Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 240]
[p. 240]

Derde hoofdstuk.
(Dat het nuttig is, om dikwijls naar het Heilige Avondmaal te gaan.)

1. De leerling spreekt: Zie, ik kom tot U, o Heer, opdat ik goeds ondervinde van Uwe gave, en ik blij gemaakt worde aan Uw heilig Avondmaal, dat Gij, o Heer, in Uw zoetheid, hebt klaargezet voor mij, arme. Zie, in U is alles wat ik kan en moet verlangen: Gij zijt mijn Heil en mijn Verlossing, mijn Hoop en mijn Sterkte, mijn Sieraad en mijn Roem. Maak dus heden de ziel van Uw knecht verheugd, naardien ik mijn ziel, o, Jezus, tot U heb opgetild. Ik begeer thans U vromelijk en eerbiedig in mij op te nemen, ik verlang ernaar U in mijn huis te voeren, opdat ik, als Zachaeus, door U gebenedijd moge worden en meegeteld onder de kinderen Abraham's. Mijn ziel smacht naar Uw lichaam, mijn hart verlangt met U vereenigd te worden.

2. Geef U aan mij over, dan heb ik voldoening. Want buiten U is geen enkele troost van kracht. Zonder U kan ik niet zijn, en zonder de gemeenschap met U niet leven. Daarom moet ik dikwijls tot U heengaan, en U tot mij nemen, als een middel om gelukkig te worden: want anders bezwijk ik op mijnen weg, indien ik die geestelijke spijs moet missen. Zoo hebt Gij, o barmhartigste Jezus, toen Gij prediktet voor het volk en alle ziekten genaast, eens gesproken: Ik wil hen niet nuchter naar huis zenden, want dan zouden zij onder weg neervallen. Doe dan desgelijks met Mij, Gij, die U-zelf in het Sakrament hebt willen verbergen tot vertroosting der vromen. Gij toch zijt een zoete verkwikking voor de ziel: en wie u naarstiglijk zal gegeten hebben, zal deelgenoot en erfge-

[pagina 241]
[p. 241]

naam worden der eeuwige glorie. Wel zeer heb ik het noodig, dat ik, die zoo dikwijls val en zondig, zoo menigmaal als verstijf en tekortschiet, door veelvuldige gebeden en biechten mij op nieuw geschikt maak om Uw heilig Lichaam te ontvangen, en mij daartoe zuiver en aanvuur; opdat ik niet, door mij lang te onthouden van deelneming aan de Communie, al mijn goede voornemens weer verloren zie gaan.

3. Want de zinnen van den mensch zijn geneigd tot het kwade, van zijn jeugdjaren af, en als de hemelsche artsenij hem niet helpt, vervalt hij spoedig van kwaad tot erger. De heilige Communie houdt dus af van het Kwade en versterkt in het Goede. Want als ik reeds zoo dikwijls nalatig ben en lauw, terwijl ik toch deelneem aan 't Avondmaal of de Mis hoor: wat zou het dan zijn, indien ik niet dat geneesmiddel nam, en zoo'n krachtig hulpmiddel versmaadde? En ofschoon ik niet iedren dag geschikt en gereed ben, om het Mysterie te vieren: toch zal ik mijn best doen, het Sakrament op den juisten tijd te ontvangen, en zoo'n groote genade deelachtig te worden. Want dit is de ééne voornaamste troost voor de geloovige ziel, zoolang zij ver van u zwerft in het sterfelijke lichaam, dat zij, indachtig aan God, zoo vaak mogelijk inneme haren Geliefde met toegewijd gemoed.

4. O, welk een wonderbare genade van neerbuigendheid jegens ons, dat Gij, o, Heere God, Schepper en levendmaker van alle geesten, U verwaardigt te komen tot een arme ziel en met Uw gansche goddelijkheid en menschelijkheid tezamen, haar honger wilt stillen. O, gelukkig is 't gemoed en zalig de ziel, die U, haar Heer en God, met overgave kon ontvangen, en door die ontvangenis zich vervuld voelt van geestelijke vreugde. O, wat een grooten Heer neemt

[pagina 242]
[p. 242]

zij op! wat een geliefden gastvriend voert zij binnen, wat een blijden metgezel neemt zij aan, wat een getrouwen vriend ontvangt zij, wat een kostbaren, edlen bruidegom omarmt zij, die haar meer geldt dan allen die zij liefheeft, ja, dien zij liefheeft boven alles wat begeerlijk is? Voor Uw aangezicht, o mijn zoetste Geliefde, moeten hemel en aarde, met al hun pronk, zwijgen; want alles wat zij heerlijks en schoons hebben, komt, omdat Uw mildheid zich verwaardigt hun die te schenken, maar zij bereiken daarom toch niet de heerlijkheid van Uwen Naam, terwijl Uw Wijsheid geen maat kent.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken