Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Verloren stroom (1920)

Informatie terzijde

Titelpagina van Verloren stroom
Afbeelding van Verloren stroomToon afbeelding van titelpagina van Verloren stroom

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.52 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Verloren stroom

(1920)–Hilarion Thans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 111]
[p. 111]

Joannes van Alvernen,

 
hoe die zocht
 
Christum den Heer, en Hem ontmoeten mocht.
 
 
 
Hij had zoo lang al in het licht gestaan,
 
dat hij wel moest gaan denken: immeraan
 
zou innigheid, de honig-zoete, duren.
 
Maar toen de lucht betrok, en eenzame uren
 
grauw-wolkig donkerden in tragen gang,
 
viel hij aan 't smeeken dat de mist-voorhang
 
weg-scheuren zou voor 't Aanschijn des Beminden.
 
Hij werd een zwerver om den Heer te vinden,
 
dacht Hem in bosschen schuil of veldstruweel,
 
riep van de heuvels: Jesus! en het veel-
 
echoënd dal riep Jesum duizend malen.
[pagina 112]
[p. 112]
 
Zóó kwam die droeve broeder, bij het dalen
 
van paarsen avond, onder blauwig woud.
 
Hij kende een loover-hal, en den rosgoud-
 
bemosten eik, schoorzuil der blaârgewelven.
 
Den stam loom-aangeleund, buiten-zich-zelven
 
van treurnis, stond hij, handen achter 't hoofd,
 
en kermde - kind van moeders troost beroofd...
 
 
 
Verritselden daar twijgen? En wat rees
 
bleek-lichtend achter kleinhout? Van de pees
 
ijlt niet een pijl zoo snel, als broeder Jan
 
rende naar Christum: schoone, blanke man,
 
die zwijgend door het duister woud voorbijging.
 
Hij viel voor Hem geknield, lei diep in nijging
 
het voorhoofd aan den grond. Een wijle kon
 
zijn plots geluk niet spreken; toen begon
 
hij snikkend nog, de blije groetenis.
 
‘Wees mij gezegend, Heer! deze avond is
 
mij schooner dan een morgen. Want in nacht,
 
in sterrenloozen, heb ik U gewacht.
[pagina 113]
[p. 113]
 
Mijn blanke dageraad, mijn roze-roode,
 
mijn zonne-middag, wat besloeg U snoode?
 
Of hieldt Gij zelve U schuil? Neen, nimmer had
 
ik zulke pijn! Een aardworm langs het pad
 
lag ik, vertreden onder wreeden voet.
 
Nu heb ik U, nu is weer alles goed.
 
Ik had het wel gedacht: ontfermigheid
 
zou nader zijn waar trouwe liefde lijdt,
 
en nu mijn nood wies aan zijn hoogste peil,
 
zijt Gij gekomen, keerend ramp in heil!’
 
Joannes rees eerbiediglijk, om aan
 
te schouwen Christum: die was doorgegaan,
 
en ging verdwijnen om de zwarte sparren...
 
De bange liep Hem na: ‘Ach! wil niet sarren,
 
kreet hij, mijn leed! - hij sloeg, bij luid geween
 
zijn rechterarm om 's Heeren voeten heen -
 
ik ken mijn zonde niet, maar draag ik schuld,
 
is dan de maat der boete niet gevuld
 
met dag-en-nachte tranen die ik schrei?
[pagina 114]
[p. 114]
 
O blijf bij mij! O ga nu niet voorbij!
 
Ben ik een lammeken, Gij zijt de Herder.
 
Ik was uw bloemetuin, en Gij God, werdt er
 
de mei-zon van, de springende fonteyn!
 
Ge waart de dauw-wolk op mijn zand-woestijn;
 
de schâuwige appelaar waarheen ik vlood
 
in 't blaakren van den na-noen. Geel en rood
 
wogen de koele vruchten naar mijn handen...
 
Nu dool ik: aangeschoten hinde, branden
 
zal doen de scherpe spies-scheur aan mijn zij,
 
zoo Gij niet blijft, Heer! zoo Ge gaat voorbij!’
 
De moede poosde, en wachtte 't goede woord.
 
Maar Christus stiet hem van zich, stapte voort.
 
 
 
Toen bloedde droever gloed aan hoogste loovren.
 
Tusschen de stammen streed het laatst veroovren
 
van veegen schijn door schaduwen zwart-blauw.
 
En nog liet broeder Jan niet af: hij zou
 
bezwering vinden die de Heer niet droeg.
 
Weer sprong hij op, liep naast Hem door, en sloeg
[pagina 115]
[p. 115]
 
zijn armen rond de knieën Christi vast:
 
klemmende winde-rank om linde-bast.
 
Dan sprak zijn wanhoop doffer: ‘Moet ik tot
 
den morgen worstelen, mensch tegen God,
 
van dezen boschweg gaan uw schreden niet,
 
tenzij Ge, Meester, mij uw zegen liet!
 
Want dit arm leven is toch niet zoo rijk,
 
zoo schoon en blijde niet, dat daarvoor wijk'
 
't verlangen naar uw zoetheid, ééns geproefde.
 
O tijden dat ik dronk dien wijn: ik hoefde
 
niets meer ter aarde. Ik was een dronkene,
 
een diep in zee van vree verzonkene!
 
Daarom Heer! had ik nooit uw troost gekend,
 
ik ging als andre menschen, toegewend
 
de kleine vreugden van dit kort bestaan.
 
Maar ach! voor mij is rag hun kranke waan!
 
Er blijft een zingend heimwee in mij wakker
 
naar vroeg-verloren lusthof, het geflakker
 
van 't droevig-schoon begeeren dooft niet één
[pagina 116]
[p. 116]
 
tenzij - dus wil niet heengaan - Gij alleen!’
 
 
 
De lange siddering der strakke koord
 
van zangviool wordt goudener gehoord
 
door moeden wandelaar langs avondstraat,
 
onder een open raam. Hij luistert, laat
 
bloemregen van muziek over hem zijgen.
 
Zóó bloesemde op Joannes, door het zwijgen
 
van 't wijde woud, de zangstem Christi neer.
 
En wèl werd hij gewaar hoe uit den Heer,
 
naarmate zoete woorden uit Hem zongen,
 
in blauw trilkringen aureolen drongen,
 
met licht bewimpelend die loover-zaal.
 
‘O kleen dwaas broederke, wat lang verhaal
 
van leed en angst en onrust liet ge hooren!
 
Ge dacht me dan in eeuwigheid verloren?
 
Ik deed met U maar als een moeder doet
 
wanneer die 't roze borelingske voedt:
 
ze ontheft al plagende de lafenis
 
aan 't gulzig-zuigend mondeken. Dan is
[pagina 117]
[p. 117]
 
het bij dien kleine klagen en geschrei.
 
Doch schenkt ze wêer de volle borst, met bei
 
zijn handjes grijpt het ze, teer-kreunend nog
 
zoeken zijn lippekes het zoete zog;
 
stil-drinkend glimlacht het. - Verwend klein kind,
 
zóó wilde ik zien of gij mij véél bemint;
 
want aan de vlam-woede der wenschen meet ik
 
den hittegloed van liefdebrand. Nu weet ik.
 
En daar uw dagen-lange dorst niet ééns
 
zich zocht te laven dan aan veel geweens:
 
mijn vroeger mildheid begenadige u,
 
aanschouw me, zielken, en verzadig u!
 
 
 
Nu slaakte broeder Jan de bange omarming.
 
En opwaarts blikkend, voer een tintel-warming,
 
een sidderende vreugd hem door en dóór.
 
Als wel een priester in het hooge koor
 
zich naar het volk keert, handen uitgespreid,
 
zóó zag hij Christum staan in majesteit -
 
maar liefde mateloos blonk uit zijn oogen.
[pagina 118]
[p. 118]
 
Joannes bad dan zachtjes: ‘zou ik mogen
 
zoo stout zijn dat ik kussen zal uw hand?’
 
Hij bracht die palmen nader, tot hij vand
 
de roode bloemekens der nagelwond.
 
Daar wijlde in oog-geloken zoen zijn mond:
 
géén bijken dat ooit rijker honig puurde.
 
Nog sprak de Heer: ‘Ik wil zoon, dat dit uur de
 
gemiste troosten weerschenkt duizendvoud.’
 
Hij tilt omhoog den knielende, hij houdt
 
hem lang aan 't Hart, het goddelijke, omvangen! -
 
En dit vertelde broeder Jan: gezangen,
 
niet van deze aarde, welden deinend voort,
 
geluid op maat van Harte-slag gehoord.
 
Ook zag hij zèèr veel licht. Hij zwijmde in roken
 
doordringende, als uit leliekelk gebroken,
 
dan wist, en wilde, en wenschte hij niets meer...
 
 
 
Zóó vond Joannes Jesum-Christum weer.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken