Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Acht- en veertigste hoofdstuk.
(Over den dag der Eeuwigheid en de benauwingen dezes levens.)

1. O, allerzaligste Woning, die de Hemelsche Stad is! O, opperst-heldre Dag der Eeuwigheid, die niet door nacht wordt verduisterd, maar altijd lichtgemaakt door de Hoogste Waarheid, Dag, die altijd blijde is en altijd veilig, en die nooit omslaat in het tegendeel. O, mocht die dag oplichten en kwame dit alles hier, wat des Tijds is, tot zijn einde! Hij licht wel blinkend voor de Heiligen in eindelooze klaarheid, maar wie nog als pelgrims hier op aarde ver-

[pagina 196]
[p. 196]

toeven, zien hem alleen van verre en als in een spiegel.

2. De burgers des hemels weten, hoe vreugderijk die Dag is: maar de verbannen zonen van Eva zuchten, zoo bitter en vervelend als die andere is. Den dag, bedoel ik, van dezen korten en kwaden tijd, die vol van smarten en angsten is: waar de mensch door vele zonden wordt bezoedeld, door vele hartstochten in den strik gelokt, door vele vreezen gestriemd, door vele zorgen uit elkaar gescheurd, door vele nieuwsgierigheden en ijdelheden verward, door vele dwalingen overstelpt, door velen arbeid ten doode vermoeid, door vele aanvechtingen bemoeilijkt, door wellusten ontzenuwd, en gemarteld door gebrek.

3. O, wanneer komt er een eind aan deze kwalen? Wanneer zal ik verlost worden uit de ellendige slavernij mijner ondeugden? Wanneer zal ik mij ten volle in U kunnen verheugen? Wanneer zal ik zonder eenig beletsel wezen en in de ware vrijheid, zonder eenige bezwaring van lichaam en geest? Wanneer zal er een stevige, onwankelbare en heelemaal zekere vrede zijn, vrede van binnen en van buiten, vrede die vaststaat aan allen kant? Goede Jezus, wanneer zal ik staan, waar ik U mag zien? Wanneer zal ik de heerlijkheid Uws Hemelrijks aanschouwen? Wanneer zal ik alles in alles hebben? O, wanneer zal ik bij U mogen zijn in Uw koninkrijk, dat Gij, van der eeuwigheid, gereed hebt gehouden voor hen, die U lief zijn? Maar verlaten ben ik als een arme balling op een vijandige aarde, waar dagelijks oorlogen en groote rampen zijn.

4. Vertroost mijne ballingschap, verzacht mijne smart, omdat mijn gansche verlangen tot U omhoog zucht. Want alles wat deze wereld als troost mij biedt, is mij niet anders als een last. U begeer ik

[pagina 197]
[p. 197]

diep-inwendig te genieten, maar ik ben niet in staat U te grijpen. Ik wensch het hemelsche aan te hangen, maar de tijdelijke dingen en onafgestorven hartstochten trekken mij terneer. Met mijn geest wil ik boven alle dingen staan, maar mijn vleesch dwingt mij te blijven een slaaf van alles. Zoo strijd ik, ongelukkig mensch, met mijzelf, en maak ik het mijzelf moeilijk, daar mijn geest naar boven en mijn vleesch naar de laagte wil.

5. O, hoe moet ik inwendig lijden, als ik mij binnen-in mij bezig houd met den Hemel, maar de troep der vleeschlijke lusten mij tezelfdertijd tegenstreeft, terwijl ik lig te bidden: Mijn God, ga niet van mij weg, noch verwijder U in toorn van mij, die Uw slaaf ben! Slinger Uw bliksem uit en verstrooi die menigte. Schiet Uw pijlen af, en alle waanbeelden van den Booze zullen vluchten in verwarring. Verzamel mijne zinnen tot U: doe mij al het wereldsche vergeten: maak dat ik snel wegwerpen en verachten ga al de bedriegelijke spooksels der zonde, kom mij tehulp, eeuwige Waarheid, opdat er geen trots noch weeldrigheid in mij overblijve! Kom, o hemelsche Zoetheid, en alle onzuiverheid zal vlieden van voor Uw aangezicht vergeef mij ook en wees barmhartiglijk toegevend voor mij, zoo dikwijls ik in mijn gebed nog aan iets anders mocht denken als aan U: Want ik beken naar waarheid, dat ik dikwijls heel verstrooid ben. Ja, veelmaals ben ik in-waarheid niet daar, waar ik lichamelijk sta of zit: maar veeleer ben ik dan op die plaatsen, waarheen mijn gedachten trekken. Daar toch ben ik, waar mijn gedachte is. En ik denk het meeste aan datgene waarvan ik houd. Snel en gemakkelijk toch komt mij iets in de gedachte, wat mij van nature pleizier doet of door de gewoonte behaagt.

[pagina 198]
[p. 198]

6. Vandaar dat Gij, Waarheid, openlijk gezegd hebt: Waar uw schat is, is ook uw hart. Als ik den hemel liefheb, denk ik graag over het hemelsche. Heb ik de wereld lief daarentegen, dan verheug ik mij ook in de zaligheid der wereld en bedroef mij over haar tegenspoed. Als ik het vleesch liefheb, stel ik mij vaak de dingen voor, die des vleesches zijn. Maar heb ik den geest lief, dan vind ik er een genoegen in over geestelijke dingen te peinzen; Want datgene wat ik liefheb, daar spreek ik en hoor ik ook gaarne over, en breng dus de beelden ervan met mij naar huis, maar zalig is de mensch, o Heer, die om Uwentwil allen schepselen verlof geeft om weg te gaan, die der natuur geweld aandoet, en door den vurigen ijver van zijn geest de begeerten van zijn vleesch aan het kruis slaat, opdat het gelouterde geweten een rein gebed tot U moge opzenden en hij waardig zij om deel te nemen aan de reidansen en zangen der engelen, terwijl hij al het aardsche binnen hem en buiten hem als niet bestaand beschouwt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken