Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schoolland (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schoolland
Afbeelding van SchoollandToon afbeelding van titelpagina van Schoolland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.31 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schoolland

(1926)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

Januarie. Donderdagavond.

En alzo ben ik ‘op ziekenbezoek’ geweest vanmiddag. 't Woord is van m'n vrouw. Vanmiddag na 't koffiedrinken waarschuwde ik: ‘Zeg, vanmiddag zal ik wel 'n uurtje later thuiskomen.’ - ‘Nou dat gebeurt nog wel 'es meer,’ zei m'n vrouw lachend, ‘of bedoel je nog later dan 'n uurtje later? Dàn moe 'k er met eten op rekenen; of kan het eten gewone tijd blijven?’ - ‘Ja, om half zes ben ik in ieder geval thuis, ik wou alleen even aanlopen bij een kind, dat al 'n tijd ziek is.... 'es even kijken zie je, en och, allicht hou-je je dan langer op dan je vooruit weet.’

't Was merkwaardig, zo geestdriftig als m'n vrouw zich ineens toonde voor dàt bezoek. ‘Je mag voor dat schaap wel wat meebrengen,’ vond ze zelfs, ‘vruchten of iets versterkends.’ En toen ik haar vertelde, dat het met die ziekte zo'n vaart niet meer liep, dat het meisje met mooi weer al uit mocht, veranderde dat niets aan haar idee: ‘Je kan niet met lege handen op ziekenbezoek gaan.’ En ik stelde haar maar half tevreden, toen ik zei: ‘Nou-ja, 'k zal wel 'es kijken.’

 

Om vier uur, uit school op weg naar Koba's huis, heb ik nog even aarzelend voor 'n fruitwinkel gestaan, en naar de dure trossen druiven en de goedkopere sinaasappels gekeken. Maar ik vond toch, dat zo'n bezoek met-'n-zakje-uit-de-fruit-winkel-in-m'n-hand iets was, dat ik 'n week eerder had moeten doen, toen Koba nog heel erg was; 't was nu wel 'n beetje achterafse attentie; en ik liep door.

Maar goed ook, want ik zou een gek figuur geslagen hebben. Koba had niets meer van een zieke, ze zat aangekleed aan tafel met een dik broertje op haar schoot, en de moeder, die onder 't spreken een keer of wat naar d'r keukentje weg-wipte, vertelde dat Koba eigenlik al helemaal beter was; de order van de dokter, dat het kind in huis moest blijven tot het wat zachter weer was, nou ja, ze zei het niet, maar ze liet wel

[pagina 121]
[p. 121]

merken, dat ze die nogal overdreven vond. Ik vond het gewenst, daar als mede-intellektueel van die dokter, tegenin te gaan, en zei, dat je in zulke dingen nooit voorzichtig genoeg kon zijn. ‘Maar ze zal met d'r leren zo achter raken,’ zei de moeder bezorgd, ‘en m'n man en ik zijn niet de mensen om d'r te helpen, ziet u.’

Ik stelde haar lachend gerust, dat het best 'n paar weekjes lijden kon, en ik probeerde er Koba (die erg verlegen deed, en maar zenuwachtig d'r dikke broertje zat te knuffelen) in te betrekken: ‘Hè, Koba, wat zeg jij, da's gauw genoeg weer ingehaald, zó gauw schieten we bij ons in de klas niet op.’ Koba grinnikte maar wat. En haar moeder hield vol, dat d'r tegenwoordig met leren héél wat kwam kijken, dat zei d'r man ook altijd. ‘En hier Koba is tot nog toe geregeld verhoogd, maar m'n man zegt ook, als ze 'es zitten bleef, nóu: alleen de schande al, en dan een vol jaar achter, in de derde klas al, nóu. Op die manier loopt het mis....’

Ik heb werkelik 'n ogenblik beduusd gezeten, en het gevoel gekregen, dat moeder Hellendoorn komedie speelde; maar aan de manier, waarop Koba, langs het kopje van het spartelende broertje op haar schoot, met een ernstige, bijna tragiese blik naar mij keek onder die zorgelike toekomst-beschouwing van haar moeder, zag ik opeens, dat in dit gezin werkelik de school-loopbaan zo gewichtig werd opgenomen - hoe komiek het mij ook aandeed. ‘Daarom hadden we gedacht, als 't nou nog lang moet duren,’ (ik schoot onwillekeurig in een lach, want ‘het’ had precies al anderhalve dag geduurd!) ‘als u dan 'es wat werk opgaf....’

‘Nou maar gelooft u mij maar, ten eerste zal het hoogstens een kwestie van 'n paar weken zijn....’ (‘God bewaarme, meester, u noemt nog al wat, 't is zonde,’ viel ze hartig uit).... ‘maar al moet ze máánden thuis blijven, al komt ze pas de dag vóór de verhoging terug, zij gaat méé náár dé víérde klás. Heus.’

't Was, achteraf beschouwd, min of meer overdreven stout van bewering, maar tot zo iets wor-je geprikkeld als die mensen zo naar de andere kant overdrijven....

[pagina 122]
[p. 122]

Toen heb ik het gauw over een andere boeg gegooid door te informeren: ‘Maar vertelt u me eens, wat heeft ze eigenlik gescheeld, en hoe is het allemaal gegaan?’

‘Kokie,’ zei de moeder, ‘geef mij Henkie maar even, en ga jij in de keuken broer z'n havermout in de gaten houen, blijf maar aanhoudend roeren, dat is het sekuurste.’

Koba gaf Henkie over, en verdween in het keukentje, en toen begon moeder Hellendoorn, fluisterend aldoor, te vertellen van de angstige tijd die achter ze lag. Aan de longen was het geweest, en op 't kantje af. 't Verslag werd haastig gedaan, met telkens een schichtige blik naar 't keukentje, en de kleine broer rumoerde d'r hinderlik tussen door, moest zelfs tot twee keer toe een grauw en een tik op z'n handjes hebben - maar hoe greep het mij aan, zoals die moeder los kwam. Niet door haar tranen, die natuurlik kwamen, en die ze telkens na 'n angstige blik naar de kant van het keukentje wegveegde met een punt van haar boezelaar. Ik zou die tranen niet eens gezien hebben, als ze niet gezegd had ‘Kijk ik nou, 'k lijk m'n man wel.’

 

'k Ben, geloof ik, tamelik onhandig weggegaan, na op 'n moment dat we beiden eendrachtelik zuchtten, gezegd te hebben: ‘Ja, ja, kom, ik zal 'es opstappen, ik kwam eigenlik maar even aanlopen.’ Tegen Koba, die in 't keukentje trouw stond te roeren in een pannetje, heb ik, in een aandrang om iets harteliks te doen, gezegd: ‘Nou dag Kokie,’ en de vrouw heeft lachend gezegd: ‘'t Is zonde, nou neemt de meester ons nog in de maling, as-ie je nou maar niet op school Kokie gaat noemen.’ Ze heeft me uitgelaten met Henkie op d'r arm, en ‘wèl-bedankend’ - en op straat heb ik bemerkt, dat ik vergeten had, de leesboekjes te geven, maar gedacht: ‘Die kan 'k morgen wel laten brengen.’

 

Onderweg heb ik toen het raadsel bepeinsd: hoe dat kan, dat zo'n moeder de ergste dreiging van haar leven heeft ge-

[pagina 123]
[p. 123]

voeld, ernstige uren heeft doorgemaakt waarin ze toch de dingen van dit leven als door bliksemlicht telkens in hun juiste verhouding moet hebben gezien, en dat zij toch dadelik weer tobt over 'n belachelike nietigheid als wat gemiste schooldagen.

En thuisgekomen heb ik geprobeerd, dit raadsel m'n vrouw voor te leggen. Met een wonderlik resultaat: ze was vol belangstelling, en vond het heerlik dat het kind het erdoor gehaald had, en zei: ‘Zie je nou wel, dat het wel hartelik zou geweest zijn, als je voor dat kind wat meegenomen had.’ Maar toen ik gewaagde van de dwaasheid van die ouders, om na zo iets te hebben doorgemaakt, te gaan piekeren over achter-raken op school, toen zei ze: ‘Nou, 't is me wat lekkers als je kind moet blijven zitten, als anderen hun kinderen verhoogd worden.’

En ze drukte onze kleine meid tegen zich aan met een gebaar.... Een merkwaardig gebaar: of ze 't kind wou beschermen tegen mij, de vader, die zo luchtig dacht over iets zó belangrijks als de schoolcarrière van een kind!

 

Wat hebben wij schoolmeesters de mensen toch dwaas weten te krijgen met onze gewichtigheid. Hoe hebben wij, wij allen, van de bewaarschooljuffrouw af tot de professor toe, de mensheid een verwrongen kijk op de waarden in het leven weten te bezorgen. Met onze examens en onze diploma's en onze getuigschriften, en onze rapporten, met onze waarderingcijfers van 6½ + of 7-.

Maar wáár blijven de wijze grijsaards die toch wel geleerd hebben te lachen om de suggestie der school? Waarom laten zij, die ons toch wel doorzien, waarom laten zij niet een glimpje van de eeuwigheid lichten over de belachelike ernst, waarmee wij het vingerhoedje kennis-en-weten, waar wij voor zorgen, willen gerespekteerd zien als een scheepslading nuttige wijsheid? Ze laten ons maar heersen:

Zo'n moeder Hellendoorn, in plaats van onbekommerd te

[pagina 124]
[p. 124]

juichen om het grote feit, dat ze Koba nog heeft, zit in angst, dat ik over 'n half jaar zal komen met het verschrikkelike vonnis, dat Koba nog niet goed een of andere malle taaloefening kan invullen....

Mijn vrouw heeft bij de wieg van ons dochtertje al van die vage zorgen, dat het later op school wel eens niet helemaal vlot kan gaan, en poogt zichzelf gerust te stellen, dat ik, de vader, zelf gelukkig schoolmeester ben, en alzo als redder kan optreden....

Mijn buurman heeft een prachtjongen op de H.B.S. - toen de jongen verleden jaar is blijven zitten, heeft in dat gezin dagen lang een Godslasterlike droefenis geheerst, een begrafenis-stemming, alsof er iets wezenliks was gebeurd.

Hoe hèbben we, hoe hèbben we onze arme medemensen zo dwaas kunnen krijgen, en hoe houden we die dwaasheid er zo in?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken