Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

Zeventiende hoofdstuk
Bange Voorgevoelens

Toen de mannen de kamer verlaten hadden, begon Roze Kate de glazen bijeen te zetten en de tafel op te ruimen. Cornelia bleef nadenkend bij de tafel, met over de borst gekruiste armen, zitten nadenken.

- Roze, zegt ze eensklaps, waarom zijt gij ook tegen mij; heb ik dat aan u verdiend?

[pagina 500]
[p. 500]

- Tegen u zijn? ik, moeder Cornelia, waarom meent ge dat?

- Ik meen niet, ik ben zeker van hetgeen ik zeg, gij zijt een ondankbaar meisje.

- Maar, moeder, spreekt Roze met bevende stem, heb ik ooit iets gedaan of gezegd dat u kon laten veronderstellen dat ik voor u niet altijd de grootste erkentennis, de grootste liefde gehad heb. dat ik.......

- Luister, Roze, zoo onderbrak haar Cornelia korzelig, tot vandaag toe had ik mij inderdaad niet over u te beklagen, maar des te gevoeliger was het mij daarom dat gij mij ‘achterstond’ dezen avond.

- Ik begrijp u niet, moeder Cornelia.

- Waarom zeidet gij ‘ik drink op uw geluk?’

- Omdat ik dat hartelijk zóó meende.

- Kondet gij niet zeggen: ‘Ik drink op uw huwelijk?’ Waarom moest gij Everard napraten?

- Moeder Cornelia, zult gij daarom boos op mij worden?

- Boos, neen, maar 't heeft mij toch geen groot plezier gedaan.

- En toch geloof ik moeder, dat Everard gelijk had maar alleen te drinken op uw geluk.

- Zóó?

- Ja moeder, 't is mijne diepste overtuiging.

- En waarom dat?

- Moest gij, hetgeen God verhoede, later eens ongelukkig zijn met Jan Meerlo. dan zou Everard u mogen zeggen: moeder, vroeger was ik niet zeker over den goeden kant van uw tweede echtverbintenis; daarom dronk ik niet op uw huwelijk, maar alleen op uw geluk.

- Mij dunkt dat gij het praten tamelijk goed van Everard afleert, die weet altijd aan alles een kant te vinden die te kort of te lang is.

- Hij heeft u zoo oprecht lief, moeder, zei Roze Kate met innige overtuiging in de stem. Hij zei het mij gisteren nog: moeder laat zich misleiden. Die Jan Meerlo is te fijn; hij heeft het op het fortuin van moeder gemunt, hij zal haar ongelukkig maken.

- Ah sa! riep Cornelia werkelijk driftig wordend, wie vraagt u naar al dat gebabbel. Ben ik hier de meesteres of heet ik Roze Kate? Wat bemoeit gij u met zaken die u niet aangaan!

- Maar, moeder, riep Roze verschrikt.

In zoo'n opgewonden toestand had zij Cornelia nooit gezien.

[pagina 501]
[p. 501]

- Ik ben uwe moeder niet! roept Cornelia, ga weg en laat mij alleen.

- Als ik u misdaan heb, snikte Roze, laat mij dan ten minste mijn ongelijk herstellen, ik wilde u geen verdriet aandoen.

- Laat mij alleen zeg ik. Ik ga slapen.

- Ik verzeker u......

- Laat mij! ga heen........ sta mij zoo niet aan te gapen!

Roze schudt het hoofd, neemt de glazen en wil die op het schenkbord plaatsen om daarna de kamer te verlaten.

Steeds wordt Cornelia ongeduldiger. Zij stampt met den voet op den grond.

- Laat staan! Ik wil alleen zijn! Zijt ge doof?

Roze Kate zucht en gaat.

- Mijn God, zegt ze in zich zelve, dat huwelijk brengt hier ongeluk in huis.

- Wat mompelt ze daar? roept Cornelia haar gramstorig nablikkend. Zij is opgemaakt door Everard dat is zeker. Hij is tegen het huwelijk........ De heele familie van mijn manzaliger is er tegen...... En toch zal ik trouwen....... Ja ik trouw, al was de gansche wereld er tegen! Al barstte heel de familie van spijt?

Vroeger hebben ze mij doen trouwen tegen wil en dank.

Ik zou en moest een man nemen........ Nu wil ik eens trouwen voor mijn plezier........ Gelijk ik dat wil........ Ik zal een man nemen die mij aanstaat, al was het een straatlooper....... Maar Jan Meerlo is geen schooier....... Wat is er op hem af te keuren? Is er iets op zijn gedrag te zeggen? Is hij niet fatsoenlijk als de beste?....... Heeft hij zijn heel leven niet gewerkt en een schoon fortuintje bijeen vergaard! Nu, daaraan houd ik niet. Al had hij geen duit, ik nam hem nog....

Maar, gaat ze voort, hij schijnt er des te meer aan te houden. Waarom sprak hij van den notaris?

Daarover had hij dezen avond toch kunnen zwijgen. 't Was niet vandoen: Everard is er mis tevreden om; hij is geleerd, hij is achterdochtig. Hij meent dat Jan Meerlo iets in 't zin heeft. Ik kan dat zoo niet vatten........

Zijtradnaar het venster, zetteer zich bij neder, bliktenaar buiten.

Zie ginder staat hij te droomen: waarvan droomt hij nu weer? Waarom sprak hij zoo zonderling? van den geest van Matheuszaliger....... Zou Matheus tegen dat huwelijk zijn? Zon hij weten wat ik doen ga?....... Komen de geesten terug?......

[pagina 502]
[p. 502]

Angstig blikt zij rond zich, als vreesde zij de schim van haren overledenen echtgenoot voor zich te zien verrijzen.........

Mijn hart klopt zoo geweldig...... Het is hier zoo stil. Ik voel mij zoo eenig hier, zoo verlaten, zoo alleen....... Zou mijn huwelijk slecht zijn?..... Hebben Everard en Roze Kate gelijk? God, heb medelijden met mij. Ik ben maar eene arme zwakke vrouw! En gehoorzamend aan een inwendigen aandrang zakt Cornelia op de knieën en bidt.

Eensklaps springt ze recht, en geeft teekens van de grootste ontsteltenis. Met verglaasden blik kijkt zij strak naar een hoek der kamer.

- Roze! gilt zij uit alle macht, Roze Kate!

Een oogenblik later verschijnt het meisje in de kamer en ijlt naar hare meesteres die op een stoel ineengezakt zit.

- Wat is er, moeder? waarom roept ge mij?

- Zie, hijgt Cornelia, en met uitgestrekten arm wijst zij naar den hoek der kamer.

Roze volgt die richting.

- Ik zie niets. zegt ze: hebt ge u verschrikt?

- Daar!.... zegt Coanelia nogmaals en hare stem verraadt haren angst.

- Was hier iemand? vraagt het meisje.

- Hebt gij hem niet gezien? fluistert Cornelia.

- Wie moeder?

- Den geest van vader.

- Neen, hier was niemand, zegt Roze, gij zijt wat zenuwachtig, moeder, en maakt u bevreesd. 't Is niets.

- Ik voelde zijn adem op mijn wrang.

- 't Zal de tocht der deur geweest zijn, moeder.

- Maar, kind, ik heb hem gezien..... hij stond daar tegen den wand, bleek, smeekend! en rondom was eene wolk, een wolk rood als bloed!

- Inbeelding, moeder, inbeelding. Gij zijt ontroerd door hetgeen hier dezen avond gezegd wierd. 't Zal wel beteren.

- Ik gevoel mij zoo krank; zoo ongelukkig. 't Is mij zoo bang te moede, als ginge ik sterven!

- Maar, moeder toch! jaag die donkere gedachten weg. Wij zijn immers bij u, Jacob en Simon Everard en ik.......

- Roep, Everard, Roze, roep hem spoedig, mij dunkt ik zal geruster zijn als hij hier bij mij is.

[pagina 503]
[p. 503]

Roze Kate loopt naar het venster en roept: Everard! Everard!

- Wat is er Roze? klinkt eene stem van buiten.

- Kom spoedig binnen, moeder is niet wel.

- Moeder niet wel, ik ben dadelijk bij haar!

Een stond later verschijnt Everard werkelijk in de kamer. De jongen ziet er angstig uit loopt naar Cornelia die hij met bezorgdheid de hand neemt.

- Wat is er, moeder? vraagt hij, niet wel?

Roze, haal spoedig de azijnflesch. Wij zullen haar 't voorhoofd wat laven: dan zal het spoedig overgaan. Hoe kwam dat toch?

- Mijn jongen, zegt Cornelia, wat ben ik tevreden u bij mij te hebben!

- U, u heb ik altijd het lieftst gehad: Gij zijt mijn jongste.

Waarom moest gij het zijn die mij zoo angstig maaktet?

- Ik moeder? vroeg Everard bezorgd.

- Luister, Everard, gij zijt tegen mijn huwelijk; ik kan het begrijpen, en, om u de waarheid te zeggen, ik ook voel mij volstrekt niet aangespoord dit huwelijk zoo spoedig te voltrekken. Ik werd gepraamd, op alle mogelijke wijzen; ik gaf eindedelijk toe en nu, nu bevind ik mij in een toestand waaruit het moeilijk is mij nog terug te trekken. Ik ben zoo angstig, zoo dood benauwd. en nu komt gij mijne droefheid nog vermeerderen.

En toch heb ik u meer lief dan de twee anderen, ging Cornelia na eene kleine poos weer voort. Gij zijt zoo zacht, zoo goed, zoo verstandig en zoo veel beter van aard dan Jacob en Simon.

- Die hebben u nochtans het huwelijk niet afgeraden, moeder, merkte Everard aan.

- Neen, en dat verwondert en verontrust mij zonder te weten waarom, zei Cornelia gejaagd. Dat huwelijk zal hier ongeluk in huis brengen. Ik trouw niet.

Naar gelang zij sprak, geraakte Cornelia in een toestand van opgewondenheid die Everard waarlijk ongerust maakte.

- Moeder, sprak hij, moeder, ik had wellicht ongelijk u het huwelijk met Jan Meerlo af te raden.

Ja, ik zie nu in, ging hij voort toen hij bemerkte dat zijne moeder een afwerend gebaar maakte, hoe zeer ik mis was u tegen te spreken.

- Neen, mijn jongen, ik zie nu in dat gij gelijk had..... ik voel het..... ik ben zoo droef, zoo diep ongelukkig; ik trouw niet.........

[pagina 504]
[p. 504]

- Moeder heeft gelijk, troostte Roze Kate: zijn wij zóó niet gelukkig gelijk het nu gaat?

- Ja, wij waren gelukkig maar ik vrees dat aan ons geluk een einde komt........

Roze Kate, ik heb u hier tegen wil en dank in huis genomen van al de anderen,.... ik heb daar nooit berouw over gehad. Gij waart als de vroolijke zonnestraal die hier alle droefheid verjaagd hebt. Ik heb u lief gekregen als mijn eigen kind. Ik ben gelukkig dat ik u en Everard hier bij mij heb. God geve dat het u beiden wel ga op de wereld.

Ik ben nu veel kalmer, veel geruster..... Ik ga naar bed; doch ik wil eerst den Hemel om licht en vertroosting bidden. Bidt gij ook voor mij.

- Dat zullen wij, moeder, en laat ons vergeten wat hier dezen avond voorviel,

Geef ons uwen zegen, moeder, zegt Everard ondanks zich zelf ten hevigste ontroerd.

De jongeling knielt voor zijne moeder. Roze Kate, tot tranens toe ontroerd, volgt zijn voorbeeld.

Cornelia geeft hun een kruisken op het voorhoofd, werpt over hen een blik vol van innige, warme moederliefde, wenscht hun een goeden nacht en verdwijnt in hare kamer.

- Roze, zegt Everard zich plotselings naar de deur wendend, hoordet gij niets?

- Neen, Everard, zegt het meisje verschrikt.

- Ik meende gerucht op den trap te hooren,

- Zeker Jacob en Simon die slapen gaan.

- Misschien. Maar 't was als een gefluister.

- Dat zei moeder Cornelia ook gehoord te hebben.

- Zijn de knechten slapen?

- Ja, sedert een half uur en ik geloof Everard dat wij best zouden doen ook naar bed te gaan.

- Eerst moet ik u iets vragen Roze.

- Wat is 't Everard?

- Ik ben zoo gejaagd..,... Zeg mij een enkel woord en ik zal kalm zijn.

Hebt gij nagedacht over 'tgeen ik u daar straks vroeg in den vooravond?

- Och..,...

- Roze, ik bid u, spreek rechtuit, hebt gij geen liefde voor mij?

- Everard......

[pagina 505]
[p. 505]


illustratie
De Moedermoord


[pagina 506]
[p. 506]

- Spreek, Roze, spreek!

- Als gij een dag van huis zijt, en ik naar uwe terugkomst verlang is dat liefde?

Als ik u voor droef zie, en ik dan ook droef worde, is dat liefde?

Als ik u voorlezen, en de menschen uw verstand prijzen en ik dan fier ben, is dat liefde?

Als gij mij verdedigd als anderen mij plagen of mij een leelijk woord zeggen, en ik u dan alles, mijn leven, zou willen geven, is dat liefde?

Als ik alles gevoel wat gij mij straks vroegt als ik vroolijk ben wanneer ik u vroolijk, zie en droef wanneer ik u droef zie, als ik dat alles zou willen vertellen aan menschen en dieren aan bloemen en planten, als dat alles liefde is, ja, Everard, ja, dan heb ik u lief met heel mijn ziel, met heel mjn herte, uit al mijn wezen.

- O Roze, riep Everard vol vuur, bij den almachtigen God die ons hoort, dan wordt gij mijne vrouw.

Hij wil haar de handen grijpen, doch zij wijkt tot tegen de deur links bij de schouw.

- Slaap zacht fluistert zij.

Een geheimzinnig geritsel liet zich hooren bij de deur in den gang.

Noch Everard noch Roze Kate echter hooren het. Zij zijn te hevig ontroerd om aan iets anders dan aan hun eigen geluk te denken.

- Lieve Roze Kate! Beeld van goedheid en maagdelijke reinheid! Het helderste kristal is niet zoo zuiver als gij! Een hemel is in mij! Wat ben ik gelukkig! Te gelukkig vrees ik te zijn!

Slaap zacht! zei ze.

O Roze, gij zijt een engel!

En vol ontroering blikt Everard lang in de richting der deur waardoor de uitverkorene zijns harten verdwenen is!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken