Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Toetie Roetmop (1917)

Informatie terzijde

Titelpagina van Toetie Roetmop
Afbeelding van Toetie RoetmopToon afbeelding van titelpagina van Toetie Roetmop

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.51 MB)

Scans (79.41 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Illustrator

W.F. Heskes



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Toetie Roetmop

(1917)–Lina Tervooren–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 255]
[p. 255]

De ‘Prinses Marie’ vergaan.

Toetie hield zich opgewekt de nu volgende dagen, en dapper doorstond ze al het praten rondom haar over haar vader, die nu spoedig hier zou wezen, en over haar nieuwe moeder, naar wie allen nieuwsgierig waren; want de ‘Prinses Marie’ kwam àl nader.

Maar soms kon zij, anders altijd goed gehumeurd, nu kribbig en ongeduldig wezen. En eens, toen ze om een kleinigheid nijdig uitviel tegen Herman, meende die, half lachend en half boos:

‘Je nieuwe moeder kan dadelijk beginnen met je op te voeden, hoor!’

‘Houd je mond!’ beet ze hem toe, met een woede, die door niets gemotiveerd scheen.

Mevrouw Elshout vermaande later haar jongens, Toetie wat te ontzien. Die was nu natuurlijk in hevige spanning. Zij maakte zich bovendien wel eens ongerust over Toetie's gezondheid. Ze zag er slecht uit den laatsten tijd en ze at veel te weinig.

Op een morgen aan 't ontbijt, toen mijnheer Elshout als gewoonlijk het ochtendblad zat te lezen, vouwde hij plotseling de krant dicht en stak hem in zijn zak, en even zat hij stil, in gedachten.

[pagina 256]
[p. 256]

‘Moet je nog niet weg?’ vermaande zijn vrouw hem.

‘O ja - 't heeft zoo'n haast niet van ochtend -’. En langzaam smeerde hij nog een sneedje brood.

‘O vader, wat treuzelt u, u zult nog te laat op school komen!’ plaagde Bertha.

‘Maak jij maar, dat je naar school komt - ik zal wel voor me zelf zorgen.’

En tegen zijn gewoonte zat hij nog aan tafel, toen de beide meisjes naar school liepen.

Toetie was stil onderweg, al deed ze haar best, glimlachend, in te gaan op al wat Bertha zei.

‘Kijk die 't eens druk hebben’, wees Bertha, dicht bij school, een groepje meisjes aan, die daar, in ijverig gesprek, bij elkaar stonden.

‘Ja, waar zouden die 't over hebben?’ deed Toetie belangstellend.

Maar toen ze dichter bij kwamen, stoof de groep dadelijk uiteen en, met een vluchtigen groet achterom naar Toetie en Bertha, liepen de meisjes het voortuintje van de school door. In de gang vroeg een van haar, Annie Hesfelt, met gedempte stem:

‘Met welke boot komt je vader ook weer?’

‘Met de “Prinses Marie”’, antwoordde Toetie. ‘Waarom vraag je dat?’

‘O - zoo maar -’

Er was echter iets in de stem en in het gezicht van het meisje, dat Toetie irriteerde. En, verbeeldde

[pagina 257]
[p. 257]

ze het zich, of was het werkelijk zoo, dat de andere meisjes, met een eigenaardigen medelijdenden blik naar haar opkeken, toen ze binnen kwam in de klas?

De les begon. Toetie spande zich in, om te letten op hetgeen de leeraar zei. Ze leerde meetkunde vrij gemakkelijk, maar nu begreep ze niets van al wat er neergecijferd werd op het bord - zij voelde, het lag aan haar innerlijke onrust en ze verweet het zich zelve, dat ze zoo prikkelbaar was den laatsten tijd, dat ze zich door iedere kleinigheid van streek liet brengen. Nu weer door die onnoozele vraag - die toch niets te beteekenen had -

Maar haar scherpe ooren vingen, rondom haar, een onrustig fluisteren op. Wat hadden de meisjes toch? En was het niet vreemd, dat zij geen deelgenoote werd gemaakt van wat haar bezig hield?

De leeraar riep haar naam. Zij moest een som komen maken op het bord. - Hemel, hoe kòn ze dat nu?

Toetie stond op, en met alle energie dwong ze zich zelve, al haar gedachten te concentreeren op de haar aangewezen opgaaf. Maar het lukte niet. Het was, of de cijfers en teekens, die ze neerschreef, in rusteloozen dans, telkens weer zich bewogen van hun plaats - hoe was het dan mogelijk ze te schikken in de juiste regelmaat?

‘Maar Toetie, dat ben ik ànders van je gewoon!’ berispte mijnheer Wolters.

Toetie haalde moedeloos de schouders op. En

[pagina 258]
[p. 258]

toen ze nu terugliep naar haar plaats, zag ze toen wéér niet, in de oogen der andere meisjes, die onverklaarbare uitdrukking van medelijden?

Toetie móést er meer van weten! Haastig krabbelde ze een paar woorden op een velletje van haar bloc-note:

‘Waarom vroeg je me dat straks van papa's boot?’

En tersluiks wist ze het briefje Annie Hesfelt in handen te spelen.

Zij wachtte op het antwoord, maar er kwam niets. En nu, terwijl mijnheer Wolters met een der andere meisjes bezig was bij het bord, had Annie toch best even kunnen schrijven!

Toetie keek om en ze merkte op, hoe Annie, met rood-verlegen gezicht, haastig de oogen voor haar neersloeg. Tegelijk zag ze, in de bank achter haar, een vierkant papiertje van de eene hand in de andere overgaan en toen ze de oogen van Marie Poster ontmoette, keek die haar zóó angstig-verschrikt aan, alsof ze op heeterdaad betrapt werd op een groote misdaad. - Wat was er toch? Wat was er toch? -

Stil, met ineengeklemde handen, zat Toetie in haar bank. Het was haar, als zweefde er iets om in de klas, iets dat àl donkerder en zwaarder en benauwender werd - Daar buiten, in den tuin, was de zon en een vogel tjilpte er vroolijk op een bloeienden struik. - Maar dat was als een andere wereld

[pagina 259]
[p. 259]

nu, een wereld van blijheid, waar zij niet thuis hoorde. - Zij was hier binnen en om haar heen was de benauwenis, die ze niet begreep, maar die haar te verstikken dreigde -

Plotseling beving haar een groote woede! Als er iets was, iets wat haar aanging, waarom zeiden ze het haar dan niet! Geheel vergetend waar ze was, alles vergetend, behalve dit ééne, dat ze nu wéten wilde wàt het was, dat boven haar zweefde, als een drukkend geheim, vloog ze opeens overeind. Haar oogen zochten het papiertje, dat ze van hand tot hand had zien gaan, want zij voelde, als bij ingeving, dat dit de oplossing geven zou van het geheim.

Daar zat Bertha. Met bleek gezicht en verschrikte oogen keek die haar aan. En haar hand verfrommelde iets op haar schoot. - Met een sprong was Toetie bij haar, ze ontrukte haar het papiertje - een krantenuitknipsel was het - en las.

Niet geheel begrijpend nog, wankelde ze terug naar haar bank en las nogmaals wat daar gedrukt stond met vette letters:

HOLLANDSCHE PASSAGIERSBOOT VERGAAN. DE ‘PRINSES MARIE’ OP EEN MIJN GELOOPEN.

Toen, in grenzelooze ontzetting, vloog de gedachte haar door den geest, die de laatste dagen telkens weer in haar opgekomen was: Als hij gestorven was, zou het niet zóó

[pagina 260]
[p. 260]

erg zijn geweest! En het was haar, of die gedachte van zijn kind haar vader in den dood gedreven had, of zij door dat te denken, wat haar nu zoo afschuwelijk leek, de moordenares was geworden van haar eigen vader! -

Zóó vreeselijk was deze voorstelling, dat ze Toetie alle zelfbeheersching verliezen deed. Luid gillend wierp ze zich voorover op de bank.

Er was opeens geen sprake meer van orde in de klas. Alle meisjes waren opgesprongen en omringden angstig het wanhopige kind. Bertha stond naast Toetie, den arm om haar heen, en terwijl tranen haar over de wangen rolden, trachtte ze telkens weer, in afgebroken woorden, haar nichtje te troosten:

‘Toetie, je weet immers niet - er zijn passagiers gered, staat er - het is lang niet zeker, dat zij er bij zijn - heb je niet gelezen, dat er passagiers gered zijn? - het is toch mogelijk -’

Achter haar zat Annie Hesfelt te snikken -

Maar Toetie hoorde, noch zag iets van al wat er gebeurde om haar heen -

Tot ontzetting der andere meisjes bonsde ze, telkens weer, met woest geweld, haar hoofd tegen den lessenaar aan, als om, door lichamelijke pijn, de pijn in haar binnenste te stillen. En snijdendscherp klonk haar akelig gillen, heel het huis doordringend.

[pagina 261]
[p. 261]

Verschrikt kwamen zusterkens aanloopen, de Eerwaarde-moeder, de directrice -

Maar nu werd Toetie stil, àl stiller en een doodelijke bleekheid overtoog haar gezichtje. Toen zeeg ze, bewusteloos, ineen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken