Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De huilende man (1984)

Informatie terzijde

Titelpagina van De huilende man
Afbeelding van De huilende manToon afbeelding van titelpagina van De huilende man

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.64 MB)

Scans (6.12 MB)

ebook (2.86 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De huilende man

(1984)–Ger Thijs–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 38]
[p. 38]

5

‘Je hebt een baard.’

Meer zei ze niet, toen we in de kamer stonden. Ze gaf me een handdoek. Ze nam mijn regenjas en ging de gang in.

‘Ja, hij staat me niet, vind je wel? Ik scheer hem af...’ zei ik, toen ze terug kwam.

‘Ach... Ik weet niet... Misschien wat woest...’

‘Hij gaat er toch af’, zei ik beslist.

Ik hoorde de stem van moeder achter me. Ik draaide me verrast om.

‘Wat is er?’

‘Ik dacht dat ik mama hoorde. Is ze hier?’

‘O, dat...’, zei ze en zweeg.

[pagina 39]
[p. 39]

‘Ik hoorde het duidelijk.’ Ze maakte een vaag gebaar. Daarna keek ze weer nadenkend voor zich uit.

‘Wil je wat eten?’

‘Nee.’

‘Wil je gaan slapen?’

‘Ik ben niet moe.’

‘Goed...’

‘Wat daarnet gebeurde, Matti...’

‘Goed hoor, goed...’ - Ze zei het op een toon alsof ik haar gevraagd had hoe het met haar ging. Ik keek haar in de ogen. Ze stonden leeg alsof ze onder hypnose was. Of slaapwandelde. Maar er was ook een eenvoudiger verklaring: ze was dronken. Ik ging tegenover haar aan tafel zitten, en bekeek haar aandachtig. Dat kon ik schaamteloos doen, want ze zag het niet. Ze wreef met haar vlakke hand in het tafelkleed. Dat had ze haar hele leven gedaan. De pool was ter hoogte van haar stoel versleten. Ik keek naar de lichte veeg die verscheen en weer verdween.

‘Je hebt een baard’, zei ze.

‘Ja...’

‘Maar dat hád ik al gezegd.’

‘O, niet erg’, lachte ik. ‘Helemaal niet erg. Kijk, met die baard zit het zo: ik werd steeds ontevredener over mijn gezicht, ik vond het zo algemeen, en ik dacht... - wat is er met je, Matti?’

‘Je moet me niet meer Matti noemen. Ik heet Mathilde. Onthoud dat nu eens. Mathilde!’

[pagina 40]
[p. 40]

‘Goed. Mathilde. Je lijkt zo... nadenkend...’

Ik boog me vertrouwelijk naar haar over, maar ik rook niets.

‘Je moet hem afscheren, Jean. Ik kan je zo niet herkennen! Ik hoorde daarnet aan je stem dat jij het was! Toen zag ik je, en je was een vreemde vol met haar! Hoe kunnen we ons dingen herinneren als ik je niet herken! Met die man heb ik niet samen onder de tafel gezeten! Scheer hem af, meteen.’

‘Straks. Hoe is het met mama?’

‘O dat...’ mompelde ze. Beslist, ze was dronken! Een alcoholica met een vers kapsel... Ze begon verward te praten, hetzelfde verhaal dat ze 's middags gedaan had, alleen uitgebreider. Daar was het weer, het woord carcinoom.

‘Zo, zo’, zei ik, ‘carcinoom, nee maar...’ - En ik knikte en bleef knikken, terwijl zij praatte en bleef praten:

‘... Ontslapen... Dood, zeer zeker... Een coma, zoals dat heet...’

Haar ogen werden helder. Ze bewoog druk met haar hoofd. Het kapsel bleef star. Je kon zien dat het haar goed deed te praten als een dokter. Dus ik knikte maar, en liet mijn gedachten zwerven. Ik keek naar het tafelkleed. Een leguaan maakte zich los uit het patroon, wandelde over de tafel en verdween er weer in. Zoals vroeger. En daarginds, die hoek die de landkaart was van mijn onbewoonde eiland.

[pagina 41]
[p. 41]

‘... Technologie van de medische wetenschap...’ - Zo, zo, niet mis! Ik knikte haar weer enige malen toe. Ze had de armen gevouwen, achterover leunend op haar stoel. Haar blik was vurig, haar wangen bloosden.

‘... Rijp beraad met artsen, maar ook de morele consequenties...’ - Het werd tijd voor een vraag, anders kreeg ze misschien door dat ik niet luisterde. Of liever nog: een tegenwerping, een niet al te onoverkomelijk bezwaar. Ze moest het probleemloos uit de weg kunnen ruimen. - Maar waar had ze het in godsnaam over?

‘... Een mens, die zolang in onzekerheid wordt gehouden, zou immers - als hij daartoe in staat was - zelf een beslissing willen forceren...’

‘Zeker’, gaf ik toe. ‘Maar dat wil nog niet zeggen, dat de beslissing overhaast genomen moet worden...’ - Ze keek me verbaasd aan. Ik zat ernaast, ik brabbelde: ‘Hoewel ik natuurlijk niet weten kan...’

‘Dat is een heel goede opmerking’, zei ze goedkeurend. ‘Natuurlijk is overhaastheid uit den boze, maar ik heb juist...’ - En ze was weer op gang. Ik knikte haar weer opgelucht toe, en maakte aansporende geluiden na elk van haar zinnen.

‘Het raam, het raam... Ik heb lang in gewetensnood gezeten...’ - Een raam? Wat was dat nu? Enfin, het zou uit het vervolg wel duidelijk worden. Wel was het hinderlijk dat tussen al die aangename abstracte

[pagina 42]
[p. 42]

woorden zoiets concreets werd gezegd. Het maakte me onrustig. Een raam, een raam? Wat gebeurde er eigenlijk allemaal? Gebruikte ze die moeilijke termen misschien om me iets duidelijk te maken, waarvan ik, als het gewóón gezegd werd, teveel zou schrikken? ‘Kun je het daarmee eens zijn, Jean?’ besloot ze.

Ik knikte nadenkend. Ik wist nog steeds niet wat ze bedoelde. Ik keek naar het tafelkleed. Geen leguaan. Geen antwoord.

‘Als jij dat het beste vindt...’ mompelde ik. Maar ze drong aan:

‘Nee, nu je er eenmaal bent, vind ik dat jij het er ook mee eens moet zijn...’ - Wat nu? Wat moest ik zeggen? Gelukkig kon ik me een pauze permitteren: ze zou het aanzien voor een moment van ‘innerlijke strijd.’

‘Ik weet niet. Ik kom net aan...’

‘Ik kan me voorstellen hoe je je voelt... Maar het is echt het beste zo...’

‘Ja, natuurlijk... Goed, ik ben akkoord...’

‘Goed.’

Ze ging prompt de kamer uit. Naar haar geheime fles? Ik liep naar het raam en keek naar buiten. Dat geeft zwammen, dacht ik, zwammen en schubdieren die het vasteland nog nooit heeft gezien. (Dat raam, dat raam!) Ik draaide me om. Niets veranderd. Nog steeds die overvolle kamers. Alsof de naar Australië geëmigreerde oom hier ook nog zijn meubilair heeft opgeslagen. De slechte lucht die opstijgt uit het pluche van

[pagina 43]
[p. 43]

die stoelen, uit die kleedjes! (Het raam, het raam!) Ach, dát daar komt ook nog steeds in mijn dromen voor: het wandkleed met het hert dat door een meute honden wordt aangevallen. Alles is al die tijd onbeweeglijk op zijn plaats gebleven.

Opeens stond ze in de deuropening. Haar ogen waren dof.

‘Hé, Matti...’

‘Mathilde, Mathilde, Mathilde.’

‘... Wat bedoelde je eigenlijk toen je het over dat raam had?’

Ze keek me verbaasd aan.

‘Heb ik dat daarnet niet verteld?’

‘Jawel, natuurlijk. Maar ik miste even het fijne ervan.’ ‘We zijn volwassen geworden, Jean. Ik noem jou toch ook niet meer Jeanke? Matti, dat is de naam van een jongen. Matti, dat was ik vroeger toen ik voetbalde, toen ik voor geen van jullie onderdeed...’

‘Wat bedoelde je?’ - Ik had een moment de neiging naar haar toe te lopen, dat haar af te zetten, en haar kale schedel te strelen.

‘Ik heb het raam opengezet. Dan krijgt ze longontsteking. Dan gaat ze sneller dood.’

Mijn oren begonnen te suizen. Het was of haar woorden van zojuist, die zich tegen mijn trommelvlies hadden opgehoopt, erdoorheen braken. Natuurlijk! Het open raam! Ik had het gezien!

‘Ja, precies...’, zei ik. ‘Dat had ik even gemist...’

[pagina 44]
[p. 44]

Ik wendde me af, opdat ze mijn schrik niet zou zien. Wat was het woord ook weer? Hoe héétte het, wat hier gebeurde? Ik had het vele malen gelezen en gehoord. En nu lag het zonder dat ik het gemerkt had al een hele tijd op tafel.

‘... Zó blij dat je het met me eens bent, Jean... Zoveel pijn... Er is geen hoop meer...’ - Dáárom had ze niet gewild dat ik kwam! Ik mocht niet weten dat ze bezig was... dat, dat te plegen. Dat, wat zo omstreden is, dat: het latijnse woord, ach waarom kon ik er niet opkomen...? Waarom had ik niet geluisterd! Waarom had ik steeds maar geknikt! Ik had het hoofd moeten schudden. Néé, almaar néé! Het gebeurt niet! ‘Je begint toch niet te twijfelen, Jean?’

‘O nee... Het was niet helemaal tot me doorgedrongen... En de dokter, wat vindt die ervan?’

‘Heb je zitten slapen daarnet?’

‘Ik heb een enorme reis achter de rug! Ik ben moe! Ik, ik...’

‘Ja...’, zei ze. ‘Ja, ja...’ - Ze zweeg. Opeens wist ik het woord.

‘Ga nu maar even naar mama toe’, zei ze. ‘Maar doe een das om. Het is koud boven.’

Ze ging weer zitten. Ze wreef in het tafelkleed. Toen viel haar hand stil.

‘Dat is goed’, zei ik.

Mijn paniek was zo groot, dat hij het huis uit golfde. Boven het druipende chalet vormden zich neonletters.

[pagina 45]
[p. 45]

Ze bewogen nog onzeker, een volgorde zoekend.

euthanasie stond er tenslotte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken