Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schoolland (1926)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schoolland
Afbeelding van SchoollandToon afbeelding van titelpagina van Schoolland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (10.31 MB)

ebook (3.09 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schoolland

(1926)–Theo Thijssen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 184]
[p. 184]

Junie. Dinsdagmiddag.

Vanmorgen, in m'n kwaliteit van herstellende zieke, laat opgestaan, omdat het gisteravond eigenlik wat te laat was geworden door dat bezoek van Reinier. Toen heb ik m'n dagboek opgezocht uit het laatje, waar 't al die weken onaangeroerd heeft gelegen, en ik ben het gaan doorlezen. 'k Had daar plotseling zo'n behoefte aan, om op die manier weer in kontakt te komen met m'n klas; gevolg natuurlik van Reinier z'n praterij gisteravond. 't Was duidelik te merken: hij is zich in deze zes weken aan die klas gaan hechten, het is zo'n beetje zijn eigen klas geworden. En dat heeft mij merkwaardig.... geprikkeld. Verleden week nog, toen ik wel aan de betere hand was, maar 't bed nog niet uit mocht, had ik niets dan een doffe onverschilligheid voor de hele school. Mevr. Troost en juffrouw Veldman waren na vieren even aan komen lopen, en m'n vrouw had ze, in d'r blijdschap dat alles de laatste dagen zo goed liep, bij me aan 't bed gebracht. ‘En je zult wel nieuwsgierig zijn, zo langzamerhand, hoe 't op school is gegaan,’ zei Mevr. Troost op een gegeven ogenblik. Nou, ik heb maar niet gezegd: ‘Nee hoor, helemaal niet,’ en zwijgend geknikt. ‘Reinier heeft natuurlik al die tijd je klas genomen, hè,’ zei juffrouw Veldman, ‘dus wat dat betreft....’

Merkwaardig, dacht ik, zo anders als je de zaken aankijkt, als je gezond en wel d'r midden in staat; en hoe finaal je d'r met je gedachten uit bent als je ligt zoals ik nu 'n week of wat lig. En ik bleef midden onder 't bezoek dáár over liggen piekeren, zodat de twee dames al gauw tegen m'n vrouw

[pagina 185]
[p. 185]

zeiden, dat ze natuurlik niet erg lang wilden blijven, want dat dàt te vermoeiend zou zijn....

Maar nu gisteravond met Reinier, was ik anders. Hij informeerde voornamelik hoe ik me voelde, en wat de dokter gezegd had, en verzekerde m'n vrouw, dat-ie begreep wat ze doorgemaakt had. Toen kreeg-ie 't verhaal over m'n ijlen in de ergste dagen, toen ik het telkens aan de stok scheen te hebben met Fok. ‘Da's, geloof ik, een vréselike jongen,’ zei m'n vrouw. Ik protesteerde, en Reinier zei: ‘Fokkie Goosens? Nou mevrouw, dat valt mee, en ik heb wel gemerkt, dat-ie hier Staal aanbidt. Dat was maar altijd: Onze meester zus en ònze meester zo. Trouwens, dat had dat hele stel de eerste weken over zich, ze lieten me duidelik merken, dat ze d'r een eigen meester op na hielden, die alles heel wat beter wist dan ik, en Fokkie had dat héél erg.’

‘En dan een zekere Leentje,’ ging m'n vrouw voort, ‘hij heeft één dag bepaald twintig keer gezegd: ‘Toe nou Leentje, vooruit nou Leentje, kom nou Leentje.’ Reinier schaterde 't uit: ‘Ja ja, mevrouw, dat klopt prachtig, was-ie natuurlik dat sukkeltje aan het voorthelpen, Leentje Roos.’ Ik probeerde voor de zoveelste maal, me d'r iets van te herinneren, van dat gedroom, want m'n vrouw heeft me die dingetjes al herhaaldelik in geuren en kleuren verteld. Me zelfs al enige keren nijdig gemaakt, door dan zo'n beetje medelijdend te zeggen: ‘Och ja, 'k heb eigenlik nooit zozeer begrepen, dat iemand zich die schoolrommel zo erg aantrekt, dat-ie d'r in z'n ijlen nog last van heeft.’

Ik haalde maar weer eens m'n schouders op tegen Reinier, en zei: ‘Allemaal onzin, ik weet niks van die ijlerij, en m'n vrouw zal het wel aardig aandikken, hoor. Maar.... hoe gaat het met die Leentje Roos, hoe vin-jij d'r?’

Opmerkelike flauwiteit van me, om niet te durven zeggen: ‘Leentje,’ maar: ‘die Leentje Roos’....

Reinier kwam los over 't sukkeltje. Toen vroeg ik verder. Eerst naar allerlei kinderen afzonderlik. Hoe hij Hilletje vond,

[pagina 186]
[p. 186]

Hilletje In 't Veld, zei ik er achter, weer in een zekere gegeneerdheid om te laten merken, dat ze voor mij eigenlik alléén Hilletje heette. Hoe Frits Bloem was, en Jan de Kort.... En langzamerhand kwam ik met m'n vragen op de klas in 't algemeen. En Reinier vertelde maar. Alleraardigst was het drama met het dikke klasse-boek geweest. Dat had-ie in de kast gevonden, vertelde hij lachend, nou, het was niet mis. Maar met angstige nadruk had de halve klas hem gewaarschuwd, dat hij d'r niets in mocht schrijven, dat mocht alleen de mééster. ‘Je hebt je d'r natuurlik niet aan gestoord,’ zei ik wijs. Hij lachte weer: ‘Nou, ik heb een schikking met ze getroffen. Een dik schrift aangelegd bij wijze van filiaal, en gezegd, dat ik dat jou zou geven als je terugkwam, en dan zou jij wel zien, wat je d'r uit over nam.’ Ik geneerde me een beetje voor mijn gewichtige foliant, en zei: ‘Och, ik heb verleden jaar toevallig dat boek voor 'n prikkie op de kop getikt, en die klas was toen nog veel kinderachtiger, en ik kon ze zo aardig te pakken nemen d'r mee.... maar van mezelf ben ik anders niet zo'n pennelikker hoor.’

‘Hij heeft d'r alleen-maar de halve vakantie aan zitten knoeien,’ plaagde m'n vrouw.

‘Alleen het spaargeld, dat heb ik in jouw boek bijgehouden, dat mocht van ze,’ zei Reinier.

Het spaargeld! Ik konstateerde bij mezelf, hoe die hele spaargeldhistorie uit m'n herinnering weg was, met schoolreis en al.

‘'t Liep de laatste tijd niet hard met de spaarderij,’ zei ik zuchtend.

‘Nou,’ sprak Reinier, ‘dat kwam alweer aardig bij, de meesten zijn alweer gelijk, ik heb het juist vanmorgen nog eens nagegaan, ik denk dat ik er een aardig stropje aan heb als je terugkomt, want natuurlik zijn al die losse centen via m'n vestjeszak verdwenen.’ En hij keek lachend m'n vrouw aan, die zeer onwelwillend keek, en zelfs d'r hoofd geschud had. In zulke geldzaken is zij altijd de strengheid zelve, en

[pagina 187]
[p. 187]

ik gooide het maar gauw over 'n andere boeg, en vroeg, hoe de klas nou met rekenen stond.

‘O man, ze rekenen, tegen de klippen op hoor,’ antwoordde Reinier, ‘wat dat aangaat, kwam het nogal goed uit dat jij zo'n beetje in dezelfde geest had gewerkt als ik op m'n buitenschooltje 't ook gewend was: geen flauwe kul van redeneren en uitvinden, maar cijferen nummer één.’

‘Heb je nog af en toe grote getallen gedikteerd en laten uitspreken?’ vroeg ik, ‘dat deed ik minstens éen keer in de week.’

‘Man schei uit, dat kreeg ik de tweede week al op m'n boterham, dat ik dàt nooit deed! Geloof maar, ze hebben me op 't goeie pad gehouden, hoor. En in 't eerst kon ik het ze niet erg naar de zin maken. Maar tegenwoordig geloof ik dat ik óók in de gunst sta. Och natuurlik, zo'n klas moet eerst aan je wennen, nietwaar.’

En toen begon-ie zo langzamerhand de rollen om te keren, en mij vragen te stellen. Hoe Joost de Haas bij mij was met taal, en of Marcus Meyer bij mij óók al de gewoonte had, Zaterdags te komen. Hoe ik die voornamen vond van Rogge: Jean Baptiste, of dat ik daar nooit op had gelet. En toen duurde het niet lang meer, of hij gaf een uitvoerig verslag van Frieda Dekker d'r verjaardag, Frieda Dekker, dat kleine magere meisje met die blonde haren, ze zat op de tweede bank aan de raamkant....

‘Ja, ik ken toch Frieda Dekker wel,’ zei ik 'n beetje kriegel.

‘Ja natuurlik, da's waar,’ zei hij met een lachje, maar dadelik ging hij toch door met z'n idylle. Want een idylle wàs het, zoals hij het vertelde, van die verjaardag, en m'n vrouw smulde er van; ze had tranen in d'r ogen....

Toen Reinier wegging, was-ie buitengewoon hartelik. Ik moest vooral niet te vlug willen terugkomen, over m'n klas hoefde ik me niet ongerust te maken - dat liep wel, nietwaar. ‘Maar wat je misschien wel 'es kan doen, als het weer zo mooi blijft: 'es een uurtje komen kijken. Dat zouden ze allemachtig leuk vinden, zeg.’ En ik heb geantwoord van ‘Ja, dat zou wel

[pagina 188]
[p. 188]

aardig zijn’ - maar inwendig had ik een gevoel van ergernis, dat ik nu niet goed meer begrijp. Ik dacht zo iets van: ‘'k Zou je lekker bedanken, om op visite te komen in m'n eigen klas; als ik terugkom, dan ga jij d'r meteen uit, en vóór die tijd kom ik niet.’

Om m'n ergernis te volmaken, sprak mijn vrouw, toen we weer met z'n tweeën waren: ‘Aardige vent, die Reinier. Dol op kinderen, kun je wel merken. Die klas treft het, dat ze hèm die tijd hebben als invaller.’

‘Natuurlik,’ was ik hatelik, ‘goed beschouwd boft die klas dat ik er die weken tussen uit ben, bedoel je zeker.’

‘Hè’, was alles wat ze antwoordde.

Ik voelde natuurlik m'n onredelikheid wel, maar toch had ik het land; 'n soort malle jaloersheid op Reinier!

 

En toen ben ik dan vanochtend in m'n dagboek gaan zitten lezen. Een ogenblik heb ik een aanvechting gehad om tegen m'n vrouw te zeggen: ‘Hier, lees jij dit 'es door - kun je zien, wat 'n malle kerel ik eigenlik ben’.... Dat was de behoefte, bij haar te willen konkurreren tegen Reinier; haar 'es te laten zien, dat ik nou óók niet zo helemaal zonder gedachten m'n werk deed, en toch óók wel wat voor m'n klas voelde. Maar er toe over gaan, om haar m'n dagboek over te leveren, kón ik toch niet. Ik werd wee bij de gedachte, dat ik later d'r aan zou zitten schrijven, en dat m'n vrouw dan zo lieftallig zou zeggen: ‘O, ben je weer bezig aan het dagboek, snoezig, straks gauw eventjes lezen wat je nu weer opgeschreven hebt, hoor.’ Ik zou d'r op die manier geen letter meer in kùnnen schrijven natuurlik.

En dus ben ik na 't koffiedrinken maar weer aan m'n buro gaan zitten, en heb zo in 't algemeen gezegd: ‘Ik ga 'es kijken, of ik weer zin heb om wat uit te voeren.’

Maar 't is anders wel kras, zoals mijn vrouw gecharmeerd is van Reiniers medeleven met de kinderen - en mij gemoedelik verslijt voor 'n droge baantjesgast!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken