Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Scheepswerf Wanders & Zoon (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon
Afbeelding van Scheepswerf Wanders & ZoonToon afbeelding van titelpagina van Scheepswerf Wanders & Zoon

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

Scans (11.02 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Illustrator

Annelies Kuiper



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Scheepswerf Wanders & Zoon

(1953)–Anno Teenstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige
[pagina 205]
[p. 205]

Hoofdstuk XVII

Ruim een week later rijdt Willem Wanders met feestelijke gedachten naar Rotterdam. Hij gaat zijn vrouw uit het Diaconessenhuis halen! Jeanne is hersteld, ze mag naar huis, naar haar kinderen. Wel moet ze voorlopig nog rust houden, maar Titia is er nog en Jeanne behoeft zich dus niet druk te maken over het huishouden. Karel en Heleentje rijden mee, ze mogen moeder gaan afhalen, o, het is alles zó feestelijk, dat men luid zou kunnen zingen van vreugde!

- Er zijn zware slagschaduwen geweest, denkt Willem. Maar nu komt de zon weer door, God in de hemel is goed voor mij, zoals Hij goed is is voor ieder mens, ook al zien we dat niet altijd even duidelijk.

De terugweg, met Jeanne naast hem in de wagen, wordt bijna een zegetocht. In Lekdam staan overal mensen langs de weg, ze wuiven vriendelijk naar Jeanne. Het is Willem een raadsel, hoe de mensen zo precies weten dat zijn vrouw vandaag uit het ziekenhuis zou komen. Maar Karel weet er meer van.

‘Kreupele Nieland heeft het aan iedereen verteld, vader,’ zegt hij. ‘Vandaag komt het vlaggeschip weer thuis! zei hij vanochtend tot een paar mensen. 't Is een zegen voor mevrouw Wanders dat ze 't gehaald heeft en dat ze nou weer in haar eigen... haar eigen... ja, hoe zei hij dat ook weer... o ja, in haar eigen home komt!’

‘Onze portier is onbetaalbaar,’ lacht Willem. En als ze bij de poort komen herhaalt hij dat... want Nieland heeft met enkele anderen het grote hek gepavoiseerd ter ere van de feestelijke intocht.

Het wordt een blijde dag om nooit te vergeten. Als ze binnentreden in de huiskamer, Jeanne ondersteund door Willem, zit Peter, de kunstschilder, al glorieus te wachten. Hij heeft groot nieuws.

‘Ik zal er maar geen doekjes om winden, maar ik ben blij dat Jeanne terug is... en dan heb ik nog ánder nieuws, maar dát durf ik bijna niet te zeggen, omdat jullie wel zullen schrikken.’

‘Peter gaat het ook wagen,’ zegt Titia. ‘Ik zal 't wel zeggen: Hij verlooft zich vandaag!’

[pagina 206]
[p. 206]

Willem en Jeanne kijken hem verbaasd aan.

‘Kerel,’ vraagt Willem met warme stem, ‘wie is de gelukkige?’

‘Suze Wumkens, de zuster van jullie huisdokter.’

‘Suze? Een betere keus had je niet kunnen doen,’ verzekert Jeanne; en ze weet niet waarom, maar ineens moet ze huilen.

‘Nou moet moeder niet huilen,’ zegt Karel, bedrukt opeens.

‘Nee,’ valt Heleentje hem bij, ‘mama moet niet traantjes doen!’

‘Ja, kinders-van-me... ik kan 't niet helpen, maar ik ben zo blij dat ik weer thuis ben, zie je.’

‘Nou, nou,’ zegt Peter tot zijn schoonzuster, ‘je moet je er doorslaan, meid! Haal flink adem, dan zakt het wel. Titia, haal nou de taart eens te voorschijn!’

's Middags komt ook Johan uit Den Haag. Een paar uur lang trekt hij zich met Titia terug in de werkkamer van Willem. Nadien vertelt hij Jeanne en zijn broers, dat ze elkaar weer gevonden hebben. ‘Op een nieuwe basis gaan we beginnen, misschien kan ik beter zeggen: op de oudste en hechtste basis die er is,’ zegt hij. Het zijn slechts een paar woorden, het is ook niet gemakkelijk om over deze dingen te spreken. Maar Willem en Jeanne zijn er dankbaar voor, het is een reden te meer om verheugd te zijn over deze dag.

Hoewel Willem deze dag doorbrengt in zijn huis en het werk laat rusten, gaat hij om vijf uur er toch even uit. Hij heeft met zijn bedrijfsleider afgesproken dat deze om die tijd de arbeiders bij elkaar zou roepen in de timmerloods en Willem zal dan komen om enige dingen mede te delen.

Als hij in de loods komt, zijn de arbeiders daar reeds bijeen. Het zijn er niet veel meer, de crisis heeft de werf leeg en het stempellokaal vol gemaakt.

‘Jullie hebben waarschijnlijk al gehoord dat er weer werk voor de werf zal komen,’ begint hij. ‘We hebben opdracht gekregen voor de bouw van twee schepen en ik ben blij dit vandaag aan jullie te kunnen vertellen, juist vandaag, nu mijn vrouw teruggekomen is uit het ziekenhuis. Het betreft hier de bouw van twee schepen van ongeveer acht duizend ton; voor dezelfde rederij hebben we ook de Tosca gebouwd. Maar... ik heb die opdracht nog niet aanvaard. Het hangt namelijk van jullie af, mannen. Als we op dezelfde voorwaarden zouden moeten gaan

[pagina 207]
[p. 207]

werken, ben ik verplicht er van af te zien. Ik moet een lage prijs rekenen om tegen de buitenlandse werven te kunnen concurreren. Die prijs is er op berekend, dat jullie minder zullen verdienen dan vroeger. Het komt neer op tien procent loonsverlaging. Het hangt dus van jullie af. Ik zeg er bij, dat als de toestand mocht opklaren, de lonen weer zullen worden herzien.’

Het is even stil in de loods. Er gaat een gemompel op. Dan klinkt een stem:

‘Natuurlijk, meneer, als dat moet, dan doen we dat, want alles is beter dan stempelen. We blijven graag aan 't werk, dat spreekt vanzelf.’ ‘Mooi,’ zegt Willem. ‘Ik kan verder vertellen dat ik al een bespreking gehad heb met jullie vakbond; het bestuur stemt toe in die tien procent loonsverlaging. Als ik weet dat jullie er mee accoord gaan, dan neem ik vandaag de opdracht nog aan.’

Willem verneemt woorden van instemming; er is niemand die er niet mee accoord gaat. Hij ontroert er van en denkt: - Ja, ze voelen zich met de werf verbonden, het is een stuk van hun leven...

‘Dat was alles wat ik te zeggen heb, mannen. Ik wens je een prettige avond.’

Als Willem nadien met haastige stappen terugloopt naar huis, is er een dankgebed in zijn hart.

 

Drie weken later, op een Zaterdagmiddag, loopt Willem Wanders in zijn eentje over het werfcomplex. Hij is tevreden, want Maandag zal de kiel worden gelegd voor de twee Noorse schepen en gisteren is door de Portugese regering telegrafisch medegedeeld dat de grote order gegund is aan de Nederlandse combinatie. Werk dus! Over veertien dagen zullen er weer ruim zeshonderd mannen hun loonzakjes in ontvangst nemen en met blijde tred naar moeder de vrouw gaan om Zondag te gaan houden.

Willem blijft staan, want hij hoort gerucht achter zich. Hij kijkt om, portier Nieland komt naar hem toe.

‘Meneer Wanders, verexcuseer me, dat ik u stoor,’ zegt Nieland onderdanig. ‘Ik zag u lopen, toen ben ik even uit mijn bedstee gekomen. Als ik het zeggen mag: 't Is kostelijk weertje vandaag, meneer Wanders! Weertje om blij te zijn. 't Zou nou goed varen wezen op de lange

[pagina 208]
[p. 208]

deining, - maar op de wa[l] is het ook best. En ik geloof dat het waar is dat God zich met de mensen bemoeit, want hoe zou een mens anders zo gelukkig kunnen zijn? Enne... meneer Wanders moet me verexcuseren, maar ik wil u even persoonlijk een brief overhandigen. Astublieft, meneer.’

Hij geeft Willem een brief en haast zich dan weer naar het portiershokje terug. Zijn houten beenstomp sliffert een beetje over de grond. Willem loopt achter de lasloods om en blijft daar even staan. Hij maakt de brief open, op zijn gezicht is een glimlach. In zijn ogen komt een schalks licht als hij begint te lezen:

- De minzame ondergetekenden geven met verschuldigde eerbied te kennen, gelet op de zeer hooggeschatte waardering die zij de weledele geadresseerde toedragen, dat hun huwelijk wettelijk ten uitvoer zal worden gebracht op 23 Juni en dat op dato voornoemd deze verbintenis bekrachtiging zal vinden in een speciale dienst der Kerk. Hetwelk dienende is om hooggeschatte geadresseerde benevens zijne dierbare echtgenote te verzoeken bij deze plechtighedens aanwezig te zijn, waarvoor requestranten bij voorbaat hunne welgemeende dankbetuiging middels missive dezes doen toekomen...

Lachend steekt Willem het schrijven in zijn binnenzak. - Straks aan Jeanne laten lezen, denkt hij. - De werf gaat er op vooruit, we krijgen een portier die de huwelijkse staat bemint!

Hij loopt verder, maar opeens schrikt hij op. Zijn zoon springt achter een stapel staalplaten te voorschijn.

‘Boeh!’ roept Karel. De jongen weet niet meer dat hij zijn vader al eens meer op deze manier aan het schrikken wilde maken.

‘Wat gaat u vanmiddag doen, vader?’

‘Ja, wat dacht je, Karel?’

‘'t Zou fijn zijn om te zeilen, vader!’

‘Best! Dan doen we dat. Als je moeder er geen bezwaar tegen heeft.’

‘Vast niet, hoor! Moeder vindt het fijn, dat zult u zien!’

Willem lacht en hij slaat zijn arm om de schouders van zijn jongen.

‘Vertel eens,’ vraagt hij eensklaps aan Karel, ‘wat ga jij later doen?’ ‘Ik? Natuurlijk schepen bouwen, net als u en grootvader!’

Willem Wanders kijkt over de voortgolvende rivier en hij voelt een diep geluk in zich.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken