Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De navolging van Christus (1908)

Informatie terzijde

Titelpagina van De navolging van Christus
Afbeelding van De navolging van ChristusToon afbeelding van titelpagina van De navolging van Christus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.03 MB)

Scans (12.04 MB)

ebook (3.70 MB)

XML (0.42 MB)

tekstbestand






Vertaler

Willem Kloos



Genre

non-fictie

Subgenre

traktaat
non-fictie/theologie
vertaling: Latijn/Neolatijn / Nederlands


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De navolging van Christus

(1908)–Thomas à Kempis–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Vierde hoofdstuk.
(Wie vromelijk deelnemen aan 't heilige Avondmaal, ontvangen daardoor veel goeds.)

1. Mijn Heer en mijn God, verschijn Uwen knecht in de zegeningen Uwer goedheid, opdat ik waardiglijk en vroomlijk moge toetreden op Uw prachtig Sakrament. Wek mijn hart op tot U, en verlos mij van mijn groote onverschilligheid! Bezoek mij met Uw heil, opdat ik in den geest moge proeven Uwe zoetheid, die volop verborgen ligt in dit Sakrament, als ware 't een bron. Verlicht ook mijn oogen, opdat ik aanschouwen zal kunnen een zóó groote geheimenis, en versterk mij met onwankelbaar vertrouwen, zoodat ik er in gelooven kan. Want het is Uw werk, en geen maaksel van menschen: Uw heilige instelling en geen bedenksel van 't menschenhoofd. Want niemand is uit zichzelf in staat, om zulke dingen te vatten en te begrijpen, die zelfs der engelen wonderbare

[pagina 243]
[p. 243]

schranderheid te boven gaan. Wat zal dan ik, onwaardige zondaar, die aarde ben en asch, van zoo'n diep en heilig geheim kunnen onderzoeken en begrijpen?

2. Heer, in den eenvoud mijns harten en in vol en vast vertrouwen, nader ik tot U, op Uw bevel, vol hoop en eerbied: en ik geloof waarachtiglijk, dat Gij, als God en als mensch tegelijkertijd, aanwezig zijt in dit Sakrament. Gij wilt dus, dat ik U in mij opneem, en mijzelf met U in liefde vereenig. Waarom ik Uwe lankmoedigheid aanroep en U smeek om mij deze bijzondere genade te verleenen, dat ik, nl., geheel in u vloeibaar wordend, overvloeie van en uitvloeie in liefde, en mij niet meer bekommere om eenigen anderen vreemden troost. Want dat is het hoogste en waardigste Sakrament, de gezondheid van ziel en lichaam, het geneesmiddel voor elke geestlijke traagheid, waardoor mijn ondeugden worden genezen, mijn hartstochten gebreideld, mijn aanvechtingen overwonnen of verminderd, waardoor mij ingestort wordt een grootere genade, het goede werk, dat ik begon, voleindigd, mijn geloof bevestigd, mijn hoop versterkt, terwijl de liefde erdoor vlam vat en aangeblazen wordt.

3. Want vele goede dingen hebt Gij geschonken en schenkt ze, ook nog verder, in het Sakrament, aan Uw geliefden, die er vroomlijk aan deelnemen, o, Gij, mijn God, die de toevlucht mijner Ziel zijt, de Helper mijner menschelijke zwakheid, en de Schenker van allen inwendigen troost. Want veel vertroosting stort Gij hun in voor hun vele kwellingen, en heft hen omhoog uit de diepte hunner eigene wanhoop tot de hoop op Uw bescherming, en verkwikt hen inwendig en verlicht hen met eenigerlei nieuwe genade, zoodat, wie eerst zich angstig voelden, en voor

[pagina 244]
[p. 244]

de Communie nog heelemaal geen liefde in zich merkten, toch daarna, toen zij gesterkt waren door de hemelsche spijs en drank, zichzelf heelemaal veranderd en verbeterd wisten. Zoo wijselijk handelt Gij met Uw uitverkorenen, opdat zij daardoor waarachtiglijk leeren erkennen en duidelijk ervaren hoeveel zwakheid en gebrekkigheid hun aankleeft, en hoeveel goedheid en genade zij kunnen krijgen van U. Want, uit zichzelf, koud, hard en goddeloos zijnde, worden zij door U vurig, levendig en vroom gemaakt. Want wie die nederig nadert de bron der Zoetheid, zal daar niet wat zoetheid van meêdragen? Of, indien iemand naast een breed-opvlammend vuur staat, krijgt hij daar dan niet wat warmte van? En Gij zijt toch de volle en overvloedige bron, het vuur, dat altijd brandt en nooit ineenvalt.

4. Daarom, al mag ik niet putten uit de volheid der bron, noch drinken, totdat ik verzadigd ben, zoo zal ik toch mijn mond leggen aan de hemelsche pijp, om er tenminste uit te krijgen een matig drupje tot het stillen van mijn dorst, zoodat ik niet diep-in uitdroog van binnen. En al kan ik nog niet heelemaal hemelsch wezen, en zóó ontgloeid, als de Seraphijnen en Cherubijnen, zoo wil ik toch pogen mij vol te maken van godsdienstige toewijding en mijn hart te stemmen, opdat ik mij, al is 't maar een klein vlammetje, van den goddelijken gloed, zal kunnen eigen maken door met deemoedigen geest te ontvangen het leven-gevende Sakrament. En wat mij dan ontbreekt, goede Jezus, heilige Verlosser, vul Gij dat genadiglijk en lieftallig voor mij aan, Gij, die U verwaardigd hebt, allen tot U te roepen, doordien Gij zeidet: ‘Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven.’

5. Ik werk in het zweet mijns aanschijns: ik word

[pagina 245]
[p. 245]

gemarteld door inwendige smart, met zonden ben ik beladen, aangevochten voel ik mij door beproevingen, en door vele booze hartstochten weet ik mij verstrikt en in dienstbaarheid gebracht: en niemand is er die mij helpt, die mij bevrijdt en behouden doet blijven, behalve Gij, o Heer en God, mijn Zaligmaker: aan U vertrouw ik toe mijzelf en al het mijne, moge Gij dus over mij waken en mij het eeuwige Leven binnenleiden. Neem Gij mij op tot roem en lof van Uwen Naam, o Gij, die mij Uw lichaam en Uw bloed hebt willen vóórzetten tot spijs en drank. Verleen mij, o Heere God, die mijn Heil zijt, dat door het herhaaldelijk genieten van Uw Mysterie, de gloed mijner godsvrucht meer en meer moge toenemen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken