Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Negen en veertigste hoofdstuk
Hoe Etna haar woord hield tegenover den edelman.

Een half uur na het afscheid tusschen het jonge meisje en den jongen ridder, klonk er een hevig geklop op de kamerdeur van den waard.

Dit kloppen, in 't geheimzinnig stil van den donkeren nacht, had iets naars, iets onheilspellends.

Verschrikt schoot de waard uit zijnen slaap op, en met van angst kloppend hart zat hij in het bed overeind, nog niet recht wetend of hij dat zonderling geluid alleen in zijnen slaap gehoord had, dan wel of er in werkelijkheid geklopt was geworden.

Niet lang duurde zijn twijfel, want bijna op hetzelfde oogenblik herhaalden zich de slagen, die bonzend door het stille huis dreunden.

- Wie daar? hijgde de waard.

- Doe open! klonk daarbuiten eene gebiedende vrouwenstem.

- Wat verlangt ge zoo laat in den nacht? vroeg de waard.

[pagina 271]
[p. 271]

- Open de deur, hernam de stem, het overige verneemt gij nader.

De waard deed zijne vrouw opstaan om de deur te openen en te vernemen wat er gaande was.

De waardin gehoorzaamde.

Nauw echter had zij de deur geopend of zij deinsde verschrikt achteruit.

Naast de deur stond tegen den muur geleund, eene jonge vrouwengestalte geheimzinnig door het weifelend nachtlicht beschenen.

Die jonge vrouw was Etna; haren en kleederen waren verward, het gelaat was aschgrauw en hare oogen, die als 't ware uit het gelaat dreigden te springen, stonden zoo strak en akelig, dat de waardin er waarlijk benauwd om werd.

- Zeg mij, jonkvrouw, sprak ze eindelijk, zeg mij, bid ik u, wat er gebeurd is.

- Zeg dat uw man opsta en mij onmiddellijk volge, antwoordde Etna op somberen toon.

De waardin deed wat haar geboden werd. De waard en zij zelve kleedden zich metterhaast.

Beiden gevoelden dat er iets verschrikkelijks op handen was, doch zij waren zoo zeer ontsteld dat geen hunner er aandacht zijne gevoelens aan eenander uit te drukken.

Maakt spoed, riep Etna van buiten in den gang.

- Wij zijn gereed, jonkvrouw, zei de waard uit zijne kamer tredend; doch, ik bid u, zeg ons wat de oorzaak is van dit nachtelijk tooneel. Zijn er dieven in huis?

- Vraagt niets en volgt mij onmiddellijk, zei Etna en terzelvertijd richtte zij zich naar de kamer die Ermach was aangewezen geworden.

Zij ging die kamer binnen, gevolgd door den waard en diens vrouw, nam de lamp van de tafel en, deze in de hoogte heffend, trad zij eensklaps voor het bed.

Het uitwerksel, op het echtpaar teweeggebracht, was ontzettend!

- Geen noodeloos gekerm, sprak Etna, geen geroep.

- Een moord! zuchtte de waard, en zijne knieën knikten.

- Een moord, gilde de vrouw, een moord in ons huis, in deze kamer!

- Ik ben de moordenares!..... sprak Etna zonder op die uitroepingen acht te slaan.

- Gij, jonkvrouw! riep de ontstelde waard, dat is immers onmogelijk!

[pagina 272]
[p. 272]

De man meende dat Etna door het afgrijselijke der gebeurtenis getroffen, plotselings krankzinnig geworden was.

De waardin was nu zoo hevig ontzet dat zij, de handen boven het hoofd samenslaande, roepend en kermend de kamer uitliep en den gang en het gansche huis met haar huilen vervulde.

De kreten ‘moord!’ ‘hulp!’ weergalmden akelig in het eenzame huis, en weldra stond alles in rep en roer, en weldra waren al de bewoners en de gasten op de hoogte van de verschrikkelijke gebeurtenis.

Wat Etna betreft, deze was naar hare kamer gegaan en sloot zich daar op in afwachting van de gebeurtenissen die volgen moesten.

Intusschen was de waard naar van Colmar's kamer geloopen. Met eenige woorden legde hij snikkend uit wat er gebeurd was en, zonder verder tijdverlies, zond hij een zijner knechten uit om burgemeester en overheden te gaan verwittigen.

Een ander der knechten kreeg hevel onder het venster der kamer van Etna op wacht te blijven staan en een derde werd van binnen in den gang voor de deur geplaatst.

Bij 't krieken van den dag kwam eene troep ruiters voor de herberg, aangeleid door den burgemeester.

Die ruiters waren, inderdaad, zooals Etna voorzien had, soldaten in dienst van Zitzka, aangevoerd door een officier.

De burgemeester, een aanhanger van Zitzka, verzocht den officier de knechten, door den waard op wacht gesteld, door twee van zijne manschappen te laten aflossen.

Daarna liet hij zich de kamer der misdaad aanwijzen en trad er binnen. Na een vluchtig onderzoek verzocht de burgemeester hem naar de kamer der jonkvrouw te brengen, die voorgaf den moord bedreven te hebben.

Etna zat in hare kamer, tusschen de twee dienstmeisjes Linda en Beatrix. Zij was hevig ontsteld en antwoordde niet op de vragen, noch op de vertroostingen der twee jonge meisjes. Hare oogen schitterden met zulken ongemeenen glans dat Linda en Beatrix ernstig bekommerd waren over den geestestoestand hunner jonge meesteres.

Toen de waard op de deur klopte en de burgemeester bevool dat men in naam der justitie openen zou, gebood Etna met een handgebaar den grendel weg te schuiven.

Linda ging en gehoorzaamde.

[pagina 273]
[p. 273]

Toen de burgemeester binnentrad stond Etna op en groette eerbiedig den binnentredende.

- Jonkvrouw, sprak de grijsaard, is het waar hetgeen mij bevestigd werd, dan zoudt ge in den afgeloopen nacht u schuldig erkend hebben van eene misdaad, zoo gruwelijk, dat men zich te vergeefs afvraagt hoe het mogelijk is dat den mensch zoo wreedaardig zijn kan.

- Men heeft u de waarheid gezegd, antwoordde Etna.

- Is het mogelijk! riep de burgmeester, gij.,.....

- Deze hand volbracht de misdaad, zuchtte Etna, terwijl zij de rechterhand ophief.

- Dan moet gij op ergerlijke wijze beleedigd geworden zijn, hernam de burgemeester.

- Dat was ook inderdaad het geval.

- Wat er ook van zij, ik ben verplicht u te verzoeken mij te volgen.

- Ik smeek u, gun mij een paar uren tijds, sprak Etna.

- Waarom dit uitstel?

- Ik heb voor heden, in deze herberg, eene samenkomst afgesproken met eene mijner bloedverwanten, de eenigste die mij op aarde duurbaar is. Indien gij mij dwingt onmiddellijk te vertrekken, vrees ik haar nooit meer weer te zien.

- Wie is deze bloedverwante?

- Mijne zuster.

- Mag ik niets naders over haar vernemen?

- Zij is alleen gekend onder den naam van Satanaïs.

- Satanaïs! riep de burgemeester, de zonderlinge jonge vrouw, die geruimen tijd in het legerkamp van den heldhaftigen Zitzka verbleef?

- Dezelfde.

- En is die uwe zuster? vroeg de burgemeester terwijl zijn blik met meer gevoel, met uitdrukking van diep medelijden op het jonge meisje rusten bleef.

- Ik ben inderdaad hare ongelukkige zuster, antwoordde Etna.

- Dan zal ik uwe bede inwilligen, hernam de burgemeester, want ik weet hoe groot de genegenheid is die Zitzka uwe zuster toedraagt.

- Dank, heer burgemeester, dank voor dit blijk van deelneming en genegenheid.

Mag ik thans nog een verzoek doen?

[pagina 274]
[p. 274]

- Spreek, wat niet tegenstrijdig is met mijne ambtsplichten is u op voorhand toegestaan.

- Gelief dan last te geven aan de wachten die mij bewaken, mijne zuster te laten binnenkomen zoodra zij zich in de herberg aanbiedt.

- Wie er zich ook aanbiede om u te spreken zal ongehinderd mogen in- en uitgaan, antwoordde de burgemeester.

Etna drukte nogmaals haren dank uit, waarna de magistraat haar groette en de kamer verliet.

Nauw echter was de deur achter hem dicht, of eene uitdrukking van zegenpralende vreugde kwam over Etna's gelaat.

Zich tot Beatrix en Linda keerend sprak ze met opgewondenheid:

- Luistert, mijn trouwe vriendinnen, welk het plan is dat ik heb opgevat en dat gij mij zult helpen ten uitvoer brengen; luistert, en verliest geen woord van hetgeen ik u zeggen ga.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken