Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs) (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)
Afbeelding van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)Toon afbeelding van titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.54 MB)

ebook (4.80 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

(1955)–C. Thewissen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 43]
[p. 43]

Hoog water

IN een jaarkrans, die tegelijk seizoenskrans en feestkrans is, moet ik om beide redenen plaats geven aan ons aller jeugdherinneringen, die wakker worden zodra het peil van de Maas plotseling onze aandacht gaat trekken. Wij beseffen dan ineens weer, dat de Maas de levensader en het ruggemerg van onze lange provincie is, en dat Maastricht een stad óp een rivier is en niet áán een rivier. En dat is in ons landje eigenlijk een grote bijzonderheid, want vele steden liggen hier aan de rivier, zoals Maaseijck, Roermond, Venlo, Nijmegen, Arnhem en Amsterdam en zelfs Antwerpen geeft ons het beeld van een breed water waar de stad langs gevleid ligt. Maar bij ons is dat anders. Daar stroomt de levende rivier dwars door de stad en legt haar open en bloot voor de goede reuk en de frisse wind van het water. Tal van straten lopen er op uit, en menige gats, waar onze batteraafkes niet veel lucht en licht zouden vinden, eindigt God zij dank bij de Maas, waar zij hun koeleköpkes kunnen vangen en van jongs af aan met de geert proberen de rötskes en govies te verschalken naar het voorbeeld van hun vaders, die we met opgestroopte broekspijpen soms midden in de rivier zagen staan. En als onze emigranten heimwee krijgen, is het doorgaans dit rivierbeeld dat hun voor ogen hangt en de vele gelukkige uren op de Maasoevers gesleten. Daar aan die Maas, och daar is altijd iets te beleven. Langs het water in het park hebben wij allemaal onder toezicht van het kindermeisje onze eerste schreden gelopen, maar wij hebben er ook - zonder toezicht - de eerste stappen op het pad der liefde gezet. Vele moppen zijn daar

[pagina 44]
[p. 44]

verteld en waar gebeurd, als van de visser die onder de gebruikelijke belangstelling grote vissen ving, ze zorgvuldig langs zijn centimeter legde en dan...... terug wierp in de Maas totdat de niksnutters, die te kijken stonden, vroegen waarom hij dat deed en voor antwoord kregen: ‘leg höb mer zoe klei penneke’. Als bij geschikte waterstand een lange sleep de Maas af kwam en met een lange toe-oet bij de Bleekerij zijn komst aankondigde, dan liepen de beide oevers zwart van het volk uit alle straten om van de gevaarlijke doorvaart door de laatste ark van de brug getuige te zijn, in de stiekeme hoop, dat eentje tegen de pijler een ‘oplazer’ zou krijgen of zich vast zou varen op de Green, wat heel vaak gebeurde. Bij extra laag water was de Maas een attractie, omdat dan een grote kiezelplaat bloot kwam, waarop eens een werkelijke voetbalmatch gespeeld is, en een paar bogen van de brug helemaal droog lagen. Dat is de droge Maas, waarvan Olterdissen een visser laat zingen:

 
Ieg doog al good mien bès
 
Mè in plaots vaan vès
 
Vong ieg daartien kukes oet ein hinne-nès.

En een ander dichter die de onthullingsplechtigheid van het Sintervaasbeeld beschreef, besluit met deze versregels zijn epos:

Lerang de vèsser waos ouch dao, heer zaot oonder de brök en kaom mèt zeve abele in d'n aovend laat pas trök.

 
‘Dieg kos dao zeker dudelik zien?’
 
höbbe veer Lerang gevraog.
 
‘Bis te stapel’, zag Lerang, ‘iech had leid
 
dat iech nao mienen öpper zaog’.

* * *

 

[pagina 45]
[p. 45]
Deze Maas bereidde ons ieder jaar het feest van het hoge water. Neem het ons niet kwalijk, want natuurlijk is hoog water niet leuk voor die het in huis krijgt, maar voor velen is het een smoesje om er eens uit te komen. U moet dat goed begrijpen. Je kon vroeger

illustratie

niet zo maar bij strenge vaders of moeders komen aanzetten en vragen of hun dochtertje meer speciaal dat derde met die grote ogen, mee mocht gaan een wandelingetje maken. Maar als de Maas ‘uit’ was, dan kon geen ouder het weigeren als je met de boodschap kwam of Lieske of Fieneke vanmiddag
[pagina 46]
[p. 46]

mee ging naar het hoog water kijken, en dan volgde zo'n onvergetelijke excursie naar Heugem, naar Scharn of Limmel, want de Maas hield veel van deze stad en legde iedere winter een arm om Wijk heen, zodat je aan alle kanten altijd op de winterbedding van de rivier stootte. De Heerderweg had toen een voetbrug, de Meerssenerweg zelfs twee, maar de karren reden vrolijk door het water.

We hadden zo onze eigen waterstandsberekeningen met iedere negatie van het A.P. Als de stenen engel van Wijk met zijn voeten in het water stond, dan was de Maas in Heugem ‘uit’. Stond de Maas helemaal op de laatste weg van het stadspark, dan was het werkelijk hoog, en de rest berekenden we met de zoveelste stoep van de stenen trap in het park. Op knapenleeftijd gingen we wel in de voormiddag met de fiets gauw kijken waar we het best op de middag-excursie met onze buurmeisjes naar toe konden gaan, speelden dan 's middags op benarde plekken de volkomen door het water verrasten om vervolgens als galante ridders de kinderen uit en over plassen en greppels te helpen waar we hen schijnheilig eerst in geholpen hadden.

Ja, dat hoge water. Volledige danscursussen zijn er wel eens in terecht gekomen.

Een medescholier uit Borgharen bezorgde ons op het gymnasium eens de sensatie, dat hij bij hoog water... te paard naar school kwam en wij vonden het zeldzaam gemeen, dat hij het arme beest niet in het fietsenhok of op de speelplaats mocht stallen.

De meest imposante watervlakte bood altijd de Heerderweg, waar vanaf het dorp Heer tot aan de Sint Pietersberg in de verte, één enorm meer stond, waar alleen de spoordijk en de ijzeren brug doorheen liepen. En wie herinnert zich niet die onver-

[pagina 47]
[p. 47]

getelijke winter toen deze enorme vlakte bevroren was en heel Maastricht schaatste onder de twee Heerder bruggen. Alleen boven de ‘brikkebekkerskoule’ was het een beetje angstig, en wij haastten ons altijd over die plekken zwart ijs heen om ons weer veiliger te voelen boven de ondergelopen weiden, zó uitgestrekt dat het onbereden ijs op vele plaatsen als een heldere glasplaat een meter diep het gras liet zien.

De feesten die de Maas ons bereidde waren vele en velerlei in alle seizoenen en op alle dagen. Maar werkelijk fier op onze Maas waren we als ze echt hoog was. Als die gemoedelijke rivier zwol tot een machtige stroom lijk gesmolten lood, gespleten door de pijlers van onze oude brug......

Dat gingen we zien als kleine kinderen al, gelukkig alsof we naar de comedie of het circus mochten. En zeg nu niet, dat een kinderhand al gauw gevuld is, want die Maas bij ons en in ons leven, dat is geen kleinigheid.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken