Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schoolland (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schoolland
Afbeelding van SchoollandToon afbeelding van titelpagina van Schoolland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.31 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schoolland

(1926)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 148]
[p. 148]

Februarie, Vrijdagavond.

Gisteravond Reinier op bezoek gehad. 'n Merkwaardig type, vergeleken bij onze vorige bovenmeester, v. Arem. Dat was wel een geschikte oue man, maar hij gelóófde toch heilig in zijn baantje. Het ging hem zo volkomen natuurlik af, de hele dag maar zo'n beetje d'r om heen te lopen en gewichtig te doen met de administratie van de verzuimen en het schoolgeld. Als er iemand van 't personeel weg was, dan viel v. Arem trouw voor 'em in - maar ik heb nooit kunnen merken, dat-ie zich min of meer verontrust gevoelde, als-ie niet anders deed dan hier en daar een leesles of een rekenles van een van ons overnemen. Hij was een veel te joviale oude baas, om de ouerwetse monarch over ons te spelen - maar dat er iets bestond als een streven van de onderwijzers naar meer zelfstandigheid, dat is, geloof ik, toch óók nooit goed tot hem doorgedrongen. Wat hij wel eens hoorde van ‘onaangenaamheden’ aan andere scholen bracht hij eenvoudig terug tot zuiver persoonlike tekortkomingen, van beroerde hoofden en lastige onderwijzers; vooral jonge knullen hadden daar last van, vond hij; snotneuzen van hoofden en jonge broekies zonder hoofdakte; zulke ezels hakketakten, inplaats van als mensen met elkaar om te gaan. Hij was iemand uit een andere sfeer dan wij; hij kon zó serieus praten over de tijd dat-ie bofte door zo gauw van ‘tweede’ tot ‘eerste’ bevorderd te worden, en zulke smakelike verhalen doen over de vergelijkende examens uit de goeie oue tijd, dat het werkelik kinderachtig

[pagina 149]
[p. 149]

geweest zou zijn, daar tegen in te gaan met een andere beschouwing. Maar ofschoon hij geen ogenblik er aan twijfelde, of het was volkomen natuurlik dat hij een gemakkeliker baantje had dan wij, en 'n beter salaris - zijn optreden irriteerde ons nooit. Dat kwam geloof ik door de oneindige afstand die hij zag tussen een schoolmeester in 't algemeen, en de kinderen. Hij en wij waren in zijn oog zo hoog verheven boven nietswaardigheden als kinderen, dat het verschil in ‘hoogte’ tussen hem en ons daarbij onbeduidend was.

Het zal ook wel z'n hoge leeftijd geweest zijn, die de verhouding zo gemoedelik maakte; hij had Kraak nog gekend als beginnend onderwijzertje, toen-ie zelf al de enorme positie van ‘eerste’ had.

Och, en heel bescheiden en trouwhartig is-ie weggegleden toen-ie pensioen kon krijgen, en rustig buiten gaan wonen; hij heeft óók helemaal het idee niet gehad, dat zonder hem onze school slechter zou marcheren; heeft het natuurlik gevonden dat een andere boffer zijn plaats zou overnemen, zijn toch wel aardige baantje....

Reinier is van een jongere generatie, en de ietwat onnozele gemoedelikheid van z'n oude voorganger is hem een onmogelikheid. Een rare man, vond m'n vrouw, toen-ie gisteravond weg was. Toen-ie kwam, was ze toch wel min of meer vereerd, dat zo iets als een chef zo-maar familiaar wat gezelligheid bij ons kwam zoeken, nu z'n eigen huishouden nog aldoor buiten zat. Min of meer vereerd, al had ik haar al een en ander verteld van de verregaande ón-cheffigheid van Reinier. Ze had zeker het hare gedacht van mijn verhalen.

En toen heeft Reinier dan toch zó nonchalant al z'n gezag te grabbelen gegooid....

Of-ie al wat gewend was, had ze belangstellend-vormelik geïnformeerd. En hij had het er dadelik uitgeflapt: néé, en hij was bang helemaal niet te wennen ook.

‘Nou, drie weken is ook nog kort,’ troostte ze.

‘Mevrouw, drie weken is een eeuw om zoek te brengen

[pagina 150]
[p. 150]

zonder geregelde bezigheid. M'n enige hoop 's morgens is, dat er eens iemand van 't personeel thuis zal zijn gebleven - maar die schijnen niet aan ziekworden of zo te doen.’

M'n vrouw lachte, ze vond hem geestig, toen wierp ze tegen:

‘Maar buiten was u toch óók al hoofd....’

‘Och ja, hóófd,’ zei Reinier, ‘maar daar stonden we met z'n drieën voor zes klassen, dat was héél wat anders. Nee, ingenomen met de verandering ben ik niet....’

‘Zal u wel anders over praten aan 't eind van de maand, met traktementsdag....’ zei mijn vrouw, ondeugender dan ze 't bedoelde, maar toch lachend.

Reinier lachte vrolik mee ineens.

‘En anders had u maar daar moeten blijven,’ ging zij toen door, weer iets ondeugender zonder 't zelf te voelen.

‘Die zit,’ sprak Reinier glimlachend tegen mij, en ik probeerde luchtig te zijn:

‘Ja, met vrouwen is het slecht redeneren, als ze eenmaal met konsekwenties beginnen, slaan ze door.’

‘Och nee, ik bedoel niks, hoor,’ zei ze goedig.

Reinier begon een uitlegging: 't was buiten zo'n last met de scholen voor de kinderen, als die groter werden; geen H.B.S. en zo. En daarom probeerde je al gauw naar de stad te komen, als je een kans zàg....

Toen kwam het gesprek vanzelf op de kinderen en z'n vrouw en z'n huis - en waar-ie nu kwam te wonen, en op de verhuizing.... en mijn vrouw roerde de school niet meer aan.

Maar verder op de avond, in z'n gesprek meer speciaal met mij, is Reinier toch weer aan de gang geweest over de dingen op school op een manier die voor m'n vrouw niet te begrijpen was.

‘'n Rare man,’ zei ze, toen-ie weg was, ‘en waarom is-ie niet in z'n boerenegorij gebleven, hij wist toch hoe hier die betrekking was. Was-ie daar gebleven, dan had een ander

[pagina 151]
[p. 151]

dat baantje gekregen, die d'r dankbaarder voor geweest was. Hadden ze jou misschien benoemd.’

Ik heb 'n beetje gegrinnikt.

 

't Is inderdaad een merkwaardige geschiedenis met Reinier: hij weet z'n houding op school nog maar niet te vinden. Al 'n paar keer is-ie onhandig bij mij binnengekomen in de klas: ‘Zit je misschien met 'n stapeltje korrektie? Laat ik dan je klas maar nemen, kan jij 't afmaken.’ De eerste keer had ik toevallig taalwerk na te kijken, en ik heb dankbaar z'n aanbod aangenomen - heb 'n sigaar aangestoken en ben met de schriften in 't kamertje gaan zitten. De tweede keer hàd ik eigenlik geen korrektie, maar ben voorbeelden gaan zitten schrijven in de schoonschriften. Ach, wel gemakkelik, zo af en toe 'n uurtje vrij.... Maar ik kan me toch voorstellen, dat Reinier dat invallertje-spelen geen bestaan vindt.

Hij schijnt er met Koning ook over gesproken te hebben, Koning, de felle bondsman. ‘Let 'es op,’ zei Koning van de week tegen me, toen we samen een eind op liepen, ‘let 'es op, die Reinier houdt dat ambulante baantje niet uit.’

Ik heb het gezicht getrokken, dat Koning altijd zet als hij iets principiëels beweert, en wijsgerig gezegd:

‘Ach wat, dat went wel, over een half jaar heeft-ie 't al druk, net als zoveel anderen.’

‘Die vent niet,’ zei Koning met overtuiging, ‘die vent niet. Waarachtig zeg, hij is jaloers op onze klas, hij heeft heimwee naar 'n eigen stelletje kinderen.’

‘Had-ie niet moeten solliciteren,’ zei ik schamper.

‘Hàd-ie ook niet; ziet-ie zelf óók in. Maar let 'es op, hij houdt het niet uit, hij kan d'r niet tegen.’

‘Wat moet-ie dàn?’ vroeg ik.

‘Daar ben ik nou juist zo allemachtig benieuwd naar - hoe het lopen zal,’ antwoordde Koning toen.

En, na gisteravond, ben ik ook benieuwd, hoe het geval verlopen zal. 't Is een merkwaardig type, deze Reinier. Een

[pagina 152]
[p. 152]

ander zou, in zijn plaats, tenminste op z'n hoede zijn, en zich niet bloot geven door 'n soort geschimp op eigen positie. Dat doet hij óók eigenlik niet: alleen tegen mijn vrouw, gisteravond, liet-ie zich 'n ogenblik gaan. Maar z'n hele wezen, de drie weken dat-ie aan school is, straalt verlegenheid uit met het baantje.

Als hij een dagboek hield, dan zou ik dàt wel eens willen lezen....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken