Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 236]
[p. 236]

Twee en veertigste hoofdstuk
Het Witte Huis

In eene prachtige zaal, schitterend van goud en zilver, zat de baronnes van Hamelen, eene veertigjarige vrouw die nog in al den glans harer wonderbare schoonheid was.

Zij blikte gedachtenvol in de flakkerende vlammen van den vuurhaard, toen zij uit die mijmering eensklaps getrokken werd door het openen eener deur.

Voor haar stond een ons zeer bekend persoon, Joris, de valsche eremijt.

- Reeds terug? riep de baronnes op den toon der grootste verwondering als zij den binnentredende zag.

- Zooals ge ziet, antwoordde Joris somber.

- Hemel, er is een ongeluk gebeurd? gilde de baronnes. Gij ziet zoo bleek, zoo ontsteld, zoo angstig.

- Wat is er gebeurd? hijgde ze toen de eremijt haar sprakeloos bleef aanstaren.

- Iets zeer ernstig inderdaad.

- Hebben de twee schildknapen aan uwe waakzaamheid weten te ontsnappen?

[pagina 237]
[p. 237]

- Neen. Wellicht zullen die ons nu of nooit meer verontrusten, maar er is erger.

- Erger! Wat bedoelt ge? spreek toch in 's hemels naam.

- Ernest van Colmar, hun meester, die is nog in vrijheid en die is veel meer te duchten dan zijne onervarene schildknapen.

- Wat hebben wij dan zoo verschrikkelijks van dezen te vrezen, vroeg de baronnes die weer herademde.

- Alles.

- Maar hij vermoedt toch niets? vroeg de baronnes die weer door een onzeggelijk gevoel van angst bemeesterd werd.

- Ik vrees dat hij niet alleen iets vermoedt, maar dat hij op het punt is dit vermoeden tot zekerheid te zien overgaan.

De baronnes van Hamel werd bleek.

- Hij is onderricht, sprak Joris verder.

Boer Dirix heeft hem over een paar dagen in druk gesprek gezien met dien vervloekten bultenaar dien ze in 't dorp Heinke Haas noemen. Deze staat op vriendschappelijken voet met Judde-Marie en de gevolgtrekking schijnt mij niet moeielijk. Overigens, boer Dirix heeft Heinke gevolgd en zag hem, na zijne samenspraak met dien Ernest van Colmar, terug naar den kant van Judde-Marie loopen, zooveel hij loopen kon.

Sedert dien dag heeft de Oostenrijker alles in 't werk gesteld om ons spoor en onze inzichten te ontdekken en, dat hij hierin maar al te wel gelukt is, blijkt hieruit dat hij zich op dezen zelfden stond onder dit dak bevindt!

Hadde de bliksem voor de voeten neergevallen van de vrouw die wij als baronnes van Hamelen kennen leerden, dit zou geen heviger ontsteltenis bij haar hebben kunnen te weeg brengen.

- Hier? riep zij! hier en hoe gebeurde dat?

- Ik bid u, baronnes, geene nuttelooze uitroepingen. Het gevaar is althans in zooverre afgeweerd dat Ernest van Colmar in onze handen is en wij hem in onze macht kunnen houden zoolang ons zulks noodig mocht blijken, indien gij ten minste daartoe de noodige koelbloedigheid bewaart.

Ik heb u daarenboven nog over andere gewichtige gebeurtenissen te onderhouden.

Wij hebben nog een uur om te beraadslagen; want vóór middernacht kunnen wij niets uitvoeren.

De baronnes, die inmiddels weer een weinig tot kalmte gekomen was, leidde den eremijt nu naar een aanpalend klein ver-

[pagina 238]
[p. 238]

trek. De eremijt sloot zorgvuldig de deur achter zich en nam dan plaats in den zetel hem door de baronnes van Hamelen aangeduid.

- Ik luister thans naar hetgeen gij mij nog mede te deelen hebt, sprak ze eindelijk.

- Zeg mij eerst, bid ik u, vroeg de eremijt, wie uwer dienstboden ontbreekt?

- Mijner dienstboden? Geen enkel hoop ik, zei de baronnes.

- Geen enkel, zijt ge daarvan wel zeker?

- Ik meen ja.

- Dan bedriegt gij u.

- Ik begrijp u niet.

- Waar is Martha, de oude bespiedster?

- Sedert twee dagen zond ik haar op verkenning uit.

- Wanneer moest ze terug komen?

- Heden avond.

- Welnu dan zal het gemakkelijk zijn u te overtuigen; immers, voor 11 ure, moeten steeds alle onderhoorigen binnen de poort zijn.

Zonder verder het antwoord der baronnes af te wachten stond Joris op en ging naar eenen hoek van het vertrek. Hier hing eene belkoord waaraan hij verscheidene malen heftig trok.

Enkele minuten verliepen.

Toen trad er eene reeds bejaarde vrouw binnen die naast de deur staan bleef.

- Waar is Martha? vroeg de eremijt.

- Onze genadige meesteresse gelastte haar met eene boodschap.

- Die heden avond volbracht moest wezen.

- Inderdaad.

- Is zij binnen?

- Neen.

- Hoe laat is het?

- Kwaart na elven.

- Kan zij heden nog weerkomen?

- Behalve dat onze bevelen luiden dat na elf ure niemand der bedienden in of uit mag, moet ik doen opmerken dat Martha veel te stipt en te nauwkeurig is om ook maar vijf minuten na den bepaalden tijd op het kasteel terug te komen.

- Kent gij dit? vroeg Joris den kleinen dolk toonend.

[pagina 239]
[p. 239]

- Hemel! riep de verschrikte oude, dat is de dolk van zuster Mariette! Er kleeft bloed aan.

- En dit?

Joris toonde eenen tweeden dolk.

- Dit is de dolk van Martha, sprak de oude meer en meer ontsteld.

Ge kunt gaan, zei Joris.

De oude strompelde het vertrek uit en vergat zelfs, zoo zeer scheen ze verslagen, de deur achter haar toe te trekken.

- Wat beteekent dit alles? stamelde de baronnes.

- De oude Martha werd vermoord.

- Maar door wie?

- Door zuster Mariëtte, dat is klaar.

- Met welk inzicht? Heeft zij ons verraden? Waar gebeurde die misdaad?

Die vragen werden door de baronnes om zoo te zeggen gelijk gesteld.

- Het inzicht van Etna is mij tot nu toe onbekend.

Dat zij echter den gezworen eed zou verbroken hebben, geloof ik niet om redens die ik u straks zal doen kennen. Wat de plaats betreft waar de moord gepleegd werd, dit is een punt dat ik niet beantwoorden, noch ophelderen kon.

Wij vonden het lijk in de Zenne. Wellicht werd het een eind hooger op in de rivier geworpen en door het hooge water mede gevoerd tot bij de plaats waar wij het ontdekten. Zeg mij nu, zoo gij het noodig oordeelt, met welke zending gij Martha hadt uitgezonden.

- Zij had last zich van Angela Wildon meester te maken, die, zooals gij mij gemeld hebt, uwe samenspraak met Dirix en met den waard uit de afspanning in het bosch zou beluisterd hebben.

- Doemnis! riep Joris, zoodat die meid nu ook nog op vrije voeten loopt en haar misschien een deel onzer geheimen bekend zijn!

Laat ons die zaak nu echter voorloopig ter zijde laten en over iets anders spreken. Hoe kwaamt gij in aanraking met den persoon die zich Lodewijk van Habsburg noemen laat?

- Lodewijk van Habsburg! riep de baronnes opstaande terwijl een buitengewone glans uit hare oogen straalde, hoe weet gij......

- Baronnes, ik zeide het reeds, geene nuttelooze afwijkingen,

[pagina 240]
[p. 240]

noch vragen. Ik weet alles wat ik weten moet en ook dat gij den wolf in de schaapskooi gebracht hebt met dien Lodewijk van Habsburg hierheen te voeren.

- Ik deed het met de beste inzichten. Ik ontmoette hem bij het stadhuis en wist zijne opmerkzaamheid te wekken door behendig mijne beurs te laten vallen nadat ik den blinde onder, de poort, eenige geldstukken in den hoed geworpen had.

De jonge edelman, zooals ik voorzien had, raapte de beurs op en bracht ze mij terug, waarna ik hem natuurlijk mijn dank betuigde en, daarbij voegende dat ik tot nu toe de eer niet had hem te Brussel aan te treffen, antwoordde hij mij dat hij vreemdeling was en met eene zending bij het Hof gelast was. Dat ik zulks vermoed had zult gij wellicht reeds geraden hebben.

Verder wist ik de samenspraak derwijze te regelen dat hij de uitnoodiging aannam op het avondfeest dat ik voorgaf te willen geven, tegenwoordig te zijn. Hij kwam en, zoo wij van hem iets te duchten hebben voor onze berekeningen, zal hij voor immer onschadelijk worden gemaakt.

Zoo niet zal hij het feest bijwonen en met dankbetuigingen van ons afscheid nemen.

- Weet gij reeds wie hij is?

- Zooals ik zei weet ik alleen dat hij Lodewijk van Habsburg heet.

- Ik vrees wel dat hij meer van u weet dan gij van hem, zei Joris half toornig, half spottend.

- Waarom denkt gjj dat?

- Omdat hij u een valschen naam opgaf.

- Een valschen naam!

- Wel zeker.

- Kent ge dan zijn naam?

- Gewis.

- Joris, gij stelt mij op de pijnbank. Wie is hij eindelijk dan toch?

- Wie hij is zal u met verstomming slaan, baronnes, want al geeft hij zich ook uit voor Ernest van Colmar.....

- Ernest van Colmar! gilde de baronnes van Hamelen, en zij moest zich geweld aandoen om niet in bezwijming te vallen, zoo zeer ontstelde haar die onverwachte tijding.

- Neen, baronnes, zoo erg hoeft ge daarom niet te ontstellen, vooral daar ik u zei dat die naam toch ook zijn ware niet is.

[pagina 241]
[p. 241]

- Hij is in onze macht! riep de baronnes nu eensklaps met eene van woede trillende stem! Waarom ons langer verontrusten, en gij zelf Joris, vermits gij weet wie hij is, waarom aarzelt gij hem de straf van zijn verraad te doen ondergaan? Telkenmale dat een vijand of een bespieder in uwe handen viel, was uw besluit onmiddellijk genomen en uw vonnis werd op denzelfden stond uitgevoerd. Welke talisman beschermt dien Ernest van Colmar tegen U? Is het geen verklikker, geen schriftvervalscher bovendien, zooals gebleken is uit het onderzoek dat wij over hem in Oostenrijk deden inspannen?

Even ter neergeslagen als de baronnes van Hamelen daareven was, even opgewonden was ze op dit oogenblik.

Joris keek haar grijnslachend aan.

- Zoo zijn de vrouwen, sprak hij eindelijk minachtend de schouders ophalend. Gij vergeet dat deze Ernest van Colmar drager was van geloofsbrieven van het Keizerlijke Hof en dat de graaf van Oudburg de echte handteekens van die geloofsbrieven deed verdwijnen bij middel van eene hem bekende geheime bewerking.

- Wat beteekent dan het onderzoek door onze zendelingen in Oostenrijk gedaan?

- Dit onderzoek beteekent natuurlijk volstrekt niets, antwoordde Joris, ofwel onze mannen hebben ons om den tuin geleid, ofwel hebben zij zich zelven vergist.

- Dan zou Ernest van Colmar toch geen indringer zijn?

- Niet alleen is hij geen indringer, antwoordde Joris op plechtigen toon, maar hij heeft daarenboven het recht al de titels te dragen die hij opgeeft, zelfs die van Habsburg, maar nog een dozijn daarbij.

- Hoe weet gij zulks?

- De twee schildknapen, in de hoop aan mijne macht te ontsnappen, hebben mij zulks medegedeeld en zoo begrijp ik nu eindelijk een deel van de waarheid; door u zie ik gedeeltelijk het geheim dat hem omhult.

- Spreek, wie is dan toch die geheimzinnige machtige Oostenrijker?

Joris boog zich naar de baronnes en fluisterde haar eenige woorden in het oor.

- Thans begrijp ik uw dralen en uwe aarzeling, zuchte de baronnes. Een verschrikkelijk gevaar dreigt ons.

- Verschrikt u niet al te zeer op voorhand, sprak Joris, misschien had hij geen ander inzicht dan de aartshertogin

[pagina 242]
[p. 242]

Maria-Theresia terug te zien; misschien ook is hij op zoek naar zijne schildknapen, die hij kan veronderstellen hier te vinden.

- Wat gedaan?

- In elk geval moeten wij eerst weten welke drijfveer hem hierheen voerde alvorens wij iets te zijnen opzichtte beslissen kunnen. Gij moet derhalve een onderhoud met hem hebben.

- Het zij zoo, antwoordde de baronnes na enkele oogenblikken te hebben nagedacht; ik zal hem in de zaal der Vazen gaan vervoegen, doch zoo ge mij kort na middernacht hier niet terug ziet, zal dit het teeken zijn dat een groot gevaar ons boven het hoofd hangt.

- Dan hoeft ge enkel het gewone teeken te geven opdat ge mij onmiddellijk ter uwer hulp ziet snellen.

De baronnes stond op en, vastberaden, verliet zij het kleine vertrek om zich naar de zaal der Vazen te begeven.

In de aangrenzende zaal stond een schildknaap.

- Ermach, zoo sprak hem de baronnes aan, in plaats van den vreemden edelman, die mij in den avond tot hier vergezelde, naar de groote ontvangstzaal te leiden, zult gij hem naar de zaal der Vazen brengen.

De schildknaap boog, en begaf zich naar de zaal door zijne meesteres aangeduid.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken