Devote oeffeninghe op de vijf lettere van de soete ende alderheylichste namen Iesus ende Maria

[p. 405]

VI. Ghebedt.

Wy bidden u, Heere, dat ghy doch zijne onwetentheden, ende de gebreecken zijnder jonckheydt niet en wilt gedachtich wesen, maer achtervolghende uwe groote bermhertigheydt, weest zijns ghedachtigh in de glorie uwer klaerheyt. Laet de Hemelen voor hem geopent worden, ende laet hem de Enghelen met hem verblijden.

Ontfangt, o Heere, uwen dienaer in u Rijck: Den heylighen Aertz-Enghel Gods Michael moet hem ontfanghen, die weerdich gheweest is het Prinsdom over de Hemelsche heyren te bedienen. De heylighe Enghelen Godts moeten hem te gemoete komen, ende tot inde Hemelsche stadt van Ierusalem brengen. Den Heylighen Apostel Peeter moet hem ontfanghen, wien de sleutelen van het hemelsche Rijck gheghe

[p. 406]

van zijn. Den heyligen Apostel Paulus moet hem helpen ende bystaen, die weerdich geweest is een uytverkoren vat des Heeren te worden. Den uytgelesen Apostel Godts Sint Ian, wien de hemelsche verholentheden geopenbaert zijn, die moet voor hem spreecken. Alle de heylige Apostelen, die van den Heere macht om te binden ende te ontbinden ontfangen hebben, moeten voor hem bidden. Alle de Heyligen ende uytverkoren Godts, de welcke om den naem Christi groote pijnen in dese werelt geleden hebben, die moeten voor hem spreken: op dat hy tot de glorie des hemelschen Rijcks comen mach, soo wanneer hy van de banden des lichaems ontslagen sal worden. Door de gaven des Heeren Iesu Christi, die met den Vader ende den Sone leeft ende regneert tot in de eeuwen der eeuwen, Amen.

Hier na machmen lesen de 33. veerssen, fol. 73. De 15. bloet-stortinghen, fol. 100. De seven Psalmen. De gulde Litanien des vrydaegs. Het Rosen-hoeyken. &c.