Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het vogeljaar (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het vogeljaar
Afbeelding van Het vogeljaarToon afbeelding van titelpagina van Het vogeljaar

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (29.23 MB)

XML (0.89 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

plaatwerk / prentenboek
non-fictie/natuurwetenschappen/biologie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het vogeljaar

(1904)–Jac. P. Thijsse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Nederlandsche vogels in hun leven geschetst


Vorige Volgende
[pagina 320]
[p. 320]

De kruisbekken.

In 't begin van Juni moeten we gaan uitzien naar Kruisbekken. Ze kunnen wel op alle tijden van 't jaar komen en ik heb er ook op Texel gezien, die in October en November gevangen waren in de lijsterstrikken, maar de echte, goede tijd blijft toch Juni en eens om de jaar of zes komen er zooveel tegelijk, dat iedereen, die maar wil, ze bij dozijnen tegelijk te zien kan krijgen. Ze broeden vrij geregeld in de groote naaldbosschen van Noord- en Oost-Europa. Hun voedsel bestaat hoofdzakelijk uit de vette zaden van dennen en sparren. Nu is de oogst van die sparrezaden zeer ongelijk; in sommige jaren dragen de boomen maar poovertjes, in andere jaren rijkelijk. Dit is vooral het geval met de sparren; die zijn soms in April en Mei overdekt met hun prachtige roode bloesems o.a. in 1903 en 1909. In 't laatste jaar heb ik verscheiden sparretoppen zien doorbuigen en breken onder den last der rijpende kegels.

Nu schijnen in zoo'n voorspoedig jaar de kruisbekken in hun broedgebied zich zoo sterk te vermenigvuldigen, dat de talrijke nakomelingschap er niet kan blijven en dan verspreiden ze zich over naburige landen en als zij dan in een streek komen, waar ook geen gebrek aan voedsel is, dan willen ze daar wel éen of twee jaren blijven.

Zoo is het geschied in 1909. Ze zijn toen hierheen gekomen

[pagina t.o. 320]
[p. t.o. 320]


illustratie
Foto A. Burdet.          Bloemendaal, 6 Juli 1911.
KRUISBEKKEN.


[pagina 321]
[p. 321]

langs den grooten vogeltrekweg der Waddeneilanden. Eerst werden ze gezien langs de Holsteinsche kust, toen op Norderney en daarna ook op onze eilanden. Vooralsnog groeit daar weinig naaldhout - 't zal wel beter worden - maar dat kunnen de kruisbekken wel een poosje missen en ze voedden zich daar hoofdzakelijk met kleine duinkevertjes en bladluizen. Vluchten van honderden waren bezig in de paardeboonvelden en zelfs vertoonden ze zich zonder eenige schuwheid midden in de dorpen, om de luizige toppen van de tuinboonen te bewerken.

Van de eilanden zijn er toen veel overgestoken naar Engeland, want ofschoon we er in Kennemerland genoeg te zien kregen, zoo talrijk als op Terschelling waren ze hier nergens. Inderdaad is aangetoond, dat de groote menigte der kruisbekken, die in dat zelfde jaar Engeland bezochten, geland zijn in de omgeving van Cromer bezuiden de Wash-bay, juist tegenover het Vlie. Laat ik er meteen bij vertellen, dat ze in Engeland toen twee jaar achtereen in vrij groot aantal hebben gebroed, wat bij ons niet is waargenomen.

Ze zwierven in Holland rond meestal in troepen van een stuk of vijf, maar ik heb er wel eens meer dan honderd tegelijk gezien in het kale dennenbosch boven het Brouwerskolkje. Ik denk, dat die kleine troepjes bestonden uit jongen van éenzelfde nest. Ze vlogen vlug rond van de eene sparrengroep naar de andere, elkander lokkend op de manier van groenvinken, maar luider en klinkender, geluidjes als van een xylophoon.

Ze strijken op den spar neer en 't volgend oogenblik hangen ze aan de sparappels. Met hun wigvormigen, platten snavel wringen ze de kegelschubben van elkaar, en dan werken de beide gekromde snavelpunten en de buigzame tong samen, om het zaadje eruit te halen. De zaadvleugeltjes zelf dwarrelen glinsterend naar omlaag. Schuw zijn de dieren in 't geheel niet, je kunt vlak bij komen en gemakkelijk hun wondermooie kleuren zien. De oude mannetjes zijn fel rood, hetzelfde rood als de sparrebloesem, de wijfjes groengeel, de jongen grijsgroen

[pagina 322]
[p. 322]

met veel donkere strepen en vlekken. In 't tweede jaar beginnen de jonge mannetjes roode veeren te krijgen en die kunnen er dan in hun overgangstijdperk raar uitzien.

Zoowel de onder- als de bovensnavel zijn voorzien van een scherpe haakpunt en als nu zoo'n vogel den bek wil sluiten, dan zit er niet anders op, dan dat de eene snavelpunt langs de andere glijdt. Dat gebeurt dan ook werkelijk en wel meestal zoo, dat de punt van den ondersnavel langs de linkerzijde van de bovensnavel glijdt. Ik heb ook wel kruisbekken gezien, die den ondersnavel rechts droegen.

Ze springen op allerlei manieren met die sparappels om. Als 't hun niet bevalt, om daarboven in de toppen aan de kegels te bengelen, dan bijten ze er kort en goed éen af en gaan hem op den grond verder ontleden en een half rijpe kegel hebben ze liever dan een oude rijpe, waar haast niets meer in zit. Zeer vlijtig heb ik ze ook zien werken aan de galvormingen van de spar, die wel wat op sparappeltjes gelijken en die veroorzaakt worden door de bladluizen van het geslacht Chermes.

Ze hebben altijd dorst en nooit zal ik vergeten, hoe we eens een dozijn van deze vogels tegelijk elkaar hebben zien verdringen in een klein drinkvijvertje op een droge buitenplaats.

Hun nest bouwen ze in sparren en grove dennen, meestal aan 't einde der zijtakken. Het lijkt, volgens de beschrijvingen, het meest op een groen vinkennest. In 1915 of 1916 krijgen we misschien weer een kansje, om er een te vinden.

Bijzonder groote kruisbekken met een forschen snavel, die hooger dan lang is, worden beschouwd als een aparte soort, de groote kruisbek. Ook ziet men soms nog een andere soort, die gekenmerkt wordt door 2 witte dwarsstreepen op de vleugels: de witband-kruisbek. Die heb ik in 't najaar van 1890 op Texel gezien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken