Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Een en twintigste hoofdstuk.
De witte Dame.

Wat in die onderaardsche gevangenis voorviel met de twee broeders, hebben onze lezers vernomen in den aanvang van dit verhaal. Wij verlieten ze in de Folterkamer, juist op het oogenblik, dat zij op zulke onverwachte als geheimzinnige wijze aan hunne bewakers ontsnapten.

Toen zij, trouw de aanbevelingen van het geheimzinnige briefje volgend, langs de verborgene deur aan Cornelis Dirix en de beulen ontsnapten, stonden zij in een tamelijk ruim vertrek, flauw verlicht door eene zilveren hanglamp, die met drie kettingen van hetzelfde metaal aan de zoldering bevestigd was.

Ik vreesde, zoo zette Hernam zijn verhaal voort, dat wij slechts aan het eene gevaar ontsnapt waren om in een ander, misschien veel grooter te vallen, en dat onze zoogezegde vlucht niet anders dan eene verfijning van marteling worden zou, daar wij wellicht weer spoedig zouden in de handen onzer vervolgers zouden vallen.

Op ditzelfde oogenblik echter werd eene deur geopend, en wij zegen eene vrouw, gansch in 't wit gekleed, op ons toetreden.

- Jongelingen, sprak de dame met zachte stem, weest welkom in dit onderaardsche gevang.

Ik kan u, voor het oogenblik althans, niet in vrijheid stellen. Gij zijt van de aarde verdwenen en dood voor uwe naastbestaanden en vrienden. Ik heb u van eenen gewissen

[pagina 140]
[p. 140]

dood gered en zou mij zelve, en ook u, aan de grootste gevaren blootstellen zoo ik u thans vertrekken liet.

Ik hoop echter dat het mij gelukken zal uw verblijf, in deze onderaardsche woning, een weinig te veraangenamen.

- Mevrouw, riep Koenraad toen, eene knie ten gronde buigend mijn broeder en ik, zijn u ten hoogste dankbaar voor den onschatbaren dienst ons door u bewezen.

Beiden zijn wij bereid u ons leven ten offer te brengen, indien zulks door u verlangd werd.

- Voor het oogenblik, hernam de witte dame, kunnen wij slechts den loop der gebeurtenissen afwachten. Doch, wie weet of niet eens het uur komt dat ik uwe degens noodig heb.

- Mevrouw, antwoordde ik, reken onvoorwaardelijk op onze erkentenis.

In afwachting dat het ons gegund zij u die in daden te bewijzen, willen wij geduldig en hoopvol de toekomst, afwachten.

- Hoop, zuchtte de dame, is het kenteeken der jeugd, en het zou eene misdaad zijn u niet te zeggen dat gij reden hebt tot hopen.

Wij hadden den tijd niet op deze troostvolle woorden te antwoorden, want op dienzelfden stond werden vier deuren geopend, die wij tot dan toe niet bemerkt hadden.

Door die deuren traden langs eene zijde ongeveer een tachtigtal mannen binnen, allen in 't zwart gekleed; langs de andere zijde nagenoeg een zelfde getal vrouwen die, even als de dame, onze redster, in het wit waren gekleed.

Allen traden naar de Witte Dame en groetten haar met eerbied.

Aller gelaat was droef en bleek, doch gelatenheid sprak uit hunnen droefgeestigen blik.

't Waren slachtoffers door de Witte Dame aan de Bronzen Vrouw onttrukt.

Allen verdwenen daarna even geheimzinnig als zij gekomen waren.

- Volgt mij, sprak nu de Witte Dame, ik zal u naar eene kamer brengen, waar gij spijs en drank vinden zult, en waar gij van den uitgestanen angst en vermoeienissen kunt uitrusten.

Nu bracht ons de Dame in een ruim vertrek, waarin eene gedekte tafel stond met allerlei dranken en spijzen beladen.

Na ons een aangrenzend vertrek te hebben aangewezen, waarin

[pagina 141]
[p. 141]

een bed was gereed gemaakt, wenschtte ons de Witte Dame eene goede rust en verdween.

Uwe Excellentie zal licht begrijpen, dat onze slaap noch vast, noch rustig was. Na een paar uren op het bed te hebben rondgewoeld, stond ik op.

Koenraad volgde weldra mijn voorbeeld. Wij kleedden ons aan en besloten de onderaardsche woning, die zeer ruim moest wezen, aangezien zij meer dan twee honderd personen scheen te huisvesten, te doorzoeken.

Het geheim, dat ons omgaf, drukte ons pijnlijk, en, al bevonden, wij ons veilig onder de hoede der Witte Dame, konden wij toch maar slecht berusten in de gedachte, dat wij in dit onderaardsch verblijf een gedeelte van ons leven zouden doorbrengen.

Wij stonden gereed de kamer te verlaten toen een der in 't zwart gekleede mannen verscheen en ons meldde dat het ontbijt was opgediend.

Even als daags te voren vonden wij de tafel gedekt, doch wij zagen buiten den persoon, die ons kwam roepen, niemand in de kamer.

Die persoon, een man van middelbaren leeftijd, bleef op eenigen afstand naast de deur staan.

Hij was waarschijnlijk gelast voor den dienst te zorgen, want toen wij het ontbijt genuttigd hadden, ontruimde hij de tafel en legde daarop weldra een hoop boeken, ons aldus aanduidende, dat wij het vertrek niet moesten verlaten, en in de lezing een middel konden zoeken om den tijd te korten.

- Herinnert u de belofte en uw woord aan de Dame gegeven, antwoordde hij, toen wij hem vroegen of het ons niet veroorloofd was buiten de ons aangewezen vertrekken te treden.

Wij begrepen dat alle verder aandringen onbescheiden zou wezen, en wij wachtten geduldig de gebeurtenissen af, die volgen zouden.

Zoo verliepen twee of drie dagen, want het begrip van tijd ontsnapte ons spoedig in die sombere woning, waar eeuwige duisternis heerschte, toen de zwarte bediende ons melden kwam dat de Witte Dame ons wenschte te spreken.

Wij volgden de zwarte bode met kloppend hart.

- Mijne jonge vrienden, ik ontving, u betreffende, eene uiterst belangrijke opdracht. Men vraagt dat gij beiden onmiddellijk wordet in vrijheid gesteld, daar uw meester, Zijne Excellentie ridder Ernest van Colmar, uwe diensten dringend noodig heeft.

[pagina 142]
[p. 142]

Hij zelf verkeert op dit oogenblik in groot gevaar, en gij alleen kunt zijne redders worden.

Gij kunt, zoo zette Herman zijn verhaal voort, u onze verbazing en ook onze vreugd voorstellen bij het hooren dezer woorden.

- Gij zult dus onmiddellijk vertrekken en de vrouw volgen, die gij bij het verlaten dezer schuilplaats, vinden zult.

Doet, wat zij u, in 't belang van uwen meester en van u zelven, aanraden zal; en vooral, vergeet nooit, dat gij honderde, slachtoffers aan het verschrikkelijkste noodlot zoudt prijs geven, indien gij door een enkel woord verraadt wat met u gebeurd is.

Gaat thans en bedankt mij niet. Spoedig komt misschien de tijd dat gij mij uwe dankbaarheid beter dan in woorden zult kunnen betuigen; gaat, en dat God en de heilige Maagd u beschermen!

Hierop gaf de Witte Dame een teeken. Twee der zwarte mannen naderden en verzochten ons hen te volgen.

Wij bogen voor de witte vrouw en verlieten de kamer.

De zwarte mannen gingen ons voor door eindelooze gangen en zalen tot dat wij eindelijk onder een zeer smal gewelfsel kwamen, waarin het zelfs onmogelijk was, met twee naast elkander te gaan.

't Duurde nochtans niet lang of wij stonden buiten!

't Was nacht, doch dank het bleeke maanlicht, dat door de takken der hooge boomen viel, konden wij waarnemen dat wij ons ergens op eene plek in een bosch bevonden.

Roerloos bleven onze twee geleiders een oogenblik staan.

Wij volgden hun voorbeeld, vol verwachting voor 't geen gebeuren zou.

Eensklaps klonk op eenigen afstand het eentonig geroep van den koekoek.

Dit geroep herhaalde zich driemaal.

De derde maal echter klonk het zeer dicht bij de plaats waar wij steeds onbeweeglijk stonden, en nu herhaalde één der zwarte mannen datzelfde geroep zoo volmaakt als de koekoek dat zelf kan!

Bijna op hetzelfde oogenblik zagen wij eene menschelijke gedaante die haastig naar ons toetrad.

- Wie daar? vroeg een der zwarte geleiders fluisterend.

- Vriendenvolk, antwoordde de nadertredende op denzelfden toon.

- Wat zoekt gij?

[pagina 143]
[p. 143]

- De rechtvaardigheid.

- Wat wilt ge?

- Wraak!

- Treed nader.

Een oogenblik later stond de nieuw aangekomene bij ons, naast den ingang der geheime onderaardsche woning.

- Zijn dit de twee schildknapen van ridder van Colmar? vroeg de vrouw; want eene vrouw was het, die zoo geheimzinnig bij ons verschenen was.

- Ja, antwoordde één onzer geleiders, wij hadden last ze tot u te voeren. Hier zijn ze, onze taak is volbracht. Goeden nacht.

- Goeden nacht, antwoordde de vrouw, waarna de twee zwarte mannen in de opening verdwenen.

- Volgt mij, sprak de vrouw, en zonder verder nog een woord te spreken ging zij ons vóór, naar eene plaats in het bosch waar wij onze eigene paarden terugvonden!

- Stijgt te paard en volgt mij op eenigen afstand. Wat ook gebeure, dien afstand zult gij steeds houden.

Alleen wanneer gij ziet dat ik blijf staan zult gij nader komen.

Wij volgden letterlijk de aanbevelingen der vrouw, en zoo hadden wij, na een paar uren, het onuitsprekelijk geluk u te ontmoeten en uwe vijanden te zien heenvlieden, als hadden zij den kwade gezien.

Toen Herman zijn verhaal geeindigd had, bleef Ernest van Colmar geruimen tijd in diepe gedachten verzonken.

Eensklaps stond hij op.

- Morgen zullen wij eene beslissing nemen, zei hij, en, de beide jongelieden een goeden nacht wenschend, gaf hij dezen te kennen dat het onderhoud voor heden was afgeloopen.

Herman en Koenraad verlieten de kamer van hunnen heer, en een half uur later scheen De Gouden Anker in de diepste rust gedompeld.

't Scheen, zeggen wij, want er waren verscheidene personen, die er hoegenaamd niet dachten aan slapen of rusten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken