Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Gasten in het huis ten halven (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Gasten in het huis ten halven
Afbeelding van Gasten in het huis ten halvenToon afbeelding van titelpagina van Gasten in het huis ten halven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.03 MB)

Scans (14.47 MB)

ebook (3.35 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Gasten in het huis ten halven

(1932)–Antoon Thiry–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige

IV.

Dien Kerstnacht toen de koster bibberend en al rammelend met zijn sleutels in de kerk kwam om alles gereed te maken voor de middernachtmis, verwonderde 't hem danig nog geen licht te zien in 't kerkschip en er ook niets te hooren dan den eeuwigen, eenderen tik van het toren-uurwerk. Hij stak een eindeke kaars aan dat hij uit zijn slipzak haalde en stesselde nieuwsgierig naar 't midden der kerk. Waar andere jaren op

[pagina 173]
[p. 173]

dit uur al het kribbeke stond opgesteld in zijn tuin van kandelaars, was niets dan bloote, koude kerksteen.

‘Die zullen zich geen klein beetje mogen haasten om gereed te komen!’ sprak hij schamper. ‘'t Is al half-twaalf gerammeld!’ En daarmee stesselde hij naar de sacristij.

En hoe hij ook bij zijn verder werk aan 't hoogaltaar door de duisternis pierde in de richting ginder van Mijnheer Selderslaghs zijn biechtstoel, waarnevens hij de deur wist die leidde naar 't magazijn, geen lichtje, geen geluidje kwam er vandaar.

De deken verscheen en de andere priesters, de suisse, 't Popleerke, de stoeltjeszetsters en de misdienaars, de organist, de zangers, en zelfs de eerste Kerstmiszangers en nog altijd was er niets.

Popleerke ging er aan de deur rammelen, doch ze was op slot en hoe vast hij er ook zijn oor tegendrukte, geen steek verroerde er daarachter. Anderen probeerden het na hem, doch ook zij hoorden niets. En de suisse die zijn steek opzette en naar buiten liep om 't aan Nelleke heur huizeke zelf te gaan probeeren, ving ook bot. Niets te hooren, niets te zien.

't Wond de priesters en 't kerkpersoneel hoe langer hoe meer op, en ook de menschen die almaardoor binnenstroomden en 't geval aan elkaar voortfluisterden, begrepen er geen tikske van.

Een misdienaar werd naar Soe gestuurd die op 't Gasthuisvestje woonde. Hij kwam, wist echter ook van niets, noch van Nelleke noch van 't Kribbekindeke. Toen besloten ze de deur open te breken.

Daar was iets gebeurd. 't Kon niet anders.

't Ging moeilijk. Doch op 't laatst lukte het toch, Soe, de suisse en ook Mijnheer Pastoor, die van onrust

[pagina 174]
[p. 174]

met zichzelf bijna geen blijf wist, drongen elk met een brandende kaars binnen, zochten het heele huis af van in den kelder tot op zolder, doch geen Nelleke was er te vinden. En ook in die hooge hoekkast, waarin bij 't goed weten van 't Popleerke al zijn leven het Kindeke-Jezus werd bewaard, was er van het wassen popke niets te ontdekken. Alleen, daar in een hoek, stond nutteloos en zonder stroo het kribbeke.

Om halver-een pas kon de mis beginnen.

Ondanks de jubelende muziek en de bossen kaarsen was ze triestig en mat, nu het Kindeke daar ontbrak te midden van het kerkschip.

's Anderendaags maakte Mijnheer Lampaert, die het beeldhouwen onderwees op de teekenschool, er met de rapte een ander en in 't vier-urenlof stond het reeds op de gewone plaats in zijn haagske van helder, rank licht.

De menschen kwamen er naar kijken. En 't was wel erg voor Mijnheer Lampaert, maar niemand vond het goed. Bezonders de moeders niet.

‘'t Trekt er niet meer op!’ zegden ze misprijzend. En ze roemden om het meest Broer-Jan-zaliger en bekloegen het arme Nelleke en 't andere Kindeke-Jezus, die zoo mysterieus verdwenen waren en waaraan geen mensch een kop kon krijgen.

Vier dagen lang wisten ze in de stad niet wat peinzen. Eerst toen de zuster van Broer-Jan, die begijntje was te Leuven, bij Mijnheer Pastoor kwam aanbellen om te vertellen dat Nelleke bij haar was aangekomen met een groot pak dat ze in heur armen wiegde en waarvoor ze wiegeliekes zong, ging er bij hem een licht op.

Hij liet dadelijk den deken roepen en ook voor de-

[pagina 175]
[p. 175]

zen herhaalde 't begijntje het geheimzinnig verhaal.

In den avond vertrok ze.

Een week nadien werd het witte huizeke leeggehaald en de meubels gedragen naar 't Vleeschhuis om daar publiek verkocht te worden.

Soe en zijn moeder, die weduwe was, trokken er nu in...

Nooit of nooit hoorde men echter nog iets over Nelleke, en ook over het Kindeke-Jezus niet, dat toch zóó schoon was, veel, veel schooner dan wat er nu lag of er nog ooit zou kunnen komen.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken