Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 507]
[p. 507]

Achtiende hoofdstuk
De Moedermoord

De groote huiskamer is ledig.

Men heeft vergeten het venster te sluiten waardoor nu een straal der bleeke maan binnendringt.

De wind schuifelt in de schouw en 't oude uurwerk tikt-takt met korte, als door snikken onderbroken slagen.

Alles is stil, geheimzinnig doodstil.

In den valen schijn van het maanlicht kan men thans twee donkere gestalten bemerken die zich zonder gerucht bewegen.

- Doe de deur dicht, fluistert eene stem.

- Ze is toe, wordt geantwoord.

- Voorzichtig, kom hier heen.

Hij die zoo spreekt is Jacob.

Blootsvoets, in de hemdsmouwen en blootshoofds staat hij in 't midden der kamer met uitgerekten hals en luistert.

- Kom voort! zegt hij met gesmoorde, doch gebiedende stem. Terzelfdertijd heeft hij zich omgekeerd en maakt hij een gebiedend gebaar.

[pagina 508]
[p. 508]

- Ik hoor iets, mompelt Simon, die over al zijne ledematen rilt.

- Lafaard!

- Ik hoor iets, hijgt Simon nog eens.

- 't Is de ‘prins’ die zich te bed legt.

- Meent ge?

- Ja, zeg ik u, kom voort.

Simon sluipt behoedzaam naar het midden der kamer.

- Zou hij ons niet hebben hooren beneden komen.

- Wel neen, hij slaapt achter op de kelderkamer. Niemand heeft iets gehoord.

- Wat had hij hier zoo laat staan te ‘zeeveren’ met Roze Kate?

- Gaat het u niet?

- 't Is schande!

- Zijt ge jaloersch?

- Och.......

- Nu, daarover later, grinnikt Jacob, wij hebben thans ander werk te verrichten.

- Hoe zullen wij 't beginnen?

- Zwijg, fluistert Jacob, en luister.

Beiden staan met gerekten hals en ingehouden adem.

- Daar ligt zij en slaapt, mompelt Jacob naar Cornelia's slaapkamer wijzend.

- Zou ze niet wakker worden?

- Waarom zou ze? Gij zijt benauwd.

- Neen......

- Toon het dan.

- Simon doet een stap in de richting van de slaapkamer.

Zijne schaduw beweegt somber in het maanlicht en teekent zich spookachtig af tegen de deur der kamer.

- Hoor!..... zegt hij.

- 't Is de hond, zegt Jacob.

- Hoe akelig huilt hij!

- 't Is het vergift dat werkt; hij sterft en zal dus niet aan 't janken vallen.

- 't Snijdt mij door merg en been.

- Ge zijt een lummel, snauwt Jacob, kruip terug in uw bed

[pagina 509]
[p. 509]

en laat alles blauw zooals 't was en wordt de knecht van Jan Meerlo.

- Nooit..... vloekte Simon.

- Voorwaarts dan.

- 't Venster staat open.

- Zet het nog meer open.

- Waarom?

- Geen nuttelooze vragen, zet het wagenwijd open zeg ik u.

- De mane schijnt zoo klaar - zou men ons niet zien?

- Wie zou? Ik zeg u dat ge benauwd zijt.

- Neen.

- Gij klappertandt........

- Neen, zeg ik u!

- Aan 't werk dan!

- Zullen de bloedvlekken ons niet verraden?

- Hebt ge reeds vergeten hoe wij afgesproken zijn?

- Neen, maar ik ben toch bang dat het bloed ons verraden zal.

- Er zal geen bloed zijn als ge doet zoo als wij samen hebben overlegd. Wij laten den dolk in de wonde.

- Zal ze niet bloeden?

- Lafaard, neen, ze zal niet!

- En als ze roept?

- Ze zal niet roepen, ze mag niet roepen. Eén stoot..... en 't is geschied.

- 't Is toch ijselijk.

- 't Is plicht!

- Ik heb zoo'n dorst. Laat mij een slok drinken; de kom met brandewijn staat nog op de tafel.

- Halt! Gij wilt drinken omdat ge laf zijt. Ge wilt drinken om u te bedwelmen....... Maar ik verbied het u. Kunnen wij niet kalm blijven, laat ons dan terug naar boven gaan,

- Maar......

- Zwijg! Laat u dan de helft van 't goed ontstelen door haar....... door dien Jan Meerlo......

Laten wij het dan gebeuren dat haar bed een schandebed worde!...... een schandebed..,.... ja, oom Cornelis zei het: een schandebed!

- Spreek zoo hard niet, smeekte Simon.

[pagina 510]
[p. 510]

- Gij maakt mij driftig, gij, met uw kinderachtig talmen, ge zijt een reus met een kiekenhart in uw lijf.

- Neen!

- Maar, ge wilt nochtans hier den kop buigen en slaven voor een vreemden indringer, voor dien afzetter van een Jan Meerlo.

- Dat is gelogen! roept Simon, den raad van voorzichtigheid vergetend dien hij zoo even aan zijn broeder gaf.

- Waarom beeft ge dan? vroeg Jacob sarrend.

- Ik beef niet!

- Gij beeft, zeg ik u.

- 't Is van ongeduld!

Maken wij het kort.

- Zoo hoor ik liever spreken, zoo spreekt een man.

Jacob trekt al sprekend een dolk van onder zijn vest en duwt dien Simon in de hand.

- Wat is dat? vraagt Simon fluisterend, en beeft andermaal over heel zijn lichaam.

- Ziet ge 't niet? 't is de dolk die ons van haar verlossen zal.

Ga.

Met die woorden stopt hij Simon het moorddadig tuig in de han.

Doch, nog altijd staat Simon onbewegelijk.

- Zal God het ons vergeven? vraagt hij.

- Zeker, dat zal hij! Hij zelf moet haar gedrag wraakroepend vinden en straffen wij haar niet, dan zal hij het doen. Ga!

Simon doet werktuigelijk een stap naar de deur doch kan geen tweeden vooruit.

- 't Is zoo akelig hier! stottert hij.

- Bloodaard! Lafaard!

- De geest van vader, zei de droomer, zou hier kunnen wêerkomen?

- Gek zijt ge. Vader is dood en blijft dood. Laat gij hem met rust.

- Zou niemand weten dat wij hier zijn?

- Wie zou? ik zeg nog eens, als ge benauwt zijt moet ge maar heengaan.

- Ik ben niet bang.

- Lang genoeg getalmd! Voort!

[pagina 511]
[p. 511]

- Wie?

- Wel gij.

- Ik?

- Zeker gij, ik houd de wacht.

- Moet ik het doen?

- Ja, gij.

- Waarom? Ga mêe.

- Neen, ik houd de wacht, zeg ik u, ga, ga, ga!

Al sprekende heeft Jacob zijn broeder vooruit geduwd tot tegen de deur der kamer waar Cornelia, hunne moeder, te bed ligt.

Ze zijn bleek, neen, vaal als de nacht, ze zijn afschuwelijk, afzichtelijk, de moedermoordenaars zooals ze daar staan in het geheimzinnige maanlicht dat als een rooden, bloedrooden schijn afwerpt tegen de wit gekalkte kamermuren. Simon huivert over gansch zijn lijf; zijne ledematen sidderen; zijne handen beven: hij klappertandt hetgeen zijn broêr Jacob, die hem als zijn kwade geest beheerscht van woede doe knarsen.

- Ga, ga, ga, ga! zegt hij nog eens, en dringt Simon nog dichter bij de deur der slaapkamer.

- Hoor, zegt Simon, half krankzinnig, van angst, zij zucht!

- Zij slaapt, zeg ik u; ga.

- Laat mij de wacht houden? smeekt Simon.

- Gij zijt niet kalm genoeg, ge zoudt ons verraden door de eene of andere dwaze streek.

- Ik durf niet...... ik durf niet, zegt Simon, en met een gebaar van afgrijzen reikt h j het mes aan zijn broeder.

- Ha gij durft niet, lafaard. roept deze, ge durft niet! Laat u dan bestelen; laat haar ons goed verscheuren, verdeelen; het te grabbelen gooien aan dien rekel van een Meerlo. Wordt slaaf, kruip voor hem en voor haar die nooit eene moeder voor ons was, neen nooit was ze dat! Zij bracht ons ter wereld gelijk zoo onverschillig als een dier; eenmoederhart heeft ze niet.

Maar ik, ik zal toonen een man te zijn!

Ik zal durven wat gij niet durft!

Ik zal het goed verdedigen, tegen Jan Meerlo, tegen haar!

Kom!

Tevens had hij Simon bij den pols gegrepen en rukte hem mêe voort.

[pagina 512]
[p. 512]

- Laat mij hier blijven, smeekte Simon zich vruchteloos pogend los te maken uit de ijzeren vuist van Jacob.

- Hoe laf zijt ge! vloekt deze. Simon 's polsen tot verbrijzelens toe omknellend, het zweet stroomt langs uw gelaat! Gij durft de diefegge van ons goed niet straffen. Kom, kom mêe.

Nog beproeft Simon tegen te streven.

- Kom, briescht Jacob tot razernij opgewonden, of ik steek u af als een hond......

Het ijselijke broederpaar verdwijnt in Cornelia's slaapkamer.



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken