Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs) (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)
Afbeelding van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)Toon afbeelding van titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.54 MB)

ebook (4.80 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

(1955)–C. Thewissen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 49]
[p. 49]

Vastenavond

DE sterkste herinneringen komen door je neus. Je wandelt in volle zomer door het land. Dan komt de reuk van verbrand aardappelloof tot je. Meteen is het herfst, ja 'n volledige winterfilm begint ergens in je hoofd te draaien met alle daarbij behorende genoegens en ongemakken, een blozend kacheltje, een verkoudheid, een dikke mist en balkenbrei. Zo kan het ergens ‘naar de kerk’ ruiken of vanuit een deur komen geuren tot je, die een markt vol kermiskramen meedragen. En brandend hout in de buitenlucht is voor mij vacantie, want heftiger dan en logeren aan zee, branden in mijn jeugdherinneringen nog de glorievolle vuren, die wij als kwajongens stookten, een laaiende brand tegen de Bemelerberg...... Bij deze reuk hoort zelfs een veldwachter, en twee maréchaussées op fietsen, want ónze jeugdvuren ontsproten niet aan het brein van een kapelaan of juffrouw, maar zij brándden, en niet zinnebeeldig. Het was nog woeste tijd, de praehistorie van de jeugdbeweging. Ik geloof niet dat Ma naar lezingen ging, om te leren hoe het eigen initiatief bij het kind ontwikkeld moet worden, want van 's morgens tot 's avonds hadden Pa en Ma, Tina en Sjaan de handen vol met onze initiatieven in toom te houden en ons onze plannen uit het hoofd te praten.

 

* * *

 

Een kist gaat open en met de reuk van kamferbollen, oude kleren, sjmink en verf, braken ontoombare initiatieven los om de vreemdsoortige costuums, onmogelijkste hoofddeksels en zonderlingste vehikels in elkaar te prakkizeren. Vastenavond is veel meer sur-

[pagina 50]
[p. 50]
prise dan surprisenavond, want tot en met Zondagmorgen loop je op straat langs elkaar heen alsof er niets aan de hand is, terwijl in werkelijkheid al weken lang op alle Maastrichtse zolders ondergronds

illustratie

een revolutie voorbereid is, die slechts op het donderende schot uit Momuskanon wacht om los te breken. Tien keer was Tina ‘giftig wie 'n kriekel’ al naar Ma gelopen: ‘Medam, noe komp veur 'n aordigheid toch ins loere, wie die m'ch dao bove de boel doorein zètte!’ Maar Ma kwam wijselijk maar niet kijken. Ik denk dat ze het zich levendig kon voorstellen, en Tina bleef niets over dan de verzuchting: ‘Iech zal blij zien es tee Vastelaovend veurbij is!’, en daar meende ze weer niets van, want weken van te voren had ze onder het koffiedrinken in geuren en kleuren
[pagina 51]
[p. 51]
opgehaald, hoe geweldig ze zich het vorig jaar geamuseerd had. Ze waren in een groot ‘komplot’ uitgetrokken met Marie en Mina en de mannen, en Nikkela met zijn liefste en wel vijftig man, en wij wisten als kinderen van minuut tot minuut wat in de kaffee bij Lewie gebeurd was toen die rooje wat teveel óp had gehad. Lewie had gedecideerd verklaard:

illustratie

‘Iech sjink t'ch neet mie!’ Alle verkleders hadden Lewie gelijk gegeven, enkele manskerels uit het komplot hadden zich spontaan geprissenteerd om die rooje eens flink op zijn d...... te slaan, maar Lewie had dit gesust met het klassieke: ‘Gein ruijzing in m'ne kaffee!’ Zo droegen de verhalen van Tina er toe bij onze carnavaleske plannen nog op te
[pagina 52]
[p. 52]

zwepen. Want zij was als ieder gezond Maastrichts meisje stapelgek op de vastenavond. Maar wat heeft zij ons, kinderen, toch een goed hart toegedragen. Het eten op Zondag ging altijd gepaard met een klein drama. Pa ging naar de Klep, zijn sociëteit, waar op de lange baan met de boog en met het flobertgeweer geschoten werd. Het afscheid van de ‘sjeetclub’ was altijd moeilijk, en onderwijl was Tina thuis al twintig keer in de kamer op de klok komen kijken, wat ze natuurlijk even goed op haar wekker in de keuken had kunnen doen, want laat eten kostte haar zoveel van haar vrije middag. Met carnaval, met het vooruitzicht op de middag- en avondpret, moest dit conflict tussen schietclub en de bouillonsoep eigenlijk tot een tragedie uitgroeien, maar néén! Bij carnaval hoorde een oude keukentraditie om ‘nonnevotte’ te bakken. En geen verlokkingen van vroeg klaar te zijn en wég te kunnen verhinderden Tina om met grote beslistheid vast te houden aan deze tractatie: ‘Iech bak vemiddag veur de kinder “nonnevotte!” Pa kon zo laat komen als hij wilde, de afwas kon de ernstigste vertraging ondergaan hebben, als de hele boel aan kant was, haalde Tina de vetketel voor de dag, en als clowns en boerinnetjes verkleed stonden wij om Tina heen te draaien als ze het beslag maakte, en met verrukkelijk gesis een lepel in het gloeiende vet liet vallen, wat met grillige uitsteeksels een “nonnevot” werd. Ook Sittard en Aken bakten “nonnevotte”. Het woordje “non” schijnt hier het oude woord voor een bepaald soort varken te zijn. Ik zeg er dat maar bij, want anders gaat u soms menen dat het iets met een begijntje te maken heeft. De ‘nonnevot’ is eigenlijk de huiselijke gestalte van de boel-de-berlins, die de suikerbakkers met carnaval maken. Ook van dit heer-

[pagina 53]
[p. 53]

lijke gebak met een klein hartje van appelspijs, en royaal gewenteld in de kristalsuiker, ga ik u geen tableau ophangen, want ik wil niet dat de momentele vetpositie (1947!) u aan de vooravond van carnaval in een weemoedige stemming brengt.

 

* * *

 

Wanneer iemand een standbeeld verdient als steunpilaar van de vastenavond in vroeger dagen, dan is dat Hubeer Masset. Zijn winkel, meestal genoemd ‘bij Giddelo’, naar de vrouw van ‘noonk Hubeer’, voerde 'n grote blauwe hand als uithangteken. Men verkocht er ‘garen en band’, maar tegen carnaval was het oorspronkelijk handelsartikel zo bedolven onder de voorraden maskes, neuzen, toeters, serpentine-rollen, koperen oorbellen, satinette domino's en grote koppen, dat je met geen mogelijkheid meer kon ontdekken wat voor een winkel dit in normale dagen was. In rijen en trossen hingen de maskes en clownspakken van het plafond. Het carnavalsgoed puilde er uit, de straat op. Je moest bukken om er onder door te kunnen. En als het zou gebeuren - maar het gebeurde natuurlijk niet! - dat in de laatste week een klant gevraagd zou hebben naar wollen kousen of jäger-ondergoed, de winkel-dochters zouden 's avonds tegen noonk Hubeer zonder twijfel gezegd hebben: ‘Vendaog höbbe v'r 'ne richtige gek op de winkel gehad!’

Dank zij Hubeer Masset, Lipsjits op de Grote Gracht en nog enkele carnavalszaken, was Maastricht op Zondag kant en klaar. Tientallen jaren lang heeft een vooraanstaand Maastrichts burger het onbetwiste privilege gehad met zijn kornuiten de carnaval te openen. Klokslag twéé uur - het maskerade-uur - kwamen de eerste gekken de Grote Staat afzakken,

[pagina 54]
[p. 54]

arm in arm, in traag-plechtig tempo, zich bewust dat zij iets van grote betekenis deden, en zongen ieder jaar hetzelfde lied:

 
Hoh! hoh! hoh! Pie!
 
Zeve cent 'ne rijperok!
 
Muirge sleit de boter op!

De kinderen dromden er met honderd man achteraan want ze kenden deze eerste gekken, die hun zakken vol met halve centen hadden en deze onder de straatbengels strooiden. En de grote mensen riepen elkaar opgetogen toe, zoals met de eerste zwaluw de lente begroet wordt: ‘Dao höbs te Jacques Vos!’, want van deze zwaar gemaskerde eerste ‘verkleijder’ wist de hele stad, dat je alleen als sub-agent van de Nederlandse Bank over zoveel halve centen kon beschikken.

Zo wordt deze revolutie voorbereid, want waarlijk, als je zo over straat loopt zou je er niet veel van merken. Maar wacht maar eens tot Zondag, als het Momuskanon deze ondergronders uit hun schuilhoeken

illustratie

[pagina 55]
[p. 55]

en loodsen te voorschijn roept...... dan barst hier een geweld los, waarvan de torens der stad verroeren en alle harten sneller gaan kloppen. Maar, ge moet niet aan de kant blijven staan aarzelen. Er is een beetje moed voor nodig, net als in de zwemschool: Spring er in! Je kunt daar nooit spijt van hebben.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken