Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 75]
[p. 75]

Dertiende hoofdstuk
De verwisseling der Ringen.

Ernest van Colmar, de held, die naast Roze Kate eene zoo belangrijke rol in dit verhaal te vervullen heeft, zocht zijne legerstede op, en kon eindelijk in den slaap eenige uren rust vinden.

Toen hij 's morgens uit zijne tent in het bosch trad, vond hij naast den ingang eenen soldaat, die hem melde dat Zitzka, de hoofdman, hem wachte.

Ernest van Colmar volgde hem.

Het ontbijt was in de tent van den aanvoerder gereed gezet.

Aan tafel zaten Satanaïs en het Bohemersopperhoofd die gansch van zijne wonden hersteld scheen, en in vriendelijk onderhoud met Satanaïs gewikkeld was.

Hij verzocht zijnen gast aan tafel plaats te nemen, en toonde zich gedurende het eetmaal uiterst vriendelijk en minzaam jegens Ernest van Colmar, die zijne oogen met moeite van Satanaïs afwenden kon.

De gelijkenis tusschen haar en Etna was al te treffend om niet door den ridder met de grootste verwondering gadegeslagen te worden.

Zelfde houding, zelfde leest, zelfde uitdrukking, dezelfde geheimzinnige aantrekkingskracht welke u tegenstraalde.

Alleen de kleur der huid en der haren verschilde, en dat verschil ging van den dag tot den nacht.

Zitzka sloeg den ridder opmerkzaam gade en 't was wel als bespiedde hij op diens gelaat de gewaarwordingen, die er zich op afwisselden.

De uitslag van Zitzka's onderzoek moest bevredigend wezen, want de harde blik van zijn eenig oog glansde van tevredenheid.

Geen enkel woord werd er gespoken over het gebeurde van den afgeloopen nacht.

- Ik hoop, sprak Zitzka, dat gij ons het genoegen en de eer

[pagina 76]
[p. 76]

doen zult op uw besluit van gisteren terug te komen en eenige dagen bij ons te blijven.

- Hoe gaarne ook ik dit vriendelijk en vereerend aanbod zou aannemen, is mij dit, om uiterst gewichtige redenen, volstrekt onmogelijk.

Ik moet heden morgen naar Brussel vertrekken.

Ondanks de pogingen die Ernest van Colmar deed, om aan den indruk te weerstaan die de aanwezigheid van Satanaïs op hem uitoefende, kon hij toch den aandrang niet meer weerstaan eenen blik op de zonderlinge, schoone zwarte vrouw te werpen. Zijne blikken ontmoetten de hare, en 't scheen hem dat hij daarin het verwijt las, zoo spoedig te vertrekken.

Even snel echter bleek het dat hij zich moest vergist hebben, want Satanaïs stond op, zeggende:

- Vermits de Heer van Colmar volstrekt vertrekken moet, laat ik u beiden alleen, want ik vermoed dat gij samen te onderhandelen hebt.

- Een oogenblikje, Satanaïs, sprak Zitzka, wilt ge mij den steun van uw vriendelijk woord niet verleenen om onzen gast aan te sporen een paar dagen bij ons te blijven?

- Indien de heer Ernest van Colmar ons verzoek wilde inwilligen, zou zulks voor mij eene innige voldoening wezen, antwoordde Satanaïs, eenen smeekenden blik op den jongen ridder werpende.

- Het doet mij inderdaad innig leed uw verzoek te moeten afwijzen, sprak van Colmar met ontroering in de stem, ik moet vertrekken.

- Het zou inderdaad onbescheiden zijn van onzentwege langer aan te dringen, zei Satanaïs, en het scheen van Colmar dat er eene diepe droefgeestigheid in haren toon lag.

- Ik hoop nochtans, zoo ging Satanaïs voort, dat de heer ridder ons in eene andere omstandigheid met een min kortstondig bezoek zal gelieven te vereeren.

- Wees overtuigd, Jonkvrouw, haastte zich van Colmar te antwoorden, dat ik de eerste gelegenheid zal te baat nemen om van uw vriendelijk aanbod gebruik te maken.

- Uwe Excellentie zal steeds welkom wezen in ons kamp, sprak Satanaïs opstaande, en, na Ernest van Colmar de hand tot afscheid gedrukt te hebben, verliet zij de tent.

Als het voorhangsel achter haar was neergevallen, was het

[pagina 77]
[p. 77]

van Colmar te moede, als ware de zon achter eene wolk verdwenen.

Hij bedwong echter spoedig de opwelling zijns harten, want met Zitzka had hij ernstige zaken te bespreken.

 

* * *

 

Wat werd er tusschen Ernest van Colmar en den hoofdman der Bohemen besproken?

De loop van dit verhaal zal ons zulks spoedig verklaren.

Alvorens de twee mannen echter afscheid van elkander namen, zei Zitzka:

- Wie weet in welke omstandigheden wij elkander weldra zullen ontmoeten. Misschien staan wij dan tegenover elkander als vrienden, wellicht echter als vijanden.

Dit zij echter plechtig tusschen ons afgesproken, dat wij in het laatste geval steeds als edelmoedige vijanden handelen zullen.

Veroorloof mij, dat ik u, alvorens te scheiden, eene kleine herinnering late als blijk van de hooge achting en de innige vriendschap die ik voor u koester. Heb de goedheid dezen ring aan te nemen en hem te dragen; 't zal voor, mij eene innige voldoening wezen te weten, dat ik u alzoo eenen blijk van erkentenis gegeven heb voor den gewichtigen dienst mij door u bewezen.

Dit zeggende had Zitzka den ring, een juweel van hooge waarde, van zijnen vinger getrokken, en bood hij dezen van Colmar aan.

- Ik aanvaard uw geschenk, zei de ridder, op voorwaarde dat gij dezen ring van mij als herinnering aannemen wilt.

Terzelfdertijd trok hij eenen prachtigen zegelring van zijnen vinger en gaf hem aan den Bohemersaanvoerder.

- Vermits gij zulks verlangt zou het dwaasheid van mijnentwege zijn te weigeren.

Toen de twee ringen verwisseld waren, ging Zitzka op strengen toon voort, die aan te duiden scheen dat hij iets aan den ridder verbergen wilde; maar hem toch voor een mogelijk gevaar op zijne hoede wilde stellen:

- Gij reist, zei hij, in een land dat in de huidige omstandigheden vrij woelig en onveilig is.

Daarenboven zijt gij gelast met eene zending die u aan menigvuldige wederwaardigheden blootstelt. Ik hoop en ik wensch uit den grond mijns harten, dat gij in die zending tot uwe

[pagina 78]
[p. 78]

grootste voldoening gelukken zult; doch, geen mensch ter wereld kan zeggen, op het oogenblik dat hij spreekt, wat er in den volgenden minuut gebeuren zal. Zoo dan, mochtte het gebeuren dat gij u op zeker oogenblik in eenig gevaar bevondet, dat gij u omringd zaagt van vijanden, dan kon het geschieden dat de ring, dien gij aan uwen vinger komt te steken, voor u een talisman zij.

In alle geval, wanhoop nooit zoolang gij niet op alle wijzen beproefd hebt, u bij middel van dezen ring te redden.

Ernest van Colmar had met spannende aandacht naar de zonderlinge woorden van den hoofdman geluisterd. Het was hem duidelijk dat deze hem iets verborg en dat de gevaren, waarvan hij sprak, hem volstrekt niet onwaarschijnlijk, zelfs niet onbekend schenen.

- Maar, vroeg hij, toen Zitzka met spreken ophield, hoe zal ik het aanleggen om op een gegeven oogenblik de kracht van den zonderlingen ring te beproeven?

- De wederwaardigheden des levens kunnen u in den kerker brengen, of u in handen van vijanden doen vallen die dorst naar uw bloed hebben.

- God verhoede zulks, onderbrak Ernest van Colmar, getroffen door den toon van neerslachtigheid, waarop Zitzka die laatste woorden sprak.

- Ja, God verhoede dat, doch zijne besluitselen en inzichten zijn vaak voor ons, nietige stervelingen, ondoordringbaar, en ik herhaal het, niemand ergens is zeker van het uur dat volgen moet.

Gebeurde het u dus in de gevaren te verkeeren die ik aanhaalde, laat dan, als bij louter toeval, den ring dien gij draagt voor de oogen schitteren dergenen die uwe veiligheid in handen hebben. Ik hoop dat ik mij thans duidelijk genoeg heb uitgedrukt.

- Ik begrijp zeer goed wat gij te zeggen komt, antwoordde Ernest van Colmar, en ik bedank u uit het diepste mijns harten voor dezen nieuwen blijk uwer welwillende gevoelens ten mijnen opzichte.

Het spijt mij inderdaad zoo spoedig van eenen zoo goeden vriend te moeten afscheid nemen, sprak van Colmar opstaande, doch plicht gaat voor vriendschap.

Daarop reikte hij Zitzka de hand.

Deze hield ze geruimen tijd in de zijne geklemd en drukte ze met hartelijkheid.

[pagina 79]
[p. 79]

- Wij zien ons spoedig weder, zei hij, kom thans voort, ik wil u tot bij den rand van 't bosch vergezellen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken