Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Twee-en-twintigste hoofdstuk.
(Dat men zich te binnen moet brengen de vele weldaden Gods.)

1. Heer, maak mijn hart open, opdat ik leve in Uwe wet, en leer mij wandelen in Uwe geboden. Doe mij Uwen wil verstaan, maak dat ik, met grooten eerbied en ijverige beschouwing, mij herinner Uwe weldaden, zoowel de algemeene als de meer bijzondere, opdat ik voortaan in staat zij, U waardiglijk mijn dankzegging toe te brengen. In waarheid weet ik en beken ik, dat ik niet in staat ben, U ook maar voor een klein deel den lof van dankzegging te geven, dien ik U schuldig ben. Minder ben ik dan al het goede wat Gij mij bewijst: en als ik Uw adeldom en macht overweeg, bezwijkt mijn geest bij de grootheid van dat alles.

2. Alles wat wij hebben met lichaam en ziel, 't zij uitwendig, 't zij van-binnen, van nature of van Hoogerhand, 't is alles weldaad van U, waarom wij U dan ook prijzen als een heiligen en goeden Weldoener, van Wien wij alles ontvangen wat goed voor ons is. Ofschoon de eene meer krijgt en de andere minder, alles komt toch van U, en zonder U kan men ook zelfs niet het minste krijgen. Hij, die meer krijgt dan andren, kan zich deswege niet beroemen op zijn

[pagina 154]
[p. 154]

verdiensten, hij mag zich niet verheven voelen boven de andren, noch ook spotten met wie minder krijgt: want hij is de meeste en de beste, die zichzelf het minste waardig acht, en in zijn dankzegging het nedrigst en het deemoedigst doet. En wie zich minder acht dan allen, en zichzelf voor den onwaardigste houdt, die is het meest geschikt om zeer veel te krijgen.

3. Wie echter maar weinig krijgt, moet daarom niet droevig zijn, noch zich verongelijkt wanen, en ook niet benijden hem die meer heeft ontvangen, neen, hij moet U alleen aanzien, en Uwe goedheid ten hoogste prijzen, omdat Gij zoo overvloedig, zoo zonder dank af te wachten en geheel uit U zelf, Uwe gaven uitstort, niet er op lettende wie ze ontvangt. Alles komt van U, en daarom zijt Gij bij alles te prijzen. Gij weet, wat voor ieder goed is, om te krijgen, en het staat niet aan ons, maar aan U om uit te maken, waarom de eene meer heeft, en de andere minder: want wat ieder verdient wordt door U bepaald.

4. Daarom, o Heere God, acht ik het zelfs een groote weldaad, dat men niet véél heeft en dus uiterlijk en bij de menschen ook niet veel daarom geprezen en geëerd wordt: want als hij de armoede en de minderwaardigheid van zijn mensch-zijn beschouwt, behoeft hij zich niet alleen niet bezwaard te voelen, noch droevig en terneergeslagen, maar zal hij eer een groote vertroosting en vroolijkheid gewaarworden, omdat Gij, God, hen, die arm en nederig zijn en veracht in deze wereld, U hebt uitgekozen tot Uw vrienden en dienaars. Getuigen daarvan zijn Uw apostelen zelve, die Gij als vorsten over heel deze aarde hebt gesteld, en toch waren zij zonder klacht door de wereld gegaan, zoo nederig en eenvoudig, zonder eenige list of boosheid, zoodat zij zich zelfs verheugden, als zij smaad verduurden in Uwen Naam: en waar de

[pagina 155]
[p. 155]

wereld voor terugschrikte, dat namen zij aan en koesterden zij met groote liefde.

5. Niets moet dus Uw minnaar, die Uwe weldaden kent, zóó blijmaken, als dat hij Uw wil in zich voelt, en het welbehagen van Uw eeuwige beschikking: daar behoort hij zóó tevredengesteld en getroost door te zijn, dat hij even gaarne de minste wil wezen, als een ander begeert de meeste te heeten, dat hij even vreedzaam tevreden op de laatste als op de eerste plaats zit, en even graag veracht is en verworpen, en zonder naam noch eer, als dat hij geëerder en grooter in de wereld waar dan de anderen. Want Uw wil en de begeerte om U te eeren moet alles te boven gaan, en moet uw minnaar méer troosten en beter behagen, dan alle weldaden die hem reeds gegeven zijn of nog gegeven zullen worden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken