Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs) (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)
Afbeelding van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)Toon afbeelding van titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.54 MB)

ebook (4.80 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

(1955)–C. Thewissen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 127]
[p. 127]

Allerheiligen

DE eerste keer dat ik in den vreemde heimwee naar Limburg kreeg, was op Allerheiligen. Ik was toen naar oude trant en traditie naar het kerkhof gegaan ofschoon ik in die vreemde stad nagenoeg geen levende en zeker nog geen dooie ziel kende. Ik had dus op dat kerkhof eigenlijk niets verloren maar wilde er op die dag toch bij zijn. Kunt u zich mijn verbazing indenken toen ik daar de enige kerkhofganger was.

Geen levend mens was er te bekennen en ik kon het de afwezigen nauwelijks kwalijk nemen dat zij dit nuchtere romantiekloze verblijf der doden zelfs op Allerheiligen niet wilden betreden. Ik dacht toen met heimwee aan het tafereel wat bij ons de Tongerseweg met Allerheiligen te zien geeft, zwart van het volk, één processie, die op het Vrijthof al begon en langs de steile weg een volgeladen omhoog puffend ‘Belsj tremke’, dat voortdurend zijn stoomfluit moest laten horen om de mannen van de Canisiuscongregatie met al hun vanen opzij te doen gaan.

 

Met een wat vrije interpretatie van de liturgie bezoeken wij onze doden niet op Allerzielendag maar op Allerheiligen. Voor Ma was dat kerkhofbezoek met alle kinderen een even strenge verplichting als de Meerssener Gaank met Sacramentsdag, overlezen van Sint Blasius of Sint Giles, de beschermers tegen keelziekten en stuipen, St. Cornelius in Haren voor de zenuwen, St. Marcoen en St. Rochus. Voor ons kinderen was het één zo goed als het andere een uitstapje, vooral omdat er heiligen bij waren die speciale tractaties mee brachten als de ‘krolle-

[pagina 128]
[p. 128]

bolle’ van St. Giles en de pruimenvlaai en noten op de ‘Haarder Gaank’.

 

Allerheiligen werd ingezet met een vroeg misje, zonder preek gelukkig - dat ‘gelukkig’ is van Ma zelf hoor, want het goeie mens dat in haar hele leven geen dag zonder Mis en bidweg voorbij liet gaan, kon niet tegen hoogmissen en mopperde na elke preek ‘of dat noe neet eve good get korter kos’ - en na een overhaast koffiedrinken werd een van ons voor een pak boegies naar Blanche Dael gestuurd, onderwijl de anderen zich al door de Plankstraat naar de sluis haastten om daar bij de trapjes aan de Maasbrug het stoomtremmetje nog te kunnen krijgen. Dit gemoedelijk tremke had een sluiperig karakter, want hij kwam onverwacht op straathoeken te voorschijn, stak de Begijnenstraat op een onverantwoordelijke manier over, rende langs de walmuur en de Werken met de salamanderpoelen, over de Jeker door middel van een ‘benkelik’ brugje dat niets als rails was, en tufte zo naar het kerkhof. Zelfs bij het prachtigste herfstweer wensten wij niet te wandelen en zanikten zolang tot we ook met de tram terug mochten. Dit privilegie lieten we ons met geen smoesje over de schijnende zon ontroven. Aan de drukke Allerheiligendag is ook de herinnering verbonden dat door dit gluiperige tremmetje een kind overreden werd dat tegen de stadswal bij de Poort Waerachtig aan het spelen was. Ik hoorde van Tina en de Doevevrow dat de arme moeder het ‘e gelök vaan God’ noemde, dat zij haar jongetje de dag tevoren juist gewassen had en ‘e zuuver hummeke’ had aangedaan.

Het was een genot met Ma over het kerkhof te wandelen, want als we onze plicht gedaan hadden op

[pagina 129]
[p. 129]
de graven van grootouders, een enkele tante en van de een of andere ‘Naober’ uit de straat, dan kregen we menige familiehistorie te horen bij het lezen der namen op de deftige ‘Caveau de familie’. Er ontvielen Ma dan wel eens snedige opmerkingen over gelovige zielen, die bij hun leven ‘nao kèrk noch kluijs gonge’ en nu op hun graf de grootste stenen kruisen hadden staan. Maar het kwam allemaal uit

illustratie

een goed hart, want zij bleef wel eens bij een graf, dat helemaal geen familie was, bidden, omdat ze veronderstelde, dat die het wel extra zou kunnen gebruiken. Wij keken altijd met benepen hart naar de graven met zo'n klein engeltje op, omdat daar kleine kinderen begraven lagen. Mijn jongste zusje koppelde de afmeting van het graf blijkbaar aan de omvang van het monument, want bij de hoge obelisk van Ridder de Stuers riep ze enthousiast: ‘Ao! zuug ins! Heij is 'ne lange gestorreve!’

In de namiddag ging ik met Pa graag nóg eens naar

[pagina 130]
[p. 130]

het kerkhof en kreeg dan menige explicatie te horen, die ik nu aan mijn eigen kinderen verder vertel. Weet u wat het oudste graf is op ons kerkhof? Dat is die effe ronde stenen zuil, aan uw rechterhand als je vlak voor de grafkelder van de Jezuïten staat. Daar ligt begraven Chevalier de Behr, die in 1814 bij het beleg van Maastricht gesneuveld is. Er zijn nog veel oude officiersgraven, met mooi gekrulde familiewapens er op gebeeldhouwd, vooral op het Protestantse kerkhof. Hier liggen de groene stenen zo mooi onder de oude bomen. En hebt U de gemengde huwelijken al eens gezien? Zij kregen een plek aangewezen, die voor de helft op het protestantse en voor de helft op het katholiek kerkhof gelegen was. De groene haag vormt de afscheiding van de twee begraafplaatsen, maar de gemengde echtparen liggen toch verenigd door een ijzeren hekje dat dóór de groene haag heen de twee grafstenen omsluit. Het is een ontroerende vondst. Soms staat binnen het éne staketsel alleen aan de katholieke zijde een monument zoals een prachtig bewingerde groene engel. Pa bracht ons ook altijd naar de graven van belangrijke mannen, van de oude gouverneurs, van de Stichter van de Broeders, van de stadsarchivaris Franquinet en natuurlijk van Victor de Stuers, bij wiens begrafenis rouwdoeken om de straatlantaarns hingen en die vier kanon-affuiten op de hoek van zijn monument heeft staan.

 

Maar het kindermeisje leidde ons bij voorkeur naar het hoekje der ongelovigen en beweerde dat daar veel meer vliegen zaten dan op de gewijde aarde, en in die dagen rond Allerheiligen kwamen in de keuken onder het koffiedrinken de griezelverhalen los van mannen die zich hadden opgehangen of zich

[pagina 131]
[p. 131]

in het voedingskanaal hadden verdronken. De Doevevrow had eens een hand uit een graf zien groeien, zij wist alles van rusteloze zielen, van witte vrouwen die zonder kop 's avonds onder de kastanjebomen van het kerkhof rond doolden in de mist, en zij verzekerde dat je haar op dat uur met geen tien paarden langs het kerkhof kreeg......en het moet gezegd dat ook ons bij die verhalen de warme keuken behaaglijker voor kwam.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken