie. (A.J.B.)]

voetnoot116.
Waarskynlik Jacob du Pres. (Vgl. Journal, bl. 107).
voetnoot117.
[Willem Mensink se vader, Rutgert, het in 1695 uit Deventer na die Kaap gekom. Volgens Kolbe (I, bl. 75) is die gesin kosteloos na die Kaap gebring ‘om alhier op zijn Deventers bier te brouwen’. Na sy dood in 1700 het sy weduwee en seun die brouery voortgesit op die terrein in Nuweland waar vandag nog bier gebrou word. Willem is op 26 Febr. 1696 getroud met Johanna Maria Tas, jonger suster van Adam Tas. Na die geboorte van een dogtertjie (Maria Margaretha, ged. 15.2.1699) is die moeder vroegtydig (ca. 1700) oorlede. Op 16 Oktober 1701 is Willem Mensink hertroud met Elisabeth Lingelbach. Hierdie huwelik was kinderloos en ongelukkig en het tenslotte op egskeiding uitgeloop. (Vgl. brief van Sara Willemina Tas aan haar swaer Mensink, M.O.O.C. 3/5 Ink. Br. Weeskamer, 1722-1732: Amsterdam, 24 April 1722; Die Huisgenoot, 24.9.1929, bl. 41: artikel J.L.M. Franken). In 1713 het Willem Helot vir Mensink gedwing om boedel oor te gee en is al sy besittings opgeveil. Sy skoonsuster, Sara Tas, het toe die plaas ‘Hercules Pilaar’ en ook die aangrensende plaas ‘Waarburg’, albei vroeër van Van Loon, uit die boedel gekoop (3 April 1714). Willem Mensink is op 12 Oktober 1721 in sy 55ste jaar oorlede en het sy swaer Tas tot eksekuteur van die boedel benoem. Al sy boeke, behalwe die Bybel en die Joodse Oudhede van Josephus, het hy aan Adam Tas bemaak. (Franken, ibid., bl. 43). (A.M.H.)]

voetnoot118.
Du Toit was, as heemraad, mede verantwoordelik vir die bestuur van die meul en moes help om die maalloon te in. (Vgl. Journal, bl. 61, oor die meul van Drakenstein).
voetnoot119.
[Jacobus van Driel (of Drielen) het van 1688 af saam met Jurgen Koopheffer op die plaas ‘Rustenburg’ (naby ‘Scholtzenhof’, Helderberg) geboer. Op 4 Des. 1692 is die amptelike toekenning aan hul gedoen (OSF I, 12) en 'n jaar later het Van Driel die alleenbesit verwerf. Op 14 Febr. 1703 het Wessel Pretorius die plaas gekoop; waarskynlik het Van Driel toe meulenaar op Stellenbosch geword. Van Jan. 1706 tot Sept. 1707 het hy die plaas ‘Jonkershoek’ besit. (A.M.H.) In 1706 is hy aangestel as vaandrig oor die infanterie van Stellenbosch.]

voetnoot120.
[Jan Bombam was die bynaam van Jan Cornelis van Oud-Beyerland. (Vgl. Minuten Justitiële Attestatiën, 1706, onder 20 Oktober). Blykens grondbriewe het hy van 1683 af geboer op die plaas waaraan hy, toe dit eindelik in 1689 aan hom toegeken is (OSF I, bl. 12) die naam ‘Libertas’ gegee het (Libertas A, waar vandag ‘Vredelust’ is, dus ten ooste van ‘Oude Libertas’). Sy eerste vrou, Katrina Harmensz, met wie hy in 1672 getroud is en by wie hy drie kinders gehad het, het hom ontval; in 1683 is hy hertroud met Maria Kickers, wat hom na twee jaar verlaat het. Die plaas ‘Libertas’ is saam met ander deur Jurgen Grimp verenig tot een groot geheel van 184 morg met behoud van die naam ‘Libertas’. Dit was hierdie skone erfenis wat Adam Tas ten deel geval het toe hy in 1703 met die weduwee Grimp getroud is. (Sien Hoge, Personalia, s.v. Botha.) (A.M.H.)]
voetnoot121.
[Hans Henske van Hamburg, vrylandbouer en gewese sersant van die burgery te Stellenbosch, was nie die eienaar van ‘Opperhorst’ soos soms beweer word nie. Hoge deel mee dat hy in 1686 burger van Stellenbosch geword het en op 26 Augustus van daardie jaar met Anna Maria Holzhax van Switserland, weduwee van Hans Jacob Huben, in die huwelik getree het. Hy is herhaaldelik weens skuld gedagvaar en het al hoe dieper by Jan Christoffel Haak in die skuld geraak. (A.J.B.) Hy was die eienaar van ‘Patryzen Vallei’ (‘Weltevreden’, naby ‘Cloetesdal’, ten noorde van Stellenbosch) van 1680 tot 1707 (OSF I, 25, 6.5.1692). Op die oudste kaart van Stellenbosch staan hy aangemerk as ‘Den Ouden Hans’. (Sien kaart teenoor bl. 209.)]

voetnoot122.
[Adam Tas se uitgestrekte grondgebied (184 morg) het aan die oostekant (d.w.s. na die Jonkershoek se kant toe) gegrens aan die plaas ‘Welgevallen’. Hierdie vrugbare plaas van 108 morg is in die jaar 1680 aangelê deur Steven Jansz Botma, wat in 1657 reeds een van Van Riebeeck se eerste vryburgers aan die Liesbeeck was. Sy woonhuis op ‘Welgevallen’ het gestaan waar Prima-koshuis (‘The Home’) later gestaan het. (Vgl. Van Staden-tekening, 1710, en die Hertzog-kaart van Stellenbosch, 1817.) Toe die ou pionier omstreeks die jaar 1700 te sterwe kom, het sy seun Jan Stevensz Botma sy plaas ‘Vredenburgh’ in die Helderberg-wyk (in 1692 aan hom toegeken - OSF I, 65) verkoop en op ‘Welgevallen’ kom boer, waar hy in Julie 1719 oorlede is (Res. Landdrost en Heemraden, 14 Aug. 1719). Sover vasgestel kon word, was sy huwelik met Christina Stans kinderloos. Hy was 'n gegoede man en meermale heemraad. In 1704 is die plaas ‘Kloovenberg’ teen die hang van Riebeecksberg (R.-Kasteel) aan hom toegeken, waarskynlik as veepos (OSF I, 496); vandaar dat die klein bergpas bokant die plaas, en later ook die plaas self, as ‘Botmas Kloof’ bekend geword het. Hy was ook van 1710 tot 1711 eienaar van die plaas ‘Jonkershoek’. Moontlik is dit die herkoms van die naam ‘Botmas Kop’ by die ingang van die vallei. Of moet ons dit liewer koppel aan sy besit van die plase ‘Idas Vallei’ en ‘Nazaret’ van 1716 tot aan sy dood? Die Botma-familie in Suid-Afrika is afstammelinge van Jan se jonger broer (ged. 1670), eienaardig genoeg ook Jan, en derhalwe aangedui as Jan Stevensz de jonge. (A.M.H.)]
voetnoot123.
Moontlik gebruik om die verskil aan te dui tussen suiker en melasse.

voetnoot124.
[Jacobus Louw, gebore 1679 of 1680 - (vgl. C.J. 310 Crim. Processt. 1706, p. 226. (A.J.B.) - was getroud met Maria van Brakel, skoonsuster van Adam Tas, oor wie Tas op 31 Julie skryf as ‘Broer Louw.’ Volgens De V.-Pama was hy die vierde kind van Pieter Louw en Elisabeth Wendels; maar dan sou hy eers ca. 1700 gebore kon gewees het, terwyl ons hier met 'n volwasse man te doen het. Ons moet dus hier op grond van die aantekeninge van Adam Tas konkludeer dat hierdie Jacobus Louw, man van Maria van Brakel, nie die seun van Pieter Louw was nie, maar die broer (b 5), geb. 1680. Dit is duidelik dat C.C. de Villiers die twee Jacobusse met mekaar verwar het en hulle met mekaar se vrouens laat trou het. Dit was Jacobus Louw, geb. 1680, wat getroud was met Maria van Brakel (geb. 1677); die ander Jacobus (c4), gebore ca. 1700, is in 1727 getroud met Wilhelmina van Zijl. (A.M.H.)]

voetnoot125.
Waaroor hulle ‘aan de praat’ geraak het, kan maklik geraai word: Jacob Louw het ‘kwaad bescheid’, dus 'n afjak, van die Goewerneur gekry, en Van der Heiden het kort vantevore gehoor dat die Goewerneur die grond wat hy aan hom gegee het, onregmatig teruggeneem het. Ongetwyfeld was hulle hard besig om planne teen die amptenare te beraam.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Zuid-Afrika


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • juli 1705

  • 1 juli 1705

  • 2 juli 1705

  • 3 juli 1705

  • 2 juli 1705

  • 3 juli 1705

  • 4 juli 1705

  • 5 juli 1705

  • 6 juli 1705

  • 5 juli 1705

  • 6 juli 1705

  • 7 juli 1705

  • 8 juli 1705

  • 7 juli 1705

  • 8 juli 1705

  • 9 juli 1705

  • 10 juli 1705

  • 11 juli 1705

  • 12 juli 1705

  • 9 juli 1705

  • 10 juli 1705

  • 11 juli 1705

  • 12 juli 1705

  • 13 juli 1705

  • 14 juli 1705

  • 13 juli 1705

  • 14 juli 1705

  • 15 juli 1705

  • 16 juli 1705

  • 17 juli 1705

  • 18 juli 1705

  • 16 juli 1705

  • 17 juli 1705

  • 18 juli 1705

  • 19 juli 1705

  • 20 juli 1705

  • 19 juli 1705

  • 20 juli 1705

  • 21 juli 1705

  • 22 juli 1705

  • 23 juli 1705

  • 21 juli 1705

  • 22 juli 1705

  • 23 juli 1705

  • 24 juli 1705

  • 25 juli 1705

  • 26 juli 1705

  • 25 juli 1705

  • 26 juli 1705

  • 27 juli 1705

  • 28 juli 1705

  • 29 juli 1705

  • 27 juli 1705

  • 28 juli 1705

  • 29 juli 1705

  • 30 juli 1705

  • 31 juli 1705