Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs) (1955)

Informatie terzijde

Titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)
Afbeelding van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)Toon afbeelding van titelpagina van Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.35 MB)

Scans (11.54 MB)

ebook (4.80 MB)

XML (0.16 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Limburgse jaarkrans (onder ps. Karel Matthijs)

(1955)–C. Thewissen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

Stuipen en zenuwen

IN de laatste helft van Augustus kregen we nog al eens uit de mond van Tina of van Sjaan, de winkeldochter, en zelfs van Ma - als het te erg was - te horen: ‘Iech zal blijj zien es de vacantie gedoon is!’

De machteloze woede, die ons bezielde om deze wreedste der wrede wensen kon niet verhinderen dat de noodlottige datum al maar dichterbij kwam, en op 1 September was het gedaan met St. Pietersberg en de ‘Koompe’, waren het bos en de klare beken van Tournebride voor eeuwig verloren en zaten we weer tegen een vlees- en kleurloze broeder aan te kijken, weggevoerd in een héél ander land. De aardrijkskunde sleepte ons oneindig ver naar zonderlinge plaatsen als Meppel, Medemblik en Delfzijl, de leesboekjes leidden ons tussen sloten, koeien, kikkers, bontgeschilderde boerderijen met witte hekken op dijkjes.

De geschiedenis, ha, die geschiedenis! Daar was tenminste nog eens iets gebeurd in dat verre land van onze school! Daar leefden graven, en kaas-en-broodvolk, was Jan van Schaffelaar van een toren gesprongen en het haringkaken uitgevonden. En door dat alles heen was de zee gemengd, de zee, waarvan we lazen en zongen, die helden baarde als Tromp en de Ruyter. Wij kregen voorgehouden dat we flinke Hollandse jongens moesten worden, en daarvoor moesten we een gegeven moment het zeegat uitvaren, iets wat van mijn negen-en-veertig neven en nichten nog nooit iemand gedaan had, zodat deze gehele paedagogiek alleen maar bedoeld kon zijn voor de twee of drie Hollanderkes in onze klas.

[pagina 124]
[p. 124]

Als de bel om vier uur ging, keerden we bevrijd van deze deportatie opgelucht in ons eigen land terug, vonden dan Tina voor de poort staan, want vandaag moesten we naar St. Giles om ons te laten overlezen tegen de stuipen, die de school ons op het lijf gejaagd had. Opgetogen trokken we over de Maasbrug naar Wijk, waar St. Giles zitting hield.

 

Het moet vroeger wel een fameuze kermis geweest zijn op die eerste Septemberdag in Wijk, want als de naderende herfst de eerste kilte brengt, zingen we nog altijd:

 
Oonder den erm
 
is 't werm
 
maan en vrow
 
Pie en Pow
 
Goon veer same nao St. Giles tow!

Van deze kermis was in onze tijd nog maar één kraampje over, waar de kinderen een muziekske of een toeter kregen, waarmee zij dan op hun beurt in de komende dagen de mensen de stuipen aan deden. In Wijk staat nog altijd het mooie St. Giles-gasthuis, het ‘kevintsje’ in de Hoogbrugstraat en heel wat mensen menen dat ze Giel heten naar Guillelmus, terwijl ze in werkelijkheid naar een vader of grampeer genoemd zijn, die Gieles heette. Omdat tot de attributen van alle heiligen iets van de eterij hoorde, kregen we na ons bezoek aan St. Giles een heerlijke ‘krollebol’. Zij stonden op ronde schalen bij alle suikerbakkers in Wijk, en natuurlijk, zij kunnen nooit lekkerder zijn dan op die eerste September, als de eerste frisse dikke appels rijp zijn. Het zou gewoon zonde zijn om van die heerlijke gave appels dan al appelmoes te maken. Neen, dat doen we pas in December met Sinteberb.

[pagina 125]
[p. 125]

Een Septemberheilige, die zich nog altijd met glans handhaaft, is Sint Cornelius op de zestiende, als half Maastricht zijn Haardergaank doet om van de zenuwen bevrijd te worden. Zenuwen is een lelijk ding, en als in dat octaaf de weg naar Borgharen zwart ziet van de beeweggangers, dan is dat niet alleen omdat in Haren de pruimenvlaai zo goed was - er zijn nergens zo veel wespen als in Haren, meenden we! - ook niet omdat Ma graag van de oude wijfjes die met handen als mahoniehout langs de weg zaten, dikke noten kocht - maar dan is het omdat Paus St. Cornelius een grote heilige is. De weg naar Haren was toen ook een heerlijke weg. Direct aan de Maasbrug liep je langs de Green met zijn hoge bomen, en op terugweg, waar men de Haarderweg altijd met afval van de aardewerkfabrieken verstevigde tegen de Maasoverstroming, raapten we kollefitten, waar de meisjes mee ‘sjaren’ konden net als met knikkers. Kollefitten zijn de kleine witte driehoekjes die tussen de borden gezet worden als deze in de oven gebakken worden. Er lagen ook van die vreemde kammen langs de weg, ook van aardewerk met hele brede tanden. Zij dienden als borstwering voor onze loden soldaatjes, die knielend er precies achter pasten om te schieten. Naar Haren ging werkelijk half Maastricht, en het hoefde in het octaaf maar één dag te regenen en de pastoor van Haren verlengde het octaaf nog eens met een week, want als die éne dag een Woensdagmiddag was, betekende dat héél wat schaai voor St. Cornelius. Er reden ook heel wat volgeladen ‘sjarrebangs’ naar Haren, maar de echte beeweggangers ontbraken niet. De Doevevrow die een met zenuwen geplaagde jongen had, droeg dat kind negen dagen achter elkaar naar Haren en heeft

[pagina 126]
[p. 126]

ook toen de jongen lopen kon, haar leven lang geen dag van het octaaf ooit gemist.

De Carnavalskrant liet zelfs de Maasmeermin op beeweg naar Haren gaan, getuige het gedicht ‘De klag vaan de Maosmeermin’, die in mineur zingt van de wispelturige waterstanden vóór de kanalisatie:

 
Deks zaot iech somers in mie water
 
soms wel e bitteke erg krie
 
mè iech wis weeg langs kiezelplate
 
en swinters had iech des te mie.
 
Daan kaom iech tot in Hier en Lummel
 
m'ne weeg woort twintig kier zoe laank,
 
en iech deeg wie elk Mestreechter meiske
 
jaorliks mienen Haarder Gaank.

Nu moet ik U voor een ding waarschuwen. Als U dit leest, laat U dan niet spontaan tegenover Uw huisgenoten ontvallen: Dat is ook zo. Wij gingen vroeger altijd naar St. Giles tegen de stuipen! Want dan krijgt U onherroepelijk het klassieke antwoord, dat het blijkbaar niet veel geholpen heeft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken