Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 474]
[p. 474]

Veertiende hoofdstuk
Bij Jan Meerlo

Zijt ge gereed, Bert?

- Ik steek mijne pijp aan en ik kom, antwoordde Bert Meerlo, maar ik zeg u nog eens dat ik meêga tegen mijn dank. Dat huwelijk vind ik aartsdom en gij zult er u vroeg of laat over berouwen.

- Dan maar zoo laat mogelijk, lachte Jan Meerlo, meent ge dat ik niet weet wat ik doe?

- 't Kan zijn dat gij het weet, maar ik en Rik weten het ook. Met ons gedrieen hebben wij hier altijd ferm gewerkt en we zijn er God-dank goed mêe vooruitgegaan.

Werk genoeg in de smis; de akkers zijn van de slechtste niet; alle jaren een stuk land of weide bijgekocht en nu gaat ge hier eene vrouw in huis brengen die ik weet niet hoe te werk zal gaan.

- Ik zeg u immers dat zij op de smidshoeve blijft en dat hier niets veranderen zal.

- Ja, dat kennen wij, maar als het er zal op aankomen te deelen, en dat zal wel moeten, dan wordt ons erf verbrokkeld en 't goed is geschonden.

- Bert, aanziet ge mij inderdaad voor zoo dom, dat ik werkelijk zoo iets uitvoeren zou? Meer dan honderd jaar duurt het

[pagina 475]
[p. 475]

dat de Meerlo's tegen de Dirixen hebben gekampt om 't schoonste goed. Met hard werken zijn de twee familieën allebei vooruitgekomen, maar tot nu toe was het erf der Dirixen toch het schoonste. Thans echter zou er wel eene keering in dien toestand kunnen komen.

Matheus heeft zich zelf op het kerkhof gebracht. Hij zei het nog vóór zijn dood, als ik hier niet meer zijn zal dan is de kop weg. De ‘tweeling’ zal hier alles ten onder brengen en hij vroeg mij dat ik de voogdij over die twee wilde kapoenen zou aannemen. Hij wist niet hoe dit troef gespeeld was in mijne kaarten, want ik had mijn plan.

- Een aardig plan, mompelde Bert.

- Een gek plan, voegde Rik daarbij, die juist van de kelderkamer kwam.

- Ik trouw met zijne weduwe, ging Jan voort, zonder op de bemerkingen der twee broeders te antwoorden. Als voogd heb ik het gezag over de goederen, als echtgenoot over de vrouw en als vader over de kinderen.

Ik wil Cornelia, ja; doch, ik wil ook Dirix' smidse hebben en de rest! Ja, de rest vooral. 'k Was er altijd nijdig van, dat beken ik, en nooit zou ik hebben durven hopen dat er eens een dag komen zou die mij in staat zou stellen in 't bezit daarvan te geraken. Ik was woedend dat de Meerlo's voor die van de smidshoeve moesten onderdoen en ik verkropte mijne afgunst.

Nu sta ik op het punt mijne stoutste wenschen verwezentlijkt te zien, heer en meester te worden op de smidshoeve. De Meerlo's zullen de bazen zijn!

- Ge spreekt voor uw eigen, maar niet voor ons, zei Bert.

- Neen Bert, ik spreek ook voor u, ook voor Rik.

Ik zal u mijn deel in de smis verkoopen en gij met u getwee blijft hier de meesters, is dat niet schoon?

- Zult gij dat doen Jan? riep Bert eensklaps van toon veranderd?

- Ja, dat zal ik. Daags voor mijn huwelijk gaan wij bij den notaris en terzelfdertijd als die mijn huwelijkskontrakt opstelt zal hij ook de verkoopakt mijns deels in vaders smidse maken.

- Gij zijt een brave vent, zei Rik.

- Ik wist wel dat gij ten langen laatste mij toch wel zoudt moeten goedkeuren.

Altijd een slimme kerel geweest die Jan, zegt Bert, en ik begin te gelooven dat uw plan nog zoo slecht niet is.

[pagina 476]
[p. 476]

- Ik meen het ook! zei Jan, binnen een paar weken vieren wij bruiloft en spoedig ben ik dan heer en meester op de smidshoeve, want ik zal wel zorgen dat het schoone het mijne wordt.

- Roep toch geen mosselen eer ze aan wal zijn, meende Bert, 't zijn nog zoo'n gemakkelijke rakkers niet die twee; alle zondagen zat en dan zijn het ware brieschende leeuwen.

- Precies zoo, ja. Ik zal de jongens hun gang laten gaan en ze zullen genever kunnen drinken zooveel als hun harteken lust! Dan zal ik spoedig genoeg de gelegenheid krijgen hun deel in het ‘gedoen’ uit te koopen. Heb ik geen geld en zult ge beiden mij dan niet helpen?

- Ah zoo! riep Bert, ik hoor u afkomen. Fijn uitgedacht!

- Dat zeg ik ook, zei Rik, Jan is een vos; hij is alleman te plat.

- Laat ons nu gaan, zei Jan, ze zitten misschien al naar ons te wachten.

De drie broêrs verlieten hun huis.

- Zouden de jongens geen moeilijkheden maken tegen uw huwelijk? vroeg Bert.

- Everard zeker niet, antwoordde Jan, die loopt met zijn hoofd vol van allerhande muizenissen en die denkt aan zulke zaken niet. Jacob en Simon zullen misschien wel wat tegenpruttelen, maar Cornelia is per slot van rekening toch hare eigene meesteres en hoeft naar niemand te luisteren; veel min heeft zij dus iemands toelating noodig.

Dan is de zaak geklonken, zei Bert.

- Die ouwe Cornelis echter betrouw ik niet al te wel, zei Jan, die zou mij het spel kunnen bederven.

- Dat ziet er inderdaad een rare gast uit, zei Rik, ik heb geen goed oog in hem. Hij loert zoo ter zijde dat ge zoudt zeggen 't is eene kat die op eene muis loert.

- Ik vrees hem niet, zei Jan Meerlo, als hij mij te na zou komen zal ik wel middel vinden hem op afstand te houden. Ik ken zijn nummer!

- Heeft hij iets op de horens dat niet pluis is? vroeg Bert.

- Ja, maar daarover kunnen wij nu niet spreken, zei Jan, ik zal u dat later wel eens uitleggen. Laat ons nu wat doorstappen, ik geloof dat het tijd wordt. Eene poos gingen de drie broêrs zwijgend naast elkander.

[pagina 477]
[p. 477]

- Jan, zei Bert na een poos, weet ge wel dat ge voor boer Matheus ter lijke gegaan zijt.

- Gewis.

- Hebt ge er vandaag aan gedacht?

- Waarom zou ik? huichelde Jan.

- Gij gaat de hand van zijne weduwe vragen.

- Wat zou dat?

- En 't is nog geen jaar geleden dat hij begraven is, zei Rik nu op zijne beurt.

- Dat is een slecht teeken voor u, voer Bert voort.

- Voor mij?

- Liever gezegd voor haar, grinnikte Rik.

- Ik geloof niet aan zoo'n kinderpraatjes, zei Jan, daarbij heb ik haar verwittigd.

- Waarvan? vroeg Rik.

- Den dag der begrafenis ben ik 's morgens naar de smidshoeve gegaan en heb ik aan Cornelia verteld waarom ik wenschte niet achter het lijk te gaan.

- En wat zei ze?

- Dat ik maar gaan zou, dat zij aan zoo'n kinderachtigheden toch geen geloof echtte.

- Dan moet ze het maar weten, zei Bert.

- Natuurlijk, hoe eerder.......

Rik eindigde zijnen zin niet. Hij dacht aan de smis, aan de landerijen, aan de rijke akkers, aan alles wat het eigendom der Meerlo's worden zou. Misschien spoediger dan iemand het hoopen durfde......



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken