Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Over boeken voor kinderen. Studie ten gerieve van leerkrachten, ouders, bibliothekarissen (1928)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.98 MB)

XML (0.48 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie
100 artikelen/jeugdliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Over boeken voor kinderen. Studie ten gerieve van leerkrachten, ouders, bibliothekarissen

(1928)–Hendrik van Tichelen–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 139]
[p. 139]

XII. Avontuurlijke verhalen.

Al dachten we er tot nog toe niet aan, naar het voorbeeld van anderen de lektuur voor de jeugd in typische meisjes- en dito jongensboeken in te deelen, toch moeten we aan de hand der feiten erkennen, dat, waar de meisjes langer bij het sprookje en het rustig huiselijk verhaal verwijlen, om later bij voorkeur te grijpen naar het sentimenteele, het romantische, het vrouwelijk hartstochtelijke, de jongens gretiger in 't bewogen leven kijken en, in dat leven, - en in hun boeken mede, - zich makkelijker boeien laten door het stout gedachte, het kranig aangedurfde, om niet te zeggen het roekeloos gewaagde en het door harden strijd bevochtene. En zoo we zulks erkennen uit ervaring en geen redeneering onzerzijds bij machte is dat verschijnsel weg te werken, dan ligt ons de plicht op daar rekening mee te houden, in verband met de boeken die we zullen aanbevelen of verwerpen.

In vorig hoofdstuk deden we dit reeds ten aanzien van de meisjes; althans, - en dit schijnt ons voldoende, - we vestigden de aandacht op een aantal verhalen over huis- en kinderleven in den ruimst mogelijken zin, verhalen waarvan de meerderheid zich tot meisjes richten, en gaven de reden aan waarom de eene ons wel en de andere ons niet aanbevelenswaardig leken. Die reden was: het al of niet aanwezig zijn van het opbouwend element, de jonge lezeressen ten goede.

Nu het de jongens geldt en hun langsom sterker wordende voorliefde voor het gedurfde, het gewaag-

[pagina 140]
[p. 140]

de, het bevochtene, kortom, voor het avontuurlijke, moet inzake hun lektuur dezelfde maatstaf aangelegd: is het verhaal avontuurlijk alleen óm 't avontuurlijke, met de duidelijke bedoeling van den schrijver rond het gebeuren, of het mogelijk zij of niet, de aandacht en zoo 't kan de werkelijke spanning vast te houden, of loopt er een gedachte, een streven, een bewuste wil doorheen, die ten goede ontwikkelend en dus opbouwend blijken?

Deze maatstaf is noodig, dringend noodig; want geen lektuur voor jongens, - in dit geval vooral voor jongens in hun puberteitsperiode, - grijpt zoo diep in en kan zulken beslissenden invloed hebben ten goede, maar niet minder ook ten kwade, als de avontuurlijke verhalen.

Jawel, er zijn menschen van beteekenis, in de eerste plaats dan schrijvers, wien het lezen van zelfs de meest excentrieke avontuurlijke verhalen geen hinder blijkt geweest te zijn voor hun eigen degelijken uitgroei en die het daarom zoo zwaar niet plegen op te nemen met wat anderen erg nadeelig achten. Maar daar staat tegenover, dat die menschen enkelingen zijn, persoonlijk en tijdig gepantserd tegen verkeerde invloeden van buiten, terwijl de groote massa, indien haar niet bewust en stelselmatig leiding wordt gegeven, die kwade invloeden werkelijk ondergaat om er zoo goed als nimmer meer van los te komen.

Namen van schrijvers, die den trek naar avontuurlijke verhalen hebben aangekweekt, liggen al dadelijk bij de hand. Alle jongens kennen ze: Jules Verne, Gustave Aimard, Fenimore Cooper, Paul d'Ivoi, en wie weet hoeveel anderen. Maar nu moet onmiddellijk erkend, dat genoemde auteurs voortreffelijk werk geleverd hebben en onze jeugd, door alle avonturen

[pagina 141]
[p. 141]

heen, heel wat begrippen bijgebracht, die aardrijksen volkenkundig en historisch hun degelijke waarde hebben. Alleen, - en hier zit het bezwaar, verbonden aan Jules Verne en de overigen: hun werk wordt niet om het didaktisch bruikbaar element daarin ter hand genomen, maar uitsluitend doorgelezen, of juister nog, verslonden om het pakkend gewaagde, het roekeloos aangedurfde, dat in de plannen en daden van ieder hunner helden steekt. En nu heeft dat geprikkeld en dikwijls overprikkeld zijn haast onafwendbaar voor gevolg, dat na het eerste boek een tweede, een derde en een heele reeks gelezen worden en de jongelui, zwak en onoordeelkundig als ze meestal zijn, zich even gemakkelijk verleiden laten om, na Jules Verne en de overige pas genoemden, ook beslist verwerpelijke auteurs als Wörishöffer, Mayne Reid, Ferry, Henty, May, - o, vooral den zelfbewust heldhaftigen Karl May! - en nog heel wat slechter lektuur door te maken, alleen om het fantastische, het bloederige, het wreede, en ten slotte het ongelooflijke en onmogelijke, dat hun inhoud kenmerkt.

Hebben we zelfs niet moeten vaststellen, dat een groot aantal jonge menschen, eenmaal door die prikkelende dingen vastgehouden, nog een heel eind verder loopen en ‘Nat Pinkerton’, ‘Buffalo Bill’, ‘Nick Carter’, ‘Sherlock Holmes’, ‘Lord Lister’, ‘De Londensche bandieten’ en hun wijdvertakte, ellendige kolportagegoed-familie voor dikke vrienden houden?

Neen, we gaan zoo ver niet te beweren, dat de spannende aandacht die gewekt wordt door het avontuurlijk gebeuren in Jules Verne, Gustave Aimard en de anderen voor de krabbelaars aan den weg een welgekomen aanleiding is gebleken, om de spanning tot

[pagina 142]
[p. 142]

een prikkeling, - en wat een misselijke! - te maken. Maar dat zulke onmogelijke lektuur als laatstgenoemde bestaat en floreert, ten koste vooral van de jongeren, - zoodanig zelfs, dat b.v. een Frederick Dey, de schepper van ‘Nick Carter’, er zijn half millioen frank op één jaar aan wist te verdienen, - en dat ze, getuige zekere openbarende zittingen van kindertribunalen, noodlottig inwerkt op de verbeelding van de jonge lezers, dat moet ons aansporen tot omzichtigheid bij onze aanbevelingen.

En al zeker luidt dan als eerste wensch: laat de kinderen niet te vroeg met het lezen van Jules Verne, Gustave Aimard en in 't algemeen van grootscheeps aangelegde avontuurlijke verhalen beginnen. En als tweede: beperk zoo mogelijk tot een minimum het aantal werken van dezen aard, die ge hun ter beschikking stelt.

Daar kon nog een derde wensch bij: maak, zoo ge werkelijk een stukje intellektueele leiding voert, Jules Verne en de anderen tot een gelegenheid om bij de jeugd belangstelling te wekken voor werkelijke reizen, volkenkundige beschrijvingen, historisch getrouwe levensverhalen, dier- en plantkundige schetsen en beelden, zooals er meer dan toereikend bij de hand zijn.

Deze wenschen indachtig vinden we 't best, dat kinderen van 12 jaar en ouder met Jules Verne's ‘De reis om de wereld in tachtig dagen’, ‘Michael Strogoff’, ‘Een leerschool voor Robinsons’, ‘Twee jaar vacantie’, Op weg naar Frankrijk’, en zelfs met het al te omvangrijke, inhoudzware ‘De kinderen van kapitein Grant’ (alle bij ‘Elsevier’, Amsterdam) kennis maken; Verne heeft een mooie dozis idealisme, een rijke verbeelding en, trots het verouderd of praktisch

[pagina 143]
[p. 143]

onhoudbaar gebleken zijn van zekere zijner zg. wetenschappelijke voorstellingen, een vooral voldoend boeiende gave van vertellen om het jonge volk opgewekt, alle werelddeelen door, op reis te houden. - Van Gustave Aimard en Fenimore Cooper, die, de eerste in de savanna's, de laatste onder de Indianen een aantal jaren doorbrachten, mag erkend dat ze beiden hun onderwerpen bizonder aanschouwelijk hebben uitgewerkt, al nemen ze wel partijdig het standpunt van den superieuren blanke in; maar Cooper is ruimer kultuurmensch dan Aimard en heeft ook niet telkens zegevierende gevechten van één tegen honderd, hinderlagen en skalpeeringen, massa-moorden en onmogelijke toevalligheden noodig om het wilde leven der inlanders welsprekend uit te beelden. Van Cooper kunnen voor den hiervoren bedoelden leeftijd wel ‘Padvinder en Lederkous’, ‘De laatste der Mohikanen’, ‘Conanchet’, ‘De wilddooder’ en ‘De roode vrijbuiter’ (alle bij Holkema en Warendorf, Amsterdam) aanbevolen. Van Aimard durven we nauwelijks, en dan vooral voor de ouderen, ‘De pelsjagers van de Arkansas’ en ‘De Goudkoorts’ (Bolle, Rotterdam) vermelden. - Met Paul d'Ivoi, echter, komen we weer dichter bij Jules Verne te staan, althans in dien zin, dat hij ook gaarne zijn helden meeneemt, de heele wereld rond en daarbij zijn uiterst rijke verbeelding meester laat; maar d'Ivoi, getuige zijn beste werken ‘Met een kwartje de wereld door’, ‘De neef van Lavarède’, ‘Jean Fanfare’ (‘Elsevier’, Amsterdam), houdt van veel dolzinniger en krasser prikkelende avonturen, zoodat hij alleen voor meer ervaren lezers gelden kan.

Over Wörishoffer, May en de anderen, hoe aanlokkelijk hun proza voor zekere jongeren wezen moge,

[pagina 144]
[p. 144]

handelen we liever niet, ondanks de ware campagne ten goede van Karl May b.v., die in den laatsten tijd zekere bladen heeft beziggehouden. Beter achten we het, ons tot kenschetsing van deze soort lektuur een opnbarend lijstje te herinneren, waarin, aan de hand van een artikel in ‘Feierabend’ (1921, nr 6), wordt medegedeeld hoeveel honderden menschen in één enkelen roman van May neergeschoten, geskalpeerd, vergiftigd, doodgestoken, doodgeslagen, verdronken, gemarteld, doof gemaakt, ontvoerd en op tien andere wijzen mishandeld worden, - net als in een aantal bioskooptooneelen, waar het onontwikkeld volk zich zoo gaarne aan overprikkelen gaat.

We wenden ons dus af van dergelijke onmogelijke lektuur en houden ons bij de andere, minder gewaagde avontuurlijke verhalen.

En daar is dan niet Jules Verne, met een paar naast hem vernoemden, het prototype van, maar wel Daniel Defoe, de auteur van den zeer ouden, maar eeuwig jong en frisch gebleven ‘Robinson Crusoe’.

Over de groote waarde hiervan, - althans, in een volledige, vertrouwbare Nederlandsche bewerking, als die van Goeverneur (Holkema en Warendorf, Amsterdam) en van Beversluis (De Haan, Utrecht), - meenen we niet te moeten uitweiden. Alle jonge menschen kennen of moeten kennen het avontuurlijk verhaal van Robinson, die op zijn verlaten eiland zich alleen door het leven helpt, dank zij zijn dikwijls nijpenden nood, zijn vruchtbare verbeelding en zijn noesten wil. Het boek heeft zich tot nog toe, gelukkig, in een oneindig groot aantal uitgaven mogen verheugen, - waarbij meestal de geloofszaak, die in de tweede helft om het hoekje komt kijken, tot de minst storende verhoudingen wordt teruggebracht, - maar deed, wat minder

[pagina 145]
[p. 145]

gelukkig is, een lange reeks zg. Robinsonaden ontstaan, waaronder alleen Johan Wijss' ‘De Zwitsersche Robinson’ (Holkema en Warendorf, Amsterdam), die een heele dominé-familie op een verlaten eiland nederzet, en Herbert Strang's ‘De meisjes Robinson’ (De Haan, Utrecht), die met drie meisjes hetzelfde avontuur herhaalt, eenige aanbeveling verdienen.

Buiten Defoe's werk en al die Robinsonaden om en zonder over te slaan tot het genre van Jules Verne en zijn navolgers, kan echter een rijkdom aan boeken vermeld, waarin het avontuur een hoofdrol blijkt te vervullen.

Reeds vroeger hadden we het, in verband met kunstsprookjes en wonderverhalen, over Cervantes' ‘Don Quichotte’, Swift's ‘Gullivers reizen’, Raspe's ‘Avonturen van Baron von Münchhausen’ en bloemlezingen uit de ‘Duizend-en-één-nachtvertellingen’. En ten slotte, wat doen die anders dan vooral het avontuurlijke op den voorgrond stellen?

We noemden, onder de werken over huis- en kinderleven, een aantal boeken van Johan Kieviet en Mark Twain. En eigenlijk, waar ontleenen ze, bij de lezende jeugd, hun grooten bijval aan, zooniet aan de avontuurlijke gebeurtenisjes die het leven van hun helden kenmerken?

En zoo we straks een kijkje nemen in de aardrijks-en volkenkundige en de historische, ja, ook in de natuurwetenschappelijke verhalen, zal dan niet blijken hoe nogmaals het avontuur één der groote elementen van belangstelling bij de jongeren, - vooral dan bij de jongens, - uitmaakt?

We willen maar zeggen: Jules Verne en die anderen hoeven niet als onontwijkbare behoefte aanvaard

[pagina 146]
[p. 146]

te worden voor alle kinderen, die van het avontuurlijke houden; daar is, buiten hun werk, een overvloed aan stof voorhanden, die kan bevrediging geven aan alle jongelui, die nog niet overprikkeld blijken.

Tot zulke stof behooren b.v. de verhalen van Kapitein Marryat, die meestal het leven en de avonturen ter zee uitbeelden, zooals ‘Pieter Simpel’, ‘Stuurman Flink’, ‘Jacob Eerlijk’, maar ook wel te land spelen, zooals ‘De landverhuizers van Canada’, ‘De kinderen van het woud’ (Holkema en Warendorf, Amsterdam), en telkens bizonder onderhoudend zijn, wegens hun levendige voorstelling van toestanden en handelingen en den humoristischen kijk waarmede de auteur, zelf een extra bereisd kapitein ter zee, ze heeft waargenomen. Aanbevelenswaardig zijn ook de avonturenverhalen van Lucien Biart, die eenerzijds op zee, anderzijds in Amerika, vooral in Mexico, spelen en waarvan de beste zijn ‘Unac de Indiaan’, ‘Lucia d'Avila’, ‘Lotgevallen van een jeugdigen natuuronderzoeker’ (Bolle, Rotterdam); erge verwikkelingen of intriges treft men bij Biart zoomin als bij Marryat aan, - en dat behoort mede tot hun mooie verdiensten. Van dezelfde school, eindelijk, zijn nog Walter Christmas' ‘Wonderlijke avonturen van twee Deensche jongens, met zijn vervolgstukken ‘Stuurman Most’ en ‘Koning Most’ (Kluitman, Alkmaar) en Werumeus Buning's letterkundig hooger staande, vooral voor oudere kinderen geschikte ‘ Marineschetsen’ in zes deeltjes (Bolle, Rotterdam).

Maar eigenlijk konden we wel voortgaan, nu we het leven te land en ter zee, meer of minder avontuurlijk uitgebeeld, aan 't bespreken zijn. Want wat kon weeral niet gezegd o.a. van die speciale lektuur, die men padvindersverhalen pleegt te noemen en waar-

[pagina 147]
[p. 147]

toe Chris van Abkoude, Kees Valkestein, Johan Been en anderen (hun bijdragen hebben geleverd! Ze principieel verwerpen doen we niet; degelijk opgevat hebben padvinderij en kampeering hun opbouwende waarde. Maar het onderwerp, dat nu nog aktueel is, heeft reeds aanleiding gegeven tot heel wat schrijvelarij, zoodat we daar bovenuit ternauwernood enkele verhalen kunnen lezenswaardig achten. Hiertoe behooren dan Johan Been's ‘Kakkerlak bij de padvinders’ (Kluitman, Alkmaar), Kees Valkestein's ‘Met de padvinders op avontuur’, ‘Het bivak van den Ratelslang’ en ‘In de naftabus’ (De Haan, Utrecht) en, buiten het vele verwerpelijke van Chris van Abkoude om, diens nog behoorlijke ‘De padvinders van Duinwijk’ en ‘De Otters’ (Kluitman, Alkmaar).

Daar is dus middel om veler verschillende voorliefde te gemoet te treden en dit op zulke wijze te doen, dat die voorliefde niet ontaardt in een éénzijdige, ziekelijke neiging, die den goeden smaak, voor zoo ver die bij de jongeren reeds in vorming is, vertroebelt en reddeloos verloren helpt.

Men wende dan dit middel ten goede aan, indachtig het feit, dat de groote meerderheid onder de jongelui, zoo meisjes als jongens, na hun veertiende jaar, d.i. na voleinding hunner lagere studiën, alleen op zichzelf zijn aangewezen om zich, - met medehulp vooral van het boek, - tot ontwikkelde, evenwichtige, helder denkende en zuiver aanvoelende volwassen menschen op te werken.

[pagina 148]
[p. 148]

Aan te bevelen avontuurlijke verhalen.

Abkoude, Chr. van. De padvinders van Duinwijk (Kluitman).
id. De Otters (id.).
Abramsz, S. Wilskracht (Becht).
Aimard, G. De pelsjagers van de Arkansas (Bolle).
id. De goudkoorts (id.).
Been, J. Kakkerlak bij de padvinders (Kluitman).
Biart, L. Unac de Indiaan (Bolle).
id. Lucia d'Avila (id.).
id. Lotgevallen van een jeugdigen natuuronderzoeker (id.).
Buning, W. Marine-schetsen, I-VI (id.).
Cervantes Saavedra, M. de. (zie hfst. VIII).
Christmas, W. Wonderlijke avonturen van twee Deensche jongens (Kluitman).
id. Stuurman Most (id.).
id. Koning Most (id.).
Cooper, F. Padvinder en Lederkous (Van Holkema en Warendorf).
id. De laatste der Mohikanen (id.).
id. Conanchet (id.).
id. De wilddooder (id.).
id. De roode vrijbuiter (id.).
Defoe, D. Robinson Crusoe (bew. Goeverneur (Holkema en Warendorf).
id. Robinson Crusoe (bew. Beversluis) (De Haan).
Grant, Allen. Met een dubbeltje de wereld door (Bolle).

[pagina 149]
[p. 149]

Ivoi, P. d'. Met een kwartje de wereld door (‘Elsevier’).
id. De neef van Lavarède (id.).
id. Jean Fanfare (id.).
Kieviet, J. (zie hfst. XI).
Louwerse, P. Snakerijen van Tijl Uilenspiegel (Van Belkum).
Marryat, F. Pieter Simpel (Holkema en Warendorf).
id. Stuurman Flink (id.).
id. Jacob Eerlijk (id.).
id. De landverhuizers van Canada (id.).
id. De kinderen van het woud (id.).
Raspe, R. (zie hfst. VIII).
Strang, H. De meisjes Robinson (De Haan).
Swift, J. (zie hfst. VIII).
Twain, M. (zie hfst. XI).
Valkema Blouw. Op zoek naar de schatten van Bidoux (Brusse).
id. Het eiland der apen (id.).
id. Kardon, een moderne Rob. Crusoe (id.).
Valkestein, K. Met de padvinders op avontuur (De Haan).
id. Het bivak van den Ratelslang (id.).
id. In de naftabus (id.).
Verne, J. De reis om de wereld in tachtig dagen (‘Elsevier’).
id. Michael Strogoff (id.).
id. Een leerschool voor Robinsons (id.).
id. Twee jaar vacantie (id.).
id. De kinderen van kapitein Grant (id.).
id. Op weg naar Frankrijk (id.).
Vletter, A. de. Zeven jongens en 'n ouwe schuit (Kluitman).
Wijss, J. De Zwitsersche Robinson (Holkema en Warendorf).


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken