Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Dagboek (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Dagboek
Afbeelding van DagboekToon afbeelding van titelpagina van Dagboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.19 MB)

XML (1.17 MB)

tekstbestand






Editeurs

Anna Jacoba Böeseken

Leo Fouché

Vertaler

J.P. Smuts



Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/dagboek
non-fictie/koloniën-reizen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Dagboek

(1970)–Adam Tas–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Augustus, 1705.

Saturdag den 1n. Augustus.

Saturdag den 1n. Augustus. 's morgens ben ik met Mr. van der Heijden en Jan Elberts met desselfs paardewagen naar de Caab gereden; toen we verbij 't Casteel waaren, ontmoeten ons den land-drost met zijn knegt te paard, van meeninge zijnde om na buijten te rijden.

[pagina 95]
[p. 95]

whether Jacob Louw was here, stating that he had heard that the said person had been to see the Governor in Hottentots Holland the day before and had received an unpleasant answer, having to leave without obtaining satisfaction. Meanwhile I told Mr. van der Heijden that the piece of land granted to him for his son by the Governor had now been given by the latter to another. After we had smoked a pipe together, he left. Shortly after midday brother Jacob Louw and Jan Elberts arrived here, and shortly after Mr. Jacob van der Heijden also came here; we fell to talking, and drinking of wine and smoking together; during this time Ferdinand Appel also arrived here; though he was the last to come, he was first to leave. I invited brother Louw to stay the night, but he stated that he had promised to ride home with Jan Elberts. In the evening we went to the home of Mr. van der Bijl, where we passed the bottle briskly, and so home at night.

Friday the 31st.

Friday the 31st. Cloudy morning with N.W. wind. This morning I rode on horseback to Mrs. Elberts, where I found Mr. and Mrs. van der Heijden, as well as brother Louw; brother van Brakel and his wife were there also. After staying there for a while, Mr. van der Heijden and his sleeping partner rode home, and likewise brother Louw and I with them, and having come there, we fell to eating and drinking and smoked a pipe of tobacco. Then we mounted our horses and the three of us rode to Rondebosje, and when we came to the home of Mr. van der Heijden, it began to rain heavily. Towards evening we brought brother Louw home, and after having spent some time there, we walked back to the home of Mr. van der Heijden, where we stayed the night.

August, 1705.

Saturday the 1st.

Saturday the 1st. In the morning I drove to the Cape with Mr. van der Heijden and Jan Elberts in the horse-chaise of the former. When

[pagina 96]
[p. 96]

Wij quamen ten huijse van Oom Husing en bevonden de vrinden met elkanderen in gezondheijd; des namiddags ben ik na 't huijs van Mr. MeerlandGa naar voetnoot126. gewandeld, alwaar ik Mr. van der Heijden vond; na aldaar een pijp tabak gesmookt te hebben, ben ik na 't huijs van O. Husing gestapt. Op dato is de Roode BlomGa naar voetnoot127. aan Mr. Pfeiffer verkogt voor ƒ.1550 ‘-’ -; op deselve vendu zijn 200 schaapen voor 120 Rijxdrs. verkogt.Ga naar voetnoot128. desen nagt ben ik met Mr. van der Heijden ten huijze van Oom Husing verbleeven; wij namen onse nagtrust in de kamer van de Hr. Rotterdam.Ga naar voetnoot129.

Sondag den 2n.

Sondag den 2n. 's morgens ben ik met Mr. van der Heijden ten huijze van Mr. PoulleGa naar voetnoot130. geweest, alwaar we een soopje dronken; vandaar zijn we met elkanderen na Mr. mijnheer Pfeijffer gewandeld; daar ter plaatse dronken we ook een soopje genever; wijders namen we onsen gang na Juffw. Munkerus,Ga naar voetnoot131. met wien we eenige kopjes koffij dronken; toen gingen we na 'thuijs van Oom Husing, met wien wij een stuckje ontbeeten en een glaasje wijn wierde daarop binnen gegoten; hierop zijn wij na 't nemen van afschijd met elkanderen te paard gestegen en na 't ronde bosje gereden. Na een wijnig daar getoeft te hebben, hebben we onse reijze na Stellenbosch aan-

[pagina 97]
[p. 97]

we had passed the Castle we met the landdrost and his man-servant, meaning to ride abroad. We arrived at the home of uncle Husing and found all the friends in good health. In the afternoon we walked to the home of Mr. Meerland, and there found Mr. van der Heijden; having smoked a pipe of tobacco there, I walked to the home of uncle Husing. This day the Roode Blom was sold to Mr. Pfeiffer for f.1550. At the same auction 300 sheep were sold for 120 rixdollars. Mr. van der Heijden and I stayed the night at the home of uncle Husing, being lodged for the night in the room of Mr. Rotterdam.

Sunday the 2nd.

Sunday the 2nd. In the morning Mr. van der Heijden and I visited the home of Mr. Poulle, where we drank a glass, and from there we went in company to Mr. Pfeijffer's, where we had a drink of gin, and then to the home of Mrs. Munkerus, with whom we drank a cup or two of coffee. Thereupon we went to the home of uncle Husing, where we had some breakfast followed by a drink of wine. Hereupon we took our leave, and having mounted our horses, rode in

[pagina 98]
[p. 98]

genomen; aan de kuijleGa naar voetnoot132. zijn we heen en weer van de paarden geweest, en zijn voortrijdende omtrent sons ondergang aan 't huijs van Mr. van der Heijden gekomen; na 't smooken van een pijp tabak, ben ik weder te paard gesteegen, om mijn rijse na huijse voort te setten. Wanneer ik een weijnig verbeij 'thuijs van AarnoutGa naar voetnoot133. was gekomen, viel mijn paard met mij, of ik met het paard tegens de grond; 't was even eens off het paard onder de voet wierd getrocken; ik geraakte met mijn linkerbeen onder 't lijf van 't paard, dan ik rukte 't been zoo haastig weg als ik konde; ondertusschen wasser een pistool uijt de holster geschooten, ende holster los geraakt; ik meende soo ras op te staan als 't paard, dog zulks wilde niet lucken, soo datte 't paard een wijnig voortging, en na een wijnig stappens bleef het staan, weshalven ik weder daarop klom en voort reede. Thuijs komende bevond ik alles wel.

Maandag den 3n.

Maandag den 3n. 's morgens aangenaam wêer. Met wijngaard snijden in de thuijn van Antje,Ga naar voetnoot134. en spitten in de groote wijngaard is ons volk weder bezig geweest. Ik ben desen morgen ten huijze van Mr. van der Beijl geweest; daar ten huijze quamen Mr. en Juffrw. van der Heijden met de paardewagen; ik ben met de messrs. van der Beijl en van der Heijden na Stellenbosch gereeden; zij gingen na de vergadering; den nieuwen landdrost zoude desen dag voor de eerste maal in de vergadering voorsitten. Ik hebbe bij de Hr. Bek geweest, en denselven uijt name van oom Husing geboodschapt als dat oom thans geen rijst hadde te missen; na een wijl tijds bij de Hr. Bek doorgebragt te hebben, ben ik na huijs gestapt. Des namiddags is mijn vrouw na 't huijs van van der Beijl gestapt om desselfs vrouw eens te besoeken; tegens den avond ben ik haar gevolgd, ten eijnde om haar thuijs te haalen; des avonds quamen daar met de paarde

[pagina 99]
[p. 99]

company to the Rondebosje. Having tarried there a while, we resumed our journey to Stellenbosch. At the Kuilen we alighted from our horses, and riding on, reached the home of Mr. van der Heijden at about sunset; after smoking a pipe of tobacco, I mounted my horse again to ride home. A little way past the home of Aarnout my horse fell to earth with me (or I with the horse), for all the world as if his foot had been plucked from under him. I fell with my left leg under the body of the horse, but pulled my leg out as quickly as I could; in the process a pistol was shot out of the holster, and the holster itself came loose. I thought to rise as quickly as the horse, but not succeeding, the horse moved a little forward, but after a few paces came to a stand. Accordingly I mounted again and rode on. Arriving home, I found all well.

Monday the 3rd.

Monday the 3rd. Pleasant morning. Our labourers were again busy pruning vines in Antje's garden, and digging in the big vineyard. I was at the home of Mr. van der Bijl this morning, where Mr. and Mrs. van der Heijden arrived in the horse-chaise. I rode to Stellenbosch with Messrs. van der Bijl and van der Heijden; they went to attend the meeting where the new landdrost was to preside for the first time to-day. I visited Mr. Bek and gave him a message from uncle Husing to the effect that he had no rice to spare at present. I spent some time at Mr. Bek's and then walked home. In the afternoon my wife went to visit Mrs. van der Bijl, and in the evening I went after her to fetch her home. In the evening Mr. van der Heijden came there in the chaise, having the landdrost with him. We

[pagina 100]
[p. 100]

wagen Mr. van der Heijden, bij zig hebbende den land-drost; wij bleeven daar ten eeten en zijn met den land-drost na huijs gewandeld. Thuijs komende, begaven wij ons ter nachtrust.

Dingsdag den 4n.

Dingsdag den 4n. 's morgens tamelijk wêer. Desen morgen is den land-drost van hier te paard na Mr. Mulder gereeden. Met wijngaard spitten en snijden is nog al voortgevaaren. Desen morgen hebbe Louis de Hottentot met een Bf. aan oom Husing en een do. aan suster Tas na de Caab gezonden, met 2 pr. muijlen voor suster, en een swarte en witte gaare kaper.Ga naar voetnoot135.

Woensdag den 5n.

Woensdag den 5n. 's morgens aangenaam weêr. Desen morgen is den Oud-noordsen land-drost Pieter Robertsz met den nieuwen landdrost verzelt over onse werf gereeden. Zij quamen heen en weer van de wagen een pijp tabak opsteeken; toen zijnse weder op gaan zitten, en met elkanderen na Hottentots Holland gereeden, om den Gouverneur te spreeken; kort hierop ben ik met mijn vrouw, suster, en onse Jantje na Mr. van der Heijden gereeden. Mrs. Appel en Pretorius quamen ook daar; tegens den avond zijn we weder vertrocken. Met wijngaard snijden en spitten is heeden nog al voortgank gemaakt. Wij wierden tegens morgen weder ten huijze van Mr. van der Heijden genodigt.

Donderdag den 6n.

Donderdag den 6n. 's morgens was het zeer mistig. Wij zijn met elkanderen desen voormiddag weder na 't huijs van Mr. van der Heijden gereeden; wij vonden daar tenGa naar margenoot+ huijse Mr. van der Beijl en zijn vrouw als mede Mr. Pretorius en de vrouw; wij hielden daar 't middagmaal; des namiddags geraakten we aan 't kaartspelen tot een tijdkortingje; des avonds zaten we weder aan, en zijn na den eeten met elkanderen vertrocken; 't was omtrentGa naar margenoot+ 10 uuren na gissing, toen we thuijs quamen. Met wijngaardsnijden isser op dato een eijnde gemaakt en met spitten nog al voortgevaaren. Heeden is mij verteld als datter een slaaf van de wede. Willem van Wijk (onlangs hertrouwd) van haar tegenwoordige man, over eenig misdrijf was gestraft, waarop dien knaap na den Gouverneur in Hottentots Holland is geloopen, alwaar hij van den Gouverneur werd aangehouden; ondertus-

[pagina 101]
[p. 101]

had supper there and then walked home in company with the landdrost. On arriving home, we went to bed.

Tuesday the 4th.

Tuesday the 4th. Fair morning. This morning the landdrost rode from here to Mr. Mulder on horseback. Progress was made with digging and pruning in the vineyard. This morning I dispatched to the Cape Louis, the Hottentot, with a letter for uncle Husing and another for my sister Tas, with two pairs of slippers and a black and white thread bonnet.

Wednesday the 5th.

Wednesday the 5th. Pleasant morning. This morning the old Norse landdrost, Pieter Robberts, rode through our farmyard in company with the new landdrost. They alighted from the coach for a while to light a pipe of tobacco, and then boarded the coach again to set forth in company to Hottentots Holland to speak to the Governor. Shortly after I rode to Mr. van der Heijden in company with my wife, sister and our little Jan. Messrs. Appel and Pretorius also arrived there; towards evening we left again. Progress was made today with the pruning and digging in the vineyard. We were invited again to the home of Mr. van der Heijden on the morrow.

Thursday the 6th.

Thursday the 6th. Very misty morning. This morning we again drove in company to the home of Mr. van der Heijden, and found there Mr. van der Bijl and his wife, and also Mr. Pretorius and his wife. We had dinnerGa naar margenoot+ there, and in the afternoon fell to playing cards for our diversion; in the evening we again sat down to a meal, and thereafter left in company. It was approximately ten o'clock when we arrived home. Vine-pruning ended today and digging progressed. I was told to-day that aGa naar margenoot+ slave of the widow W. van Wijk (recently remarried) had been punished by her present husband for some misdemeanour, whereupon the fellow ran off to the Governor at Hottentots Holland, where he is being held by the Governor. Meantime it is their best slave, but the man dare not fetch him for fear of being badly treated. It is deplorable that matters have come to such a pass. This

[pagina 102]
[p. 102]

schen is het die menschen haar beste slaaff, dog de man derft hem niet weeder haalen, uijt vreese van quade bejegeningen. 't Is te beklagen als het zoo toe gaat.Ga naar voetnoot136. Desen avond ontfangen een bf. van suster Tas met het geld voor de muijlen en kapers aan haar gezonden, als meede voor een pr. kousen, die moeijeGa naar voetnoot137. van ons gehad heeft; ook ontvangen voor mij een pr. schoenen.

Vrijdag den 7n.

Vrijdag den 7n. 's morgens goed weêr. Desen morgen isser stroo in de hocken gereeden, voorts zijn onse slaaven met alle man aan 't spitten in de wijngaard besig geweest. Men vertelde mij dat het schieten datter in 't begin van dese week is gehoort, van 't Robbeneijland is gedaan,Ga naar voetnoot138. om provisie of levensbehoefte.

Saturdag den 8n.

Saturdag den 8n. 's morgens was het zeer mistig, dan 't begon kort daaraan op te klaaren. Met spitten in de wijngaard is ons volk op dato weder bezig geweest. Men heeft mij verteld als dat den Gouverneur op 't hooren van 't schieten datter van't Robbeneijland is gedaan, zeer schielijk na de Caab is gereden; hadde 't in zijn macht gestaan, hij zoude wel derwaards zijn gevlogen; Mr. Willem ten Damme en zijn vrouw zijn met hem gereeden; hij was van gedagten datter scheepen waren gekomen; 't schijnt dat hij desweegen bevreest is. Ik geloof dat hij een knagend geweeten heeft.Ga naar voetnoot139.

Sondag den 9n.

Sondag den 9n. 's morgens mistig weêr. Op dato zijn we niet te kerk geweest, aangezien de Hr. Bek op Drakensteijn heeft geleeraard; des voormiddags quam Willem Nel hier uijt naam van Vieravond, versoeken om ½ aam wijn, 'twelk hem hebbe geweijgerd, om reedenen mij daartoe beweegende.Ga naar voetnoot140. Op den middag toen we over taaffel zaaten, quam Mr. Appel hier een zode vis brengen, waaronder twee tongetjes; hij verhaalde mij, dat den Oud-noordschen land-drost

[pagina 103]
[p. 103]

evening I received a letter from my sister Tas with the money for the slippers and the bonnet I sent to her, also for a pair o fstockings, which aunt bought of us. I also received a pair of shoes for myself.

Friday the 7th.

Friday the 7th. Fine morning. This morning straw was carted into the pens. Our slaves were also all busy digging in the vineyard. I was told that the firing heard at the beginning of the week had come from Robben Island, being a request for provisions.

Saturday the 8th.

Saturday the 8th. Very thick mist in the morning, but presently it began to clear. Our labourers have again been busy digging in the vineyard. I have been told that the Governor, on hearing of the firing from Robben Island, had ridden to the Cape in great haste, and had such been in his power to do, he would doubtless have flown thither. Mr. Willem ten Damme and his wife journeyed with him. He had supposed that ships had arrived, of which he seems very much afraid. I believe that his conscience is troubling him.

Sunday the 9th.

Sunday the 9th. Misty morning. We did not go to church to-day as Mr. Bek was officiating at Drakenstein. In the forenoon Willem Nel came on behalf of Vieravond to beg a half aum of wine, which I refused him for reasons inclining me thereto. About midday, while sitting at table, Mr. Appel came here, bringing a string of fish,

[pagina 104]
[p. 104]

Robbertsz tegens hem zeer onbeleeft was. Wijders zijde hij dat Jan Botma,Ga naar voetnoot141. op de plaats van Mr. van der Heijden, reeds vee hadde gebragt, als mede dat den noordsen land-drost over Mr. van der Heijden hadde geklaagt aan den Gouverneur, als dat hem die te na hadde getimmerd.Ga naar voetnoot142.

Maandag den 10n.

Maandag den 10n. 's morgens tamelijk weêr. Heden zijn onse slaven met spitten in de wijngaard weder bezig geweest. Ik ben desen namiddag het koornland wat herom gewandeld en bevond het koorn op verschijde plaatsen redelijk wel te staan; dan op sommige ackers stonden soo vrij wat goudsbloemen, die wel dienen uijtgeplukt te werden.

Dinsdag den 11n.

Dinsdag den 11n. 's morgens zeer aangenaam wêer. Desen dag is ons volk met wieden in 't koorn bezig geweest; des namiddags was het zeer warm, als of het een zomerse dag was; ten twee uuren ben ik met mijn vrouw na Stellenbosch gewandeld; wij quamen ten huize van den krankebedroever Mahiu en hoorden voor de deur zijnde, de vrouwGa naar voetnoot143. een deuntje quinkeleeren; in 't huijs komende, vonden we 't vrouwtje alleen thuijs; zij zeijde dat haar man desen morgen na de Caab was gereeden. Wij geraakten met haar aan 't thee drinken; zij vertelde ons dat de veldwagters den langgezogten David PannesmithGa naar voetnoot144. hadden gevat, en in den tronk gebragt. Na een wijnig aldaar gezeeten te hebben, quam de Hr. Bek binnen, met wien eenige pijpen tabak hebben gesmookt; tegens den avond zijn we vertrocken.

[pagina 105]
[p. 105]

among which were two soles. He told me that the old Norse landdrost Robberts had been mighty uncivil towards him. He further said that Jan Botma had already brought animals to the farm of Mr. van der Heijden, also that the old Norse landdrost had complained about Mr. van der Heijden to the Governor, accusing him of trespassing.

Monday the 10th.

Monday the 10th. Fair morning. Our slaves were again busy digging in the garden. In the afternoon I walked about the corn lands, and found the corn in various places standing reasonably well, but in some lands there were a good many marigolds, which ought to be pulled out.

Tuesday the 11th.

Tuesday the 11th. Very pleasant morning. To-day our labourers were busy weeding among the corn. In the afternoon it was very warm, as though it were a summmer's day. At two o'clock I walked to Stellenbosch with my wife. We came to the house of the sickcomforter Mahieu, and when standing before the door, heard the wife humming a tune. Being come within, we found the lady alone at home, saying that her husband had gone to the Cape this morning. We drank tea with her, and she told us that the fieldranger had apprehended David Pannesmith, for whom they had been looking

[pagina 106]
[p. 106]

Woensdag den 12n.

Woensdag den 12n. 's morgens was de lugt betrocken met noordewind; 't was desen dag soo kout als 't gisteren warm is geweest. Op dato is ons volk met wieden in 't koorn weder bezig geweest; des avonds was de lugt nog al betoogen, 't weer scheen zig geheel na reegen te schicken, de N.Wt. wind heeft desen nagt wakker doorgewaaijd.

Donderdag den 13n.

Donderdag den 13n. 's morgens betogen lugt. Desen morgen is mijn vrouw met de wagen van Arend Gildenhuijs gehaald, aangesien zijn vrouw begon te kraaken; tegens den avond quam mijn vrouwtje weder thuijs, zeggende dat de vrouw geluckig was verlost van een jonge soon,Ga naar voetnoot145. dog de kraamvrouw was onpasselijk. Op dato is 't wieden op 't koornland ten eijnde gebragt. Des avonds quam hier ten huijze den land-drost; hij was bij den Gouverneur in Hottentots Holland geweest met den Oudnoordsen land-drost Robberts., den welken (zoo hij zijde) van den Gouverneur zeer honorabel was bedankt, wegens zijn afgeleijde bediening als land-drost, dan off hij desweegen een handschrift heeft bekomen, is mij niet verstendigt.Ga naar voetnoot146. Ik ben desen avond nog met den land-drost na 'thuijs van Mr. van der Beijl gewandeld; na dat we daar een wijltje waaren geweest, zijn we met elkanderen weder t'huijs gekeert; na 't avondmaal geraakten we aan de praat, en begaven ons hier op ter nagtrust.

Vrijdag den 14n.

Vrijdag den 14n. 's morgens goed weêr, dog koeltjes. Den morgen quam monsr. van der Beijl hier om met den land-drost na Stellenbosch te rijden; nadat we wat ontbeeten hadden, zijn ze met hun beijden weg gereden. Onderwijl quam Hans Kasper hier te paard voor de deur, dan hij wilde niet afkomen, hoe hard hij ook wierde versogt. Den man quam na koorn vraagen; hij wilde gaarne 15 guldens voor de mudde betaalen; toen hij vernam, datter niet en was, is hij na de Caab gereden. Thans zijn onse slaaven met spitten in de wijngaard weder bezig geweest. Men verteld mij dat d'E. Comp. voor 't koorn tegenwoordig á 14 guldns. de mudde betaald, dan den Gouverneur is genoeg bekend als datter geene der vrijburgers jegen-

[pagina 107]
[p. 107]

for a long time, and locked him in gaol. After we had been there for some time, Mr. Bek arrived, with whom I smoked a pipe or two, and towards evening we took our leave.

Wednesday the 12th.

Wednesday the 12th. Cloudy morning with North wind. To-day it was as cold as yesterday was warm. This day our labourers were again weeding among the corn. It was cloudy in the evening and the weather showed much promise of rain. A fresh N.W. wind blew all night.

Thursday the 13th.

Thursday the 13th. Cloudy morning. This morning my wife was fetched with the chaise of Arend Gildenhuijs as his wife's pains were starting. Towards evening my wife returned, saying that Mrs. Gildenhuijs was safely delivered of a son, but that the mother was not well. Weeding in the corn lands was completed to-day. In the evening the landdrost arrived here; he had been to the Governor at Hottentots Holland with the old Norse landdrost Robberts, who (so he said) had received most honourable mention from the Governor upon laying down his office of landdrost, but whether he received a written testimony of this, I was not informed. This evening I walked to the home of Mr. van der Bijl with the landdrost, and having stayed there a while, we returned in company. After supper we talked, and then went to bed.

Friday the 14th.

Friday the 14th. Fine morning, but cool. In the morning Mr. van der Bijl arrived here to ride to Stellenbosch with the landdrost. After we had eaten breakfast, the two of them rode away. Meanwhile Hans Kasper arrived at our door on horseback, but would not alight, however strongly he was urged to do so. The man came to ask for corn and was prepared to pay 15 florins the muid; on hearing that we had none to spare, he set off for the Cape. Our slaves have again been busy digging in the vineyard. I am told that the Honourable Company is at present paying 14 florins the muid, but the Governor is well aware of the fact that none of the burghers have corn to sell at the moment, so that this is done solely to oblige Jonker Frans, who has delivered ... muids in the name of ... So the great ones know how to play into each others hands. Of this I am assured, that should

[pagina 108]
[p. 108]

woordig koorn heeft;Ga naar voetnoot147. zoo dat dit enkelijk maar geschied ten gevalle van de Fransse Jonker,Ga naar voetnoot148. dewelke ... mudden op de naam van ... heeft geleeverd; zoo weten de groten elkanderen de bal toe te kaatsen.Ga naar voetnoot149. Ik houde mij ten vollen verzeekerd, dat zo bij aldien eene der vrijburgers koorn aan de E. Comp. quam te leeveren, niet meer voor de mudde zoude trekken als 8½ guldns., zijnde de ordinarij prijs.’

 

‘Accordeert.

(get.) A. Poulle.

Gsw. clercq.’Ga naar voetnoot150.

voetnoot126.
Vryburger en burgerraad aan die Kaap. Hy is saam met Husing, Van der Byl en Appel na Nederland gestuur ter verantwoording van hul gedrag. Hy is op pad na Nederland oorlede. [Jan van Meerland was geen burgerraad nie, maar hy het die gemeenskap wel gedien as burgerluitenant, weesmeester, kommissaris van huweliksake en diaken. (A.J.B.)]
voetnoot127.
[Die plaas ‘Roodebloem’ is in 1661 aan Hendrik Lacus toegeken. Die naam verskyn vir die eerste keer op 'n oordrag van 1669 en dan wel in die vorm van ‘De Rooblom’, wat blykbaar die destydse uitspraak was, want Tas skryf ook van ‘De Roode Blom’. Vir die geskiedenis en 'n beskrywing van die huis wat tans nog in Elsonweg, Woodstock, staan, sien Fransen en Cook, The Old Houses of the Cape, bl. 24. Die naam leef nog voort in Roodebloemweg. Vgl. ook D'Arbez, Aan Tafelbaais Strand. (A.M.H.)]
voetnoot128.
Die prys word waarskynlik vermeld omdat dit buitengewoon laag was. Die gewone prys vir 'n skaap was ongeveer 4 gulden.
voetnoot129.
[Jan Rotterdam is volgens Hoge in 1637 in Keulen gebore; hy was getroud met Petronella Boskamp en het tot 1694 in Amsterdam gewoon. Daarna vryburger, burgerraad en ouderling aan die Kaap. Weens sy aandeel in die beweging is hy na Batavia verban, onder voorwendsel dat hy die Goewerneur nie beleef genoeg gegroet het nie. (Vgl. Bogaert, bl. 479 en 533.) Die gebeurtenisse wat tot sy verbanning gelei het, word uitvoerig beskryf in die Res. van 12 Okt. 1705 en in versklarings van Willem van Putten en Willem Helot in C. 333 Attastatiën, 1699-1709, bls. 581-583. (A.J.B.) Hy het in 1707 na die Kaap teruggekeer. Sy vrou is in 1714 oorlede. Gedurende die jare 1701 tot 1709 was hy gedeeltelike eienaar van die plaas ‘Bottelary’. (A.M.H.)]

voetnoot130.
Abraham Poulle, eerste geswore klerk en later sekretaris van die Politieke Raad en die Raad van Justisie. [Volgens J. Hoge (Geneal., bl. 15) was hy getroud met Martina Hendrina de Beer. Hy het van Batavia na die Kaap gekom en is in 1699 deur kommissaris Wouter Valckenier as assistent aangestel. In 1710 het goewerneur-generaal Joan van Hoorn hom toestemming gegee om as boekhouer na Batavia terug te keer. (A.J.B.)]
voetnoot131.
Bedoel word die weduwee van Henricus Munkerus, wat die Kompanjie as onderkoopman en kassier gedien het tot hy homself op 29 Januarie 1705 van die lewe beroof het. (Vgl. Journal, bl. 75). Die burgers het in par. 35 van die Klagskrif beweer dat Munkerus homself van die lewe beroof het omdat hy deur die Goewerneur vervolg en verdruk is. Hierdie besoek aan die weduwee is waarskynlik afgelê met die doel om inligting of 'n verklaring te kry van die oorsaak van haar man se wanhoopsdaad. [Munkerus se weduwee was Elsje van Suurwaerden, die weduwee van Andries de Man. Sien C.J. 2560 Testamenten, 1709-1715, no. 85. (A.J.B.) Munkerus was ook landdros van Stellenbosch, 1696-1698. (A.M.H.)]

voetnoot132.
Dit is Kuilsrivier. Volgens prof. Fouché het reisigers gewoonlik hier stilgehou om by Hans Hendrik Hatting, wat daar gewoon het, 'n versnapering te geniet en te gesels. [‘Die eerste nuwe buitepos wat deur (Simon) van der Stel aangelê is, was De Cuijlen.’ (Böeseken, Simon van der Stel, bl. 58). Onder dieselfde naam is in 1705 aan Oloff Bergh 'n plaas van 112 morg daar toegeken, van 1788 af jare lank in besit van die Bosman-familie. (Sien Fransen en Cook, Old Houses, bl. 68.) (A.M.H.)]
voetnoot133.
Arnout Jansz (Jansen) van Emmerik was onder sy medeburgers bekend as Arnoud Tamboer. Vgl. oudste kaart van Stellenbosch (teenoor bl. ???). Van 1683 tot 1712 het hy geboer op die plaas ‘Spier’, by ‘Vlottenburg’ (OSF I, 53, 17 Sept. 1692). Hy was getroud met Hendrina van Diesen, of beter Van den Ysen (Stell. Doopboek, 25 Des. 1689), by wie hy vier kinders gehad het. In die notule van die Landdrost en Heemraden, 18 Okt. 1706, is sprake van ‘d'erven van Aernout Jansz van Emmerik’. Hy is dus kort tevore oorlede. (A.M.H.)]

voetnoot134.
[Wie was hierdie Antje? Tas se vrou was Elisabeth, sy enigste dogter, Sara. Hierdie tuin, met 'n lappie wingerd, het klaarblyklik êrens op Tas se plaas gelê. Dan was dit ongetwyfeld 'n tuin wat voorheen behoort het aan Anna Louw, ged. 1670, getroud (9.9.1685) met W.J. de Werdel en na sy dood in 1696 met Hendrik Elberts, eienaar van ‘Patryzen Vallei’, 'n plaas wat deur Grimp na Hendrik Elberts se dood ingelyf is in die groot geheel van ‘Libertas’ en op dié manier in die besit van Adam Tas gekom het. Sy word ‘Antje’ genoem, want sy is 'n suster van ‘broer’ Jacobus Louw. (A.M.H.)]

voetnoot135.
‘Muilen’ is halwe pantoffels, terwyl die ‘kaper’ wat hier genoem word, 'n vrouemus is. In die Kaapse handskrif staan ‘gase’ i.p.v. ‘gaare’.

margenoot+
Heeden is het schip Zanthorst vertrocken.
margenoot+
Op dato ontfangen 1 pr. schoenen en 3 lb. koffijboonen voor 't geld dat bij mij voor Mensing was verschooten.

margenoot+
This day the Zandhorst sailed.
margenoot+
This day I received 1 pair shoes, 3 lbs. coffee beans, for the money advanced by me to Mensink.
voetnoot136.
Die weduwee Van Wijk was hertroud met Jurgen (Jurrien) Kerver of Kervel. Melding van hierdie geval word gemaak in die Contra Ded., bl. 65. Dit is duidelik dat Tas deurentyd besig is om klagtes teen die Goewerneur in te samel. Die skip Zanthorst wat in die kanttekening genoem word, het een van die briewe aan die Goewerneur-Generaal en Rade van Indië saamgeneem. (Vgl. Aanhangsel, hoofstuk III, bl. 232-250.
voetnoot137.
[In die meergenoemde briewe wat deur verskillen de bloedverwante van Adam Tas in die jare 1722 en later aan hul familie aan die Kaap geskryf is (Ink. Br. Weeskamer, 1722-1732), word gereeld na die weduwee Husing, destyds in Amsterdam woonagtig, as ‘moeij Husing’ verwys. So bv. wanneer Sara Tas (Adam se suster) skryf: ‘Moeij Husing is veel gesonder als ik ben, dat nog een groot geluk is voor haar in den ouwen dag. Moeije meent in de somer de vrienden weer te gaan besoeken met U.E. dogter, maar ik hebbe daar geen lust toe’. '24 April 1722). (A.M.H.)]

voetnoot138.
Na 1657 was Robbeneiland byna deurentyd 'n oord van ballingskap en harde arbeid, dikwels in kettings.

voetnoot139.
'n Mens sien hier hoe die Goewerneur sy pligte op die Kasteel versuim en weke agtermekaar op ‘Vergelegen’ vertoef het. In die amptelike Dagregister kan, soos gewoonlik, geen spoor van sy lang afwesigheid gevind word nie. Sedert Van Riebeeck se dae was daar 'n paar amptenare op Robbeneiland wat as wagpos die Kaapse amptenare moes waarsku wanneer skepe in aantog was, en tewens toesig moes hou oor misdadigers wat daarheen verban was.

voetnoot140.
Die sersant Jan David Vierabend was 'n vertroueling van die Goewerneur.

voetnoot141.
Prof. Fouché teken hierby aan dat die toespeling nie vir hom duidelik is nie. [Ons moet dit waarskynlik sien teen die agtergrond van wat in voorgaande aantekening oor Jan Botma gesê is (sien voetnoot 122), naamlik dat hy in hierdie tyd 'n veeplaas, ‘Kloovenberg’, by Riebeeck-Kasteel gehad het, net soos die wed. Gerrit Cloete ‘Alles Verlooren’, Matthys Greeff de jonge ‘De Drie Fonteinen’, Pieter Rossouw ‘De Vleysbank aan Bergrivier’, en Frans van der Stel ‘De Dassenheuvel’ besit het. (Sien Transfers and Grants, 1658-1752.) Hierdie plase is uitgesoek omdat hulle 'n droër winterklimaat gehad het as die Kaap, Stellenbosch en die Paarl. Dikwels het die Riebeekse boere self ook nog hul vee in die winter ‘Baai-toe’ gestuur (Hopefield en Saldanhabaai). Vandaar die verbasing van Appel en van Tas: dit is nog maar die begin van Augustus, en Botma het reeds vee van sy Riebeekse plaas af na Van der Heiden se plaas aan die Eersterivier laat bring. Die ou gebruik was altyd dat die vee tot September, of selfs tot Oktober, in die droëre dele sou bly. (A.M.H.)]
voetnoot142.
[Hierdie uitdrukking, ‘als dat die hem te na hadde getimmerd’ moet nie in enige letterlike sin opgeneem word nie. Pieter Robberts het in sy lewe net een eiendom op Stellenbosch besit, en dit was die plaas ‘Rustenburg’ aan die voet van Simonsberg. Van der Heyden het in 1705 ook net een plaas in Stellenbosch besit, en dit was ‘Welmoed’ aan die Eersterivier (by Lynedoch-stasie). Daar kan dus van enige grensoorskryding in die letterlike sin geen sprake wees nie. Ons moet dit dus figuurlik verstaan: Robbertsz kla dat Van der Heyden hom op die een of ander manier te na gekom het, te kort gedoen het. (A.M.H.)]

voetnoot143.
[Sy was Johanna Meijhuisen, Mahieu se tweede vrou. Haar naam staan onder die jaar 1705 ingeskryf as nuwe lidmaat van die gemeente, saam met dié van Aletta Beck. Sy moet 'n opgeruimde en aangename geaardheid gehad het, anders sou die jong vrygesel-predikant-buurman Beck nie so gereeld by sy voorleser aan huis gekom het nie. (A.M.H.)]
voetnoot144.
David Pannesmit was bode van die Landdros en Heemrade in Stellenbosch en Drakenstein. Die beskuldiging teen hom was dat hy met die kantoor se geld en papiere skelmagtig gevlug het. (Sien C.J. 4 Crim. Regtsrollen, 1701-1706, 3 Sept. 1705, bl. 230.)

voetnoot145.
[Dit was klein Henrikus, wat drie dae na sy geboorte gedoop is (16 Aug. 1705), toe sy moeder (geb. Judith Smit) wis en seker nog nie op die been was nie. Getuies by die geleentheid was Jacobus van der Heiden en sy vrou Abigail Vroom. Henrikus Gildenhuys is waarskynlik jonk oorlede, want daar is verder niks van hom bekend nie. (A.M.H.)]
voetnoot146.
Sarkasties.

voetnoot147.
Die koringoes was baie swak daardie jaar (vgl. Journal, bl. 78), en die boere het regtig geen koring gehad nie. Daar sal onthou word hoe dikwels Tas aanteken dat iemand hom gevra het of hy koring het om te verkoop en hoe hy steeds weier om koring te lewer.
voetnoot148.
Die Franse Jonker was Frans van der Stel, broer van die Goewerneur, wat weens sy hoogmoedige gedrag spottend Jonker Frans genoem is. Frans van der Stel het net soos sy broer sy graan teen baie hoë pryse aan die Kompanjie verkoop, maar dit is deur ander verkoop, sodat hulle nie onder verdenking sou kom nie. Die klerk wat hierdie afskrif van Tas se dagboek onder die oë van die Goewerneur maak om dit aan die Bewindhebbers te stuur, het versigtig die getal mud wat gelewer is en die naam van die leweransier weggelaat, hoewel dit seker is dat Tas dit nie in sy dagboek sou verswyg het nie. Oor Frans v.d. Stel sien verder Böeseken, Simon van der Stel.)
voetnoot149.
Die gekursiveerde woorde is in ink van 'n ander kleur en in 'n ander handskrif as die res van die dagboek tussen die reëls geskryf. In die Kaapse handskrif is hierdie sinsnede deel van die teks.
voetnoot150.
Hier eindig die uittreksel uit die Dagboek wat op bevel van W.A.v.d. Stel aan die Bewindhebbers gestuur is.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

landen

  • Zuid-Afrika


Over dit hoofdstuk/artikel

datums

  • augustus 1705

  • 1 augustus 1705

  • 31 juli 1705

  • augustus 1705

  • 1 augustus 1705

  • 2 augustus 1705

  • 3 augustus 1705

  • 4 augustus 1705

  • 5 augustus 1705

  • 6 augustus 1705

  • 4 augustus 1705

  • 5 augustus 1705

  • 6 augustus 1705

  • 7 augustus 1705

  • 8 augustus 1705

  • 9 augustus 1705

  • 7 augustus 1705

  • 8 augustus 1705

  • 9 augustus 1705

  • 10 augustus 1705

  • 11 augustus 1705

  • 10 augustus 1705

  • 11 augustus 1705

  • 12 augustus 1705

  • 13 augustus 1705

  • 14 augustus 1705

  • 12 augustus 1705

  • 13 augustus 1705

  • 14 augustus 1705