Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vijftigste hoofdstuk.
(Hoe de mensch, die in nood verkeert, zich over moet geven in de handen Gods.)

1. Heere God, Heilige Vader, wees gezegend nu en in der eeuwigheid, omdat alles zoo gedaan wordt als Gij het wilt, en alles goed is, wat Gij doet. Uw knecht verheugt zich in U, niet in zichzelf, noch in iemand anders: omdat Gij alleen mijn Blijdschap zijt, mijn Hoop en mijn Kroon, mijn Vreugd en mijn Eer, o Heer! Wat heeft Uw knecht, buiten wat hij van U gekregen heeft, ook zonder dat hij 't verdiende? Alles wat Gij gaaft en deedt, is het Uwe. Ik ben een arme, die van zijn jeugd af in moeilijkheden zit, en mijn ziel wordt soms tot tranen bedroefd, en soms ook in de war gemaakt door het lijden dat haar bedreigt.

2. Ik begeer de vreugd van den vrede: ik eisch den vrede, dien Uw kinderen hebben, die in het licht der Vertroosting geweid worden door U. Indien Gij den vrede schenkt, indien Gij deze heilige vreugde mij ingiet, dan zal de ziel van Uw knecht vol lofge-

[pagina 203]
[p. 203]

zang zijn en aandachtig in Uw lof. Maar als Gij U onttrokken hebt, zooals Gij dikwijls pleegt, dan zal zij niet kunnen loopen op den weg Uwer bevelen, maar veeleer zullen dan zijn knieën zich buigen, opdat hij zich tegen de borst kunne slaan: want het is niet met hem gesteld, zooals gisteren en eergisteren, toen Uw licht op zijn hoofd scheen, en hij in de schaduw Uwer vleugelen beschermd werd tegen de aanvechtingen die op hem losstormen.

3. Rechtvaardige en altijd te prijzene Vader, de stonde komt, dat Uw knecht op de proef wordt gesteld. Beminde Vader, passend is het, dat te dezer ure Uw knecht iets voor U lijdt. Vader, die altijd vereerd moet worden, de stonde komt, die Gij van der eeuwigheid wist dat zou moeten komen, dat Uw knecht een kleinen tijd uitwendig ternederligt, terwijl hij toch inwendig altijd met U leeft. Een weinig zal hij veracht worden en voor de menschen gedeemoedigd en vernederd, en door lijden en zwakte zal hij worden terneergedrukt, opdat hij wederom met U verrijze in den dageraad van het nieuwe licht, en verheerlijkt worde in de hemelsche gewesten. Heilige Vader, Gij hebt het zoo geordend en zoo gewild, en datgene is gebeurd wat Gij-zelf hebt bevolen.

4. Dat is echter de genade, die Gij Uw vriend bewijst, dat hij in deze wereld moet lijden, en gekweld worden ter liefde van U, zoo dikwijls en op de wijze waarop Gij zult toelaten dat dit geschiede. Zonder Uw raad en voorziening en zonder oorzaak geschiedt niets in de wereld. Goed is het voor mij, o Heer, dat Gij mij vernederd hebt, opdat ik Uwe rechten leere kennen en ik alle verheffing des harten en zelf-aanmatiging van mij afwerpe. Nuttig is het mij ook, dat de schaamte mijn gelaat bedekt heeft, opdat ik U meer zoeke dan de menschen, om mij te troosten;

[pagina 204]
[p. 204]

Ik heb ook hieruit Uw ondoorgrondelijk oordeel zeer leeren vreezen, dat Gij den rechtvaardige wel met den booze, maar toch niet zonder rechtvaardigheid en billijkheid straft.

5. Dank zeg ik U, dat Gij mijne zonden niet gespaard hebt, maar mij met bittere zweepslagen hebt platgekneusd, door mij van binnen en van buiten smarten en benauwingen toe te zenden. Niemand van allen, die onder den hemel zijn, geeft mij troost, dan Gij alleen, mijn God en Heer, Gij, Hemelsche Geneesheer der zielen, Die slaat en weer geneest, Die naar de Hel brengt, maar ook vandaar weer terughaalt. Uw tucht zij over mij, en Uwe roede zelve zal mij leeren.

6. Zie, lieve Vader, ik ben in Uwe handen, en onder de roede Uwer bestraffing buig ik mij. Sla hard op mijn rug en op mijn nek, opdat ik mijn kromming buige naar Uwen wil. Maak van mij een deemoedigen en godvruchtigen discipel, zooals Gij gaarne doet, opdat ik geheel en al wandele op Uwen wenk. Ik geef mijzelf en al het mijne aan U over, om verbeterd te worden, want beter is het, dat ik hier word gegrepen dan hiernamaals. Gij weet alles, ook ieder ding afzonderlijk, en niets in het menschelijke geweten blijft U verborgen. Voordat iets gebeurt, weet Gij dat het komen zal, en niemand behoeft U te onderrichten over noch te herinneren aan datgene, wat op aarde geschiedt. Gij weet, wat bevorderlijk is voor mijn vooruitgang en hoezeer de kwelling dient om de roest der ondeugden af te wisschen. Doe met mij naar Uw gewenschte welbehagen, en versmaad niet mijn zondige leven, dat niemand beter en duidelijker dan U bekend is.

7. Heer, doe mij weten wat te weten is, liefhebben wat liefgehad moet worden, en datgene prijzen,

[pagina 205]
[p. 205]

wat U het allermeeste behaagt: doe mij hoogachten wat U kostelijk schijnt en afkeuren wat in Uwe oogen slecht is. Laat mij niet oordeelen naar wat mijn lichamelijke oogen zien, noch denken en voelen, zooals de ooren der onervarene menschen alles hooren: maar leer mij met een waarachtig oordeel zinnelijke en geestelijke dingen onderscheiden, en bovenal moge ik altijd vragen, naar wat de wil van Uw welbehagen is.

8. De zinnen der menschen bedriegen zich dikwijls in het oordeelen: ook wie deze wereld liefhebben, bedriegen zich dikwijls, doordat zij alleen het zichtbare liefhebben. Wordt een mensch er beter door, dat hij door anderen hooggeschat wordt? Een valsche bedriegt den valsche, een ijdele den ijdele, een blinde den blinde, een zwakke den zwakke, als hij hem prijst en verheft, en in waarheid schendt hij hem des te meer, als hij hem zonder reden prijst. Want zoo groot iemand is in Uwe oogen, zoo groot is hij ook, maar niet méér, zegt de nederige St. Franciscus.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken