Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Scheepswerf Wanders & Zoon (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon
Afbeelding van Scheepswerf Wanders & ZoonToon afbeelding van titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

Scans (11.02 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Illustrator

Annelies Kuiper



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Scheepswerf Wanders & Zoon

(1953)–Anno Teenstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 198]
[p. 198]

Hoofdstuk XVI

Op de vergadering van de gecombineerde werven is het weer Van der Hagen die in opstand komt en zegt dat hij er niet aan denkt om op de voorstellen van Wanders in te gaan.

Willem voelt zich echter niet moe en verslagen, zoals de vorige keer. Hij heeft innerlijk de zekerheid, dat hij dit keer overwinnen zal. Als Van der Hagen niet wil, dan zal het desnoods zónder hem moeten. Willem denkt aan de woorden van de secretaris van de Portugese Minister, die hem bij het afscheid op beminnelijke wijze zei: Monsieur Wandèrs, u bent een gelukkig mens. Wíj leven hier meestal in de warme zon onder blauwe luchten, maar u komt uit een land, waar het vaker regent dan dat de zon schijnt. In uw hart is evenwel meer licht dan in dat van mij. Dat komt, omdat u vertrouwen heeft, vertrouwen dat u de moeilijkheden overwinnen zult. Wij omzeilen de moeilijkheden graag, maar u doet dat niet. U gaat ze tegemoet en u verslaat ze. En daarom bent u een gelukkig mens. Au revoir, monsieur, et bon succes!

Bon succes! Natuurlijk, het succes moet komen. Hij heeft in Portugal bereikt wat hij wilde en toen hij terugkeerde in Rotterdam trof hij een opgewekte vrouw aan, die aan de beterende hand was. Nu moet hij een hindernis nemen, de koppigheid van Van der Hagen zal hij moeten overwinnen.

‘De argumenten, die je nu aanvoert, Van der Hagen, zijn dezelfde als de vorige keer. Wanneer we bij een volgende gelegenheid een opdracht kunnen krijgen, zul je er weer mee komen aandragen en daardoor opnieuw onze kansen verknoeien. Zo komen we er nooit, tenzij we een keer het geluk hebben een opdracht voor binnenlandse rekening te krijgen. En je weet dat dit een witte raaf zal zijn. Ik heb je in het begin gevraagd of je wilt meewerken. Toen heb je toegestemd. Ik meende dat je de consequenties daarvan wel zou begrijpen en even goed als ik zou inzien, dat we alleen een opdracht kunnen krijgen, wanneer we zo scherp mogelijk calculeren en er ons slechts op instellen

[pagina 199]
[p. 199]

onze bedrijven gaande te houden. Jij kunt je daar blijkbaar niet mee verenigen.’ Hij wacht even, aarzelt nog een enkel moment om de woorden te zeggen die hij moet uiten om zijn doel te bereiken. Zijn inleiding is echter duidelijk genoeg geweest. Van der Hagen heeft hem reeds begrepen en valt direct in met een grommend:

‘Je bedoelt, dat je liever hebt, dat ik weer opmarcheer!’

‘Zo kras heeft Wanders het vermoedelijk niet bedoeld,’ zegt de oude Van Bergen, terwijl hij even glimlacht. ‘Hij zal bedoelen dat je nu moet kiezen of delen. Wij hebben te beslissen welke tactiek we in de toekomst zullen volgen. De practijk van de eerste aanbesteding heeft bewezen dat Wanders gelijk heeft gehad. Ik stel voor dat ieder van ons zijn mening hierover zegt en dat we dan een uiteindelijke beslissing nemen. Mijn zoon en ik zijn voor de ideeën van Wanders.

Vlooten, wat denk jij er van?’

‘Voor,’ zegt deze kort.

‘De Amsterdamse Scheepswerven?’

Hopmeijer aarzelt even, kijkt zijn compagnon aan, die stil weggedoken zit in zijn grote stoel en niet laat blijken welke gedachten hij heeft.

‘Mogen we samen even overleggen?’ vraagt Hopmeijer.

‘Natuurlijk, ga je gang.’

De twee compagnons gaan even de kamer uit, maar zijn direct weer terug.

‘We zijn voor het voorstel van Wanders,’ zegt Hopmeijer, als hij weer gaat zitten. Als hij dat heeft gezegd, zucht hij diep en wijst naar zijn kleine compagnon, alsof hij daarmee te kennen wil geven dat deze alle verantwoordelijkheid van het besluit draagt.

Dan kijken ze allen naar Van der Hagen, die boosaardig voor zich uitstaart, zonder iets te zeggen.

‘Blijf je op je standpunt staan, of wil je nog bedenktijd?’ vraagt Van Bergen.

Van der Hagen zegt niets. Hij heeft zware rimpels in zijn voorhoofd en staart recht voor zich uit. Dan duwt hij opeens zijn stoel met een ruk achteruit, loopt door de kamer en zegt dan:

‘'k Weet het niet, 'k zou graag mee willen, maar ik durf het niet aan.’ Willem Wanders kijkt verrast op. Dát is dus de reden van Van der Hagens verzet! Hij durft het niet aan om zonder winst te gaan werken

[pagina 200]
[p. 200]

en kans te lopen op verlies. De man wil graag blijven werken, maar de angst voor de aandeelhouders is groter dan zijn verlangen om zijn bedrijf weer in volle actie te brengen. Dat is iets anders dan zijn vorig verweer, toen hij zei er niet aan te denken ter wille van zijn arbeiders zich een flinke verliespost op de hals te halen!

‘Ik heb nog niet alles verteld’ zegt Willem. ‘Ik had het eigenlijk willen zeggen, wanneer we het eens waren geworden over het principe van onze samenwerking. Nu vier van de vijf deelnemers voor mijn idee zijn en Van der Hagen nog niet weet wat zijn uiteindelijke beslissing zal zijn, lijkt het me beter, nu die laatste mededeling te doen. Maar die geldt alleen voor dit geval. Natuurlijk hopen we in de toekomst gemeenschappelijk meer opdrachten te kunnen krijgen. We moeten het dan steeds eens zijn over dat ene principe: de winst laten schieten, als dat nodig is om de werven aan het werk te houden. Ik twijfel nu niet meer of de directie van Berkemeijer & Co zal zich daarmee ook kunnen verenigen.

Ik heb in korte trekken uiteengezet wat ik in Lissabon heb besproken. Ik heb echter niet medegedeeld dat ik op een avond bij de secretaris van de Minister van Koloniën heb gedineerd en met hem een zeer uitvoerig en openhartig gesprek heb gehad. Hij heeft me verteld wie voor de inschrijving zijn aangezocht. Allereerst een combinatie van twee werven in Italië. Die kunnen scherp concurreren ten gevolge van de lage levensstandaard en de regeringssteun. Daartegenover staat, dat mij in vertrouwen is meegedeeld dat dit verzoek tot inschrijving van de Italiaanse combinatie alleen maar een vriendelijke geste is geweest tegenover de Italiaanse regering. Het ligt niet in de bedoeling, deze werven de opdracht te gunnen, ook al schrijven ze het laagst in. Welke draai ze er dan aan zullen geven, weet ik niet, maar dat is hun zaak. Onze belangrijkste concurrenten zijn drie Engelse werven, een Noorse combinatie en een Duitse werf in Hamburg. We hebben een berekening gemaakt van de verhouding van de lonen en de prijzen in die landen en in Nederland en die met elkaar vergeleken. We zijn tot de conclusie gekomen dat wij er inderdaad betrekkelijk ongunstig voorstaan, omdat wij geen gedevalueerde munt hebben. Maar de secretaris heeft mij meegedeeld dat wij toch een kans maken, ook al blijven wij iets boven de prijs van b.v. Engeland. Dat hebben we te danken aan onze goede

[pagina 201]
[p. 201]

naam, die dus ook wel eens iets opbrengt! Dit neemt evenwel niet weg dat we onze berekeningen zeer scherp moeten stellen. Ik ben blij dat in principe is besloten eventueel de winst te laten lopen. Maar ik heb vanmorgen een bespreking gevoerd met enkele bestuursleden van de Bedrijfsunie voor de Metaalnijverheid. Noch door hen, noch door mij zijn toezeggingen gedaan, maar we zijn wel zover tot elkaar gekomen, dat van een eventuele eis tot loonsverhoging geen sprake zal zijn als we weer werk krijgen. Integendeel, van werknemerszijde is men bereid, besprekingen te voeren over een loonsverlaging, variërende van 10 tot 15%, afhankelijk van de plaats waar onze werven liggen. Bij het vaststellen van onze prijzen kunnen we zeker rekenen met een loonsverlaging van 10%. Wanneer wij van onze winst 50% afschrijven, hebben we een goede kans om deze opdracht te krijgen...’

Willem kijkt strak naar Van der Hagen en vraagt dan, op elk woord de nadruk leggend:

‘Doe je nu mee, Van der Hagen?’

De scheepsbouwer staat midden in de kamer, de handen op de rug. Hij heeft met spanning staan luisteren naar de verklaring van Willem Wanders. Een ogenblik blijft Van der Hagen roerloos staan. Dan zegt hij:

‘Zo'n kerel als jij heb ik nog nooit meegemaakt. Ik doe mee. Tegen jou kan niemand op...’

Als de vergadering ten einde is, rijdt Willem met een onverantwoordelijke snelheid naar Rotterdam en gaat regelrecht naar het Diaconessenhuis om Jeanne te vertellen dat zijn plan er door is en alle leden van de combinatie het met elkaar eens geworden zijn.

Zijn vrouw is daar blij om. Bovendien heeft zij ook prettig nieuws. Een paar uur geleden is Johan bij haar op bezoek geweest en uit zijn woorden en zinspelingen heeft ze kunnen merken dat Johan naar Titia verlangt en met haar praten wil.

‘Ik heb zo'n vermoeden dat hij, toen hij hier vandaan ging, regelrecht naar Lekdam gereden is,’ zegt Jeanne.

Haar vermoeden blijkt juist te zijn. Willem treft ze in zijn huis aan, ze zitten samen onder de leeslamp. Ze kijken wat verlegen als hij binnentreedt. Johan kucht een beetje, hij wil even tijd winnen om een verklaring te zoeken, maar Willem voorkomt dit door te zeggen:

[pagina 202]
[p. 202]

‘Zo hoort het! Man en vrouw bij elkaar - en vertel mij verder maar niks, praat maar rustig uit, ik heb het razend druk en sluit me voorlopig in mijn werkkamer op!’

Dan staat Titia op.

‘O ja, Willem, voor ik het vergeet... er is nog een telegram gekomen.’ Zij neemt het van de schoorsteenmantel en geeft het hem. Willem scheurt het plakzegel los en vouwt het lichtgroene papier open. Het is even stil in de kamer terwijl hij het telegram leest. Daarna zegt hij met opgewonden stem:

‘'t Is van de Noorweegse Trans-Atlantic Line te Bergen. De Tosca, het laatste schip dat wij hier bouwden, was voor haar rekening. Ik ben 't vorig jaar nog naar hen toe geweest en toen hebben ze me verteld dat ze plannen hadden om een nieuwe lijn te openen. Dat schijnt nu door te gaan, want ze vragen of ik twee schepen kan bouwen. Vrachtschepen met passagiersaccomodatie.’

‘Prachtig!’

‘Ja, prachtig,’ beaamt Willem. ‘Maar er is een mogelijkheid dat wij van de Portugese regering een grote order voor onze combinatie krijgen!’

‘Da's dubbeldik,’ zegt Johan.

‘Jij hebt makkelijk praten. Maar aan de capaciteit van een werf komt eenmaal een eind. Als ik te veel werk aaneem en daardoor niet op tijd kan afleveren, krijgen we boete. Enfin... 't is prachtig!’

En dan loopt hij met het telegram naar zijn werkkamer en in zijn ogen springen tranen van vreugde. Werk, werk, bedrijvigheid!

 

Er breken drukke weken aan voor Willem Wanders. Voortdurend heeft hij besprekingen met de andere deelhebbers van de combinatie. Bovendien moet hij naar Noorwegen om met de reders in Bergen te praten.

Als Van der Hagen hoort dat Wanders de opdracht voor de bouw van twee schepen heeft gekregen, zegt hij tot Willem:

‘Toen ik hoorde dat jij je werf ging moderniseren, dacht ik dat je gek geworden was. Maar nu blijkt dat je 't bij het rechte eind had. 't Is vreemd, wij hebben niks te doen en jij krijgt ineens twee schepen!’

[pagina 203]
[p. 203]

‘Mopperen jullie maar niet,’ lacht Willem. ‘Jullie zijn er misschien ook goed mee. Want als straks Portugal los komt en wij de opdracht krijgen, kan ik er nog maar twee van op mijn nieuwe helling zetten, in plaats van vijf, zoals eerst was afgesproken. Die drie mogen jullie er dan als toegift bij bouwen.’

‘Slecht land, waar het niemand goed gaat,’ zegt de oude Van Bergen.

‘Maar Willem Wanders, kerel, ik feliciteer je. En 't zou wel eens kunnen zijn dat we aan jou heel veel te danken krijgen!’

De voorzichtige Hopmeijer lacht schraal.

‘Ik geloof dat we de huid al verkopen eer we de beer geschoten hebben,’ merkt hij op. ‘Ik moet eerst nog zien dat Portugal werkelijk komt.’

‘Juist,’ zegt Willem. ‘Laten wij er in ieder geval ons best voor gaan doen, heren!’

Daarna bukken zij zich weer over hun papieren en gaan voort met het vergelijken van hun cijfers en berekeningen.

Als Willem op een avond thuiskomt van een der vele besprekingen, loopt portier Nieland hem tegemoet. Deze tikt beleefd aan zijn pet en zegt:

‘Meneer Wanders, ik hoop dat u me verexcuseert, maar mag ik een vraag stellen?’

‘Ga je gang, Nieland. Alleen... ik weet niet of ik die vraag zal kunnen beantwoorden.’

‘Ach, meneer Wanders, het is vanwege de proletaren, zal ik maar zeggen. Ze zeuren me de oren van 't hoofd. Ze willen weten of het waar is...’

‘Of wát waar is?’

‘Dat er weer werk op til is voor onze werf, meneer Wanders. Ze hebben 't allemaal van horen zeggen, de een warmt de ander op, want ze denken dat ze dan de steun zullen kunnen ontlopen. En dan komen ze bij mij vragen of het waar is, ziet u. En vrouwen kommen er ook al aankloppen aan m'n bedstee. Vrouwen van werklozen - en de werklozen natuurlijk zelf ook. En zeg nou zelf, meneer: Wat is een portier, die “ik weet het niet” moet verkopen?’

‘Het is waar, Nieland. We hebben order om twee schepen te bouwen.

[pagina 204]
[p. 204]

En misschien... misschien komt er nog meer los. Er zal dus hopelijk weer wat leven in de brouwerij komen.’

‘En mag ik dat aan de proletaren zeggen, meneer Wanders?’

‘Aan de arbeiders, bedoel je? Ja - als ze er naar vragen tenminste.’ ‘Dank u, meneer. Voor 't vertrouwen. En meneer moet me verexcuseren als ik nou privaat nog wat vraag: Mag ik aannemen dat ik daardoor hecht in mijn bedstee blijf zitten, als ik het zo zeggen mag?’ ‘Je bedoelt, dat je niet ontslagen zal worden?’

‘Ja, meneer Wanders, dat is mijn kardinale bedoeling.’

‘Wees dan gerust, Nieland. Jij behoort bij de inventaris. Mijn vader heeft jou aangenomen als portier en ik zal je niet ontslaan.’

‘Meneer Wanders, mijn dank is daarvoor bijster groot. En nou ik dit mag weten, wil ik zeggen dat er iets groots staat te gebeuren. Ik wil overgaan in een andere staat des levens.’

‘Wat zeg je nou? Wil je je ontslag nemen?’

‘Zo zeg ik het niet, meneer Wanders. Mijn bedstee is mijn schip en ik voel me er in thuis. Maar meneer moet niet confuus worden als ik het hem zeg: Ik ben van plan, vooral nou ik weer vastigheid heb omdat er werk in zicht is, een wezenlijke draai aan mijn leven te geven. Ik wil de vrijgezellenstaat afzweren en in de huwelijkse staat gaan. Want ik ben nou een eenzaam persoon, meneer Wanders. En nooit hebben vrouwentranen me koud gelaten. Ik heb al met Annètje overlegd: u wordt verwacht op onze trouwdag, maar we maken er geen drukte van, want Annètje is weduwe.’

‘Gefeliciteerd, Nieland. Een wijze daad van je, man En ik hoop het waar te nemen, als ik je trouwdag maar weet.’

‘Die weten we zelf nog niet, meneer Wanders. Daar moet ik nog een request over schrijven naar de ambtenaar van de burgerlijke stand en dan kan de datum van onze trouwdag worden vastgesteld.’

‘Mooi, dan hoor ik het nog wel.’

‘Ja, meneer Wanders, ik zal dat schriftelijk weten mee te delen!’ - Zeker per request, denkt Willem lachend, terwijl hij verder gaat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken