Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 513]
[p. 513]

Negentiende hoofdstuk
Hulp! Moord! Moord!

Op zijn bed lag Everard om te woelen.

De slaap wilde niet komen, al was Everard ook vermoeid en afgemat naar geest en lichaam.

Zalige droomerijen waren het die hem wegvoerden verre van de smidshoeve, verre in vreemde betooverend schoone streken, waarbij met zijne Roze Kate de zaligste dagen slijten zou

Eindelijk!

Eindelijk was haar mond de volzalige bekentenis ontvallen dat zij hem lief had, dat zij de zijne worden zou.

De wensch van gansch zijn leven ging eindelijk vervuld worden!

Aan niets anders der wereld dacht hij thans dan aan den gelukkigen stond waarop hij zijne bruid voor Gods altaar eeuwige trouw en eeuwige liefde zweren zou.

Waarom dan dat gevoel van zwaarmoedig weedom dat tegen

[pagina 514]
[p. 514]

zijn wil in zijn hart kwam, het overweldigde? Waarom dat pijnlijk bonzen in zijn binnenste?

Gevolg der gebeurtenissen van den afgeloopen avond, dacht Everard, de slaap zal die treurnis verdrijven en ook dit eenige grijze wolkje van mijnen gelukshemel verdrijven.

Doch de slaap wilde niet komen.

Door het kleine venster dat op den boomgaard uitgaf, viel het maanlicht in Everard's kamertje dat derwijze helder verlicht werd.

Van op zijn bed zag Everard alles wat zich daarin bevond en onderscheidde bij de geringste voorwerpen.

Eensklaps ging de deur open, zonder dat het minste gerucht gemaakt werd.

- Wie is daar? riep Everard wel verwonderd, doch niet vervaard.

- Er kwam geen antwoord, maar de deur werd nu gansch opengeduwd.

In de opening stond eene kleine, ingezakte vrouwelijke gestalte.

Zij stiet de deur achter zich toe en kwam toen naar het bed.

Haar gelaat kon Everard niet zien. Het was onder eenen rooden sluier verborgen.

- Wie zijt ge? vroeg Everard zich overeind pogend te zetten.

Dit gelukte hem echter niet.

Het was als drukte hem iemand met de borst tegen het bed.

Toen hij eene uiterste poging deed om uit het bed te geraken en zijn hoofd daarbij een weinig oplichtte, zag hij dat de vrouw op het bed was gaan zitten, met hare knieen op zijn borst.

Dat was de oorzaak waarom hij niet veroeren kon.

De vrouw trok een zijner handen naar zich toe, en hield die voor haar gelaat, zonder nochtans den rooden sluier weg te nemen.

Plotseling herkende Everard nu de waarzegster die hij ontmoet had en waarover hij met Roze Kate gesproken had.

Wat wilde die op dit late uur? Hoe kwam zij in Everard's slaapkamer?

[pagina 515]
[p. 515]

De deur was wel niet op slot, maar de buitendeur was toch steeds gesloten,

Waarom kwam ze hier?

- Omdat ik u mijne voorspelling herinneren moet, klonk eene drooge, schorre stem.

- God dank, zuchtte Everard. Zij spreekt.

Hij trachtte wat ruimer adem te halen, doch het gelukte hem niet.

Pijnlijk hijgde zijne borst onder den verpletterenden last der vrouw.

Gij zult in een groot gevaar verkeeren. Op het oogenblik gered te worden, zult gij toch gansch verloren gaan...... zei de vrouw, en grinnikte daarbij zoo ontzettend dat Everard er ijskoud van werd.

- Gij zeidet mij dat reeds, waarom komt ge dan bij nacht terug.

- Omdat gij het laatste deel mijner voorspelling nog niet kent. Eene is er die u redden kan, Zij heeft u lief genoeg om voor u alles op te offeren, alles; zelfs hare maagdelijke eer.....

- Wie bedoelt gij? vroeg Everard.

Wie anders dan zij, wie gij heden avond tot vrouw vreegt?

- Roze Kate.

- Zij inderdaad. - Alles wat mogelijk is te beproeven om u te redden, zal zij beproeven, doch dat alles zal nutteloos zijn.

Een somber noodlot is het uwe. Zie.......

Zoo sprekend trok de vrouw het roode doek van haar gelaat een weinig af.

Een rauwe kreet ontsnapte aan Everard's mond.

In de trekken der vrouw herkende hij eensklaps die zijner eigene moeder, doch doodsbleek, met gesloten oogen en pijnlijk vertrokken mond. Het roode doek was eensklaps een groot akelig spinneweb in bloed gedoopt.

Een duivelsch gelach trok Eevrard uit den staat van afgrijwaarin hij was.

- Moordenaar! klonk het, moedermoorder!

Alle geweld inspannend rukte Everard zich nu los, sprong van

[pagina 516]
[p. 516]

het bed en woelde in de kleederen die aan den kapstok hingen, vast overtuigd dat het lachen van hier was opgegaan.

De vrouw was verdwenen.

De maan scheen steeds even helder in het kamerken.

Hij had Goddank alleen maar gedroomd!

Gedroomd?

Was het werkelijk dan slechts een droom geweest?

Everard doorzocht het slaapvertrek. Nergens was eenig spoor dat zou hebben kunnen doen vermoeden dat hier iemand geweest was. Alles was in dezelfde orde als toen hij over een uur was te bed gegaan.

Hij sloeg vuur onstak de lamp en ging op den rand van het bed zitten.

Was het mogelijk zoo te droomen alsof het werkelijkheid was?

 

In de aangrenzende kamer slaapt Cornelia. Ook hier wordt de deur behoedzaam opengeduwd. Eene zwarte gedaante verschijnt in de deur, eene tweede volgt..... Zij naderen het bed. In de vuist van een der sombere gestalten blinkt het lemmer van een dolk.

Hijgend staan beiden een oogenblik voor het bed.

Dan een zwaai, een geweldige, nijdige stoot met het blinkende staal...............................

- Hulp! Moord! gilt de zoo laf overrompelde vrouw, maar zoo snijdend, zoo ijselijk klinkt die kreet dat hij Everard de haren doet te berge zijzen.

Deze grijpt de lamp en ijlt de kamer uit.

Op het oogenblik dat hij in de huiskamer verschijnt, ziet hij zijne twee broeders door de deur aan den tegenovergestelden kant in den gang vluchten.

Hij voelt dat hier een ijselijk drama plaats heeft; hij wil zijne broeders achtervolgen, doch nu verneemt hij eensklaps den doodsreutel die uit Cornelia's kamer tot hem doordringt.

Hij stelt het licht op de tafel en ijlt de kamer in.

Een ijselijk tafereel treft zijn blik.

[pagina 517]
[p. 517]

Op het bed, door de maan beschenen, ligt roerloos eene neergezonken massa. Everard denkt aan de geheimzinnige vrouw....

Sidderend nadert hij.

Daar is de roode doek........

Hij vraagt zich af of hij ten prooi is aan een afschuwelijke nachtmerrie......... grijpt naar den rooden sluier....... O gruwel........ eene warme straal schiet hem over de handen.......... Bloed, gilt hij, bloed!

- Moeder, moeder!

Roerloos ligt de vermoorde, het gelaat naar den muur gekeerd.

Met bovenmenschelijke krachtsinspanning gelukt het den jongeling zich te beheerschen.

Vastberaden treedt hij naar het bed, keert het lijk om. Zijne hand ontmoet een hard voorwerp.......

De hecht van het moordend wapen.

De angst, de ontzetting slaan Everard om het hart. Hij grijpt den dolk, trekt hem uit de wonde en ijlt de kamer uit als een krankzinnige roepend:

- God, o God!

- Wat is er gebeurd, roept eene stem hem tegen.

't Is Walkiers die in de kamer komt geloopen, gevolgd door de twee smidsknechten, Roze Kate, Katrien en de labeurknechten.

Als door den bliksem getroffen blijft Everard staan, den van bloeddruipenden dolk nog steeds in de hand.

- Hemel, wat is dat Everard? roept Walkiers en wijst op het moordtuig.

Als versteend kijkt Everard eerst hem, daarna den dolk aan en laat dezen daarna met een gebaar van eindeloos afgrijzen aan zijne hand ontglippen.

Roze Kate snelt naar de openstaande deur van Cornelia 's slaapkamer.

Een martelendt voorgevoel doet hare knieën knikken.

Zij wil de kamer binnen doch hare voeten weigeren den drempel te overscheiden.

Zij blikt met opengesperde oogen naar binnen en gilt:

[pagina 518]
[p. 518]

Moeder Cornelia, dood! vermoord!

- Vermoord! roept Walkiers.

- Vermoord, zegt gij, roept nu nog eene andere stem die zonderling trilt. 't Is die van Jacob, gevolgd door zijn broeder Simon, die achter in de kamer staan bleef en op een stoel leunen moet om niet te vallen.

Die stem scheen Everard uit den staat van verdooving te wekken waarin hij gedompeld scheen.

Vol afgrijzen blikt hij Jacob aan.

De moedermoorder siddert voor dien blik.

Doch, zich plotseling hervattend, roept hij uit:

- Vermoord! Vermoord! O gruwel! Everard waarom hebt gij dat gedaan?!

- Hij! roepen allen in een schreeuw! hij!

- Ja hij, schreeuwt Jacob, terwijl Everard met de woorden: Gij!..... gij!..... mij!.... mij!... durven!.... O God, o God! de ijselijke voorspelling ineenzakte.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken