Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 606]
[p. 606]

Acht en twintigste hoofdstuk
De vertelling van Fransen.

Het was in de jaren 1690.

Het land was jaren en jaren lang in oorlogen van allerhanden aard gewikkeld geweest. Bloed stroomde in de straten en vulde de voren der akkervelden.

Frankrijk bracht als naar gewoonte verderf en ellende in onze gewesten.

Eindelijk ontstond een verbond dat beurtelings al de Europeesche Mogendheden toetraden. Willem van Oranje, de koningen van Spanje en van Zweden, de hertog van Savooie, Frederik en anderen sloten eene overeenkomst dat zij paal en perk zouden stellen aan de heerschzuchtige plannen van Lodewijk XIV.

Koning Karel II die toen in Spanje regeerde en de Nederlanden onder zijnen scepter hed, verleende het regentschap aan zijn neef Maximiliaan-Emanuel.

Deze deed in 1692 zijne intrede te Brussel tot groote vreugde van al de ingezetenen.

't Was tegen den avond op een regenachtigen dag der maand Maart.

De menigte drukte zich opeen in de straten door den vorste-

[pagina 607]
[p. 607]

lijken stoet gevolgd om in Sinter Goele aanwezig te zijn op het Te Deum dat daar zou gezongen worden.

Op den grooten trap stonden de edelen de komst van den nieuwen vorst af te wachten. Onder hen bemerkte men den markies gouverneur der Nederlanden; de prins de Ligne, de graven van Egmont en de Mérode en tal van andere adellijke personaadjes.

Graaf Willem van Oudburg, door het volk gehaat om zijne alom bekende wreedheid stond bezijden de estrade, omgeven door zijne lijfjonkers. Donker en dof was zijn blik die rusteloos heen en weer blikte.

Men wist dat het tegen zijn dank was dat Maximiliaan in de Nederlanden kwam, wijl hij voor zijnen oudsten zoon het hooge ambt van Gouverneur-Generaal verhoopt had.

Daar gaat eensklaps een juichtoon op uit de menigte.

De jonge vorst komt te voorschijn.

Nu werpt de graaf van Oudburg een blik op een der jonge lijfjonkers; deze verlaat zijne plaats en dringt door het volk tot naast den trap waar de vorst voorbij moest.

Hier stonden reeds de Staten van Brabant, de Raad van State, de Raad van Financieen en het Magistraat der stad.

Eene vlottende beweging ontstond en de wacht had moeite het gedrang te verhinderen.

Op hetzelfde oogenblik dat Maximiliaan Emmanuel zijn voet op de eerste trede stelde, werd hem een dolkstoot in de linkerzij toegebracht, met zulk geweld dat het wapen tot aan den hecht verdween.........

Gelukkiglijk echter schampte de stoot af op den malieenkolder die de vorst steeds onder zijn zijden overkleed droeg.

De vorst werd slechts lichtelijk gekwetst aan de heup.

- En de moordenaar? vroeg Heintje Wimpelo.

- De moordenaar, ging Fransen voort, was spoorloos verdwenen. Niemand had in het eerste oogenblik van verwarring eraan gedacht zich van hem meester te maken, ofschoon verschillende personen bevestigden hem tusschen het volk te hebben zien wegvluchten.

Toen de eerste oogenblikken van schrik voorbij waren, en men zag dat de toestand van den vorst niet zorgwekkend was, kregen de wachten bevel onmiddellijk tot de opsporing en de aanhouding van den moordenaar over te gaan.

Dat was echter spoediger bevolen dan uitgevoerd.

[pagina 608]
[p. 608]

Wel had men opgemerkt dat de moordenaar jong en vlug te been was, doch dat was ook alles.

Niemand kon uitleggen hoe hij er eigenlijk uit zag, ofschoon een der leden van het Magistraat bevestigde dat het een joner of edelknaap zijn moest wijl de rijke kleederdracht hem was opgevallen. Kost wat kost echter moest de koningsmoorder gevonden worden.

Maximiliaan Emmanuel zelf wist geene enkele aanduiding te geven; hij had zijn aanvaller niet eens bemerkt. En toch fronsdte hij de wenkbrauwen toen men hem meldde dat de laffe aanrander ontsnapt was.

Het Magistraat verpandde zijn woord dat de moordenaar zou aangehouden worden en, inderdaad, 's anderdaags werd een arme drommel aangehouden die door een der schildknapen van Oudburg als de moordenaar werd aangewezen.

De ongelukkige werd gevangen genomen en in den kerker geworpen. Op de pijnbank gelegd eindigde hij met te bekennen dat hij schuldig was om alzoo aan zijne beulen te ontsnappen.

Mijn vader-zaliger was destijds cipier in de gevangenis van Brussel.

Tot makker en confrater had hij zekeren Theunis Vosters die zich even als gij, Heintje, door zijn mêewarig hart liet medeslepen.

Hij bezocht den rampzaligen beschuldigde in zijne cel, en liet zich overhalen zijne ontvluchting te vergemakkelijken.

Vosters had een vriend die op Oudburg in dienst was. Hij deelde hem zijne plannen mede en vroeg hem in het uitvoeren derzelve behulpzaam te zijn.

De vriend slemde toe en zou zich, een gestelden nacht, in de nabijheid van het gevang bevinden om den onschuldig veroordeelde weg te voeren.

Werkelijk bevond zich de knecht van Oudburg op het afgesproken uur ter aangeduide plaats.

Vosters had mijn vader-zaliger onder een of ander voorwendsel weten te verwijderen en het gelukte hem dan ook den gevangene uit het gevang te voeren.

Toen hij met den vluchteling de plaats naderde waar zijn vriend hem afwachtte, kwam eensklaps eene bende gerechtsdienaars te voorschijn gesprongen en de cipier en zijn beschermering werden gegrepen en terug naar de gevangenis gesleept.

[pagina 609]
[p. 609]

De knecht van Oudburg had hem verraden.

- Wat ellendeling! riep Heintje Wimpelo verontwaardigd uit.

- Inderdaad, hernam Fransen; doch luister nu wat verder met de rampzaligen gebeurde.

Het vonnis over den zoo gezegden koningsmoorder en diens redder was spoedig geveld.

Beiden zouden gevierendeeld worden!

Na onnoemelijke folteringen te hebben onderstaan, werden beide op zekeren morgen uit hunne cellen gehaald.

Mijn vader, ooggetuige van de afschrikwekkende strafuitvoering zijns makkers, was er zoodanig over ontsteld dat hij verscheidene dagen bedlegerig bleef.

't Was op een vroegen morgen dat mijn vader in eigen persoon gelast werd de veroordeelden te verwittigen dat de beulen hen weldra zouden afhalen

Dit gebeurde en weldra kwamen de ongelukkigen bij het schavot dat op de groote Markt was opgetimmerd.

Op het schavot lag een groot St Andrieskruis bevestigd, een zwaren ijzeren staaf stond daarnevens en wat verder het kapblok.

De cipier, onder betichting van verraad jegens de justitie des lands en als medeplichtige aan koningsmoord gevonnisd, zou eerst terecht gesteld worden.

Men leidde hem op het schavot en stelde hem ten toon aan de menigte, die op de Groote Markt in hijgende spanning te wachten stond.

De strafuitvoering ging aanvangen.

De beul maakte de handen van den gevangene los die op den rug waren gebonden.

Daarna greep hij de rechterhand en wilde deze op den kapblok vastbinden.

- Dat is onnoodig, zei de cipier met zwakke, doch besliste stem........

Hij legde de hand van zelf op het blok en sloeg de minste bewegingen van den beul gade.

Deze nam de scherpe blinkende bijl...........

Het vreeselijke wapen zwaaide in de lucht en met dof geweld drong het snijdende lemmer in het hout...........

De hand vloog op het schavot...........

Een stroom gudsend bloed schoot in stralen uit de doorgesneden polsaders........

[pagina 610]
[p. 610]

Een lange, akelig klinkende angstkreet ging uit de menigte op.

De cipier alleen scheen in dit afgrijselijk oogenblik kalm te blijven.

Ontzettend bleek was hij geworden, doch geen woord, geen gil was over zijne lippen gekomen.

- Dat was, mijn ziel, een ferme kerel! riep Heintje Wimpelo vol bewondering.

- Ja, mijn vader heeft mij altijd gezegd dat hij nooit een man van zulke buitengewone wilskracht gekend heeft.

De beul wilde vervolgens het bloed met een linnen doek stelpen.

- Laat zijn, zei de veroordeelde, 't zal des te spoediger afgeloopen zijn.

Hij verbleekte echter.

Ondanks al zijn moed waren de pijnen die hij doorstond zoo ijselijk en de hoeveelheid bloed die hij verloor zoo groot, dat men ieder oogenblik vreesde hem te zien bezwijken. 't Was slechts met inspanning van al zijne wilskracht dat het hem gelukte op de been te blijven.

Eensklaps werd hij door een beul en dienstknechten vastgegrepen en op het kruis uitgestrekt, derwijze dat elk der lichaamsdeelen op een der vier dwarshouten, in vorm van eene X, te liggen kwamen.

Armen en beenen werden stevig op de riggels bevestigd......

De beul, een kerel die gewis hart noch gevoel hebben moest, greep de zware ijzeren stang, zwaaide ze met beide handen omhoog en liet ze dan met al het geweld zijner reuzenkrachten op een der armen van den ongelukkige neerploffen.

De arm werd als stroohalm verpletterd.

't Was de arm, die reeds te voren van zijne hand beroofd geworden was als medeplichtig aan moordaanslag op een persoon van Koninklijken huize.

Een dofde zucht trilde lang over de lippen van den zieltogende.

Eene rillig van afgrijselijke foltering drong den rampzalige door 't merg zijner beenderen.

't Schouwspel was afschuwelijk!.......

De menigte, stom van ontsteltenis en afgrijzen, was oogge-

[pagina 611]
[p. 611]

tuige van de onmenschelijke folteringen, zonder dat een dier duizenden menschen den moed had de verontwaardiging lucht te geven die in aller harten gloeide.

De vrees voor de helsche wetgeving van dien droeven tijd maakte allen laf.

Ondanks de hennep koorden, waarmede het slachtoffer op het kruis gebonden was, werd zijn lichaam door verschrikkelijke struiptrekkingen aangegrepen.

Nochtans, het zachte gekerm van den rampzalige werd steeds flauwer en onduidelijker...........

Het bloed vlooiede altijd aan uit de wonde..........

Drie gelijksoortige slagen met de ijzeren stang verbrijzelden beurtelings den anderen arm en de beide beenen.

Bij den laatsten slag was het zuchten van het slachtoffer om zoo te zeggen onhoorbaar.

De oogen, reeds half gebroken, vielen dicht. Het hoofd werd wit als marmer, daarna olijfkleurig geel. De tanden klapperden op elkander eene laatste stuiptrekking deed de lippen trillen en toen was het arme slachtoffer eindelijk uit het lijden verlost.....

- Wat helsche beulen, riep Heintje.

- Wat afgrijselijk lot, hernam Fransen. Nietwaar dat hij wel dwaas en onzinnig handelen zou, degene, die zich in de gelegenheid stellen zou dergelijk lot te ondergaan.

- Ik meen het anders. zei Heintje.

- Dwaasheid, dwaasheid herhaalde Fransen bedenkelijk het hoofd schuddend.

- Het ware lafheid den onschuldige aan het verschrikkelijkste lot over te laten wanneer men hem redden kan, zei Heintje, en, weigert gij mij te helpen, dan.........

- Wees zoo voortvarend niet, bid ik u, sprak Fransen hem in de rede vallend, mijn verhaal is nog niet ten einde.

Nadat ook de ijselijke strafuitvoering van den tweeden veroordeelde op dezelfde wijze was voltrokken, verliet de menigte in sombere stilzwijgendheid de Groote Markt.

Beide slachtoffers bleven liggen op het schavot, door eene sterke wacht omzet

Tegen den avond kwam de beul met zijne knechten terug om zijn ijselijk werk te voltrekken.

[pagina 612]
[p. 612]

De beul beklom het schavot, een scherp snijdend lemmer in de hand. Zijne helpers droegen allen lange puntige ijzeren stangen. Hij zelf maakten de sipder van het schandhout los, en begon toen met duivelsche landigheid het lijk te vieren deelen..........

Eene toorts, wier bloedroode flakkerende vlam dit afschuwelijk tooneel verlichtte, werd door een der beulsknechten vastgehouden.

De beul sneed eerst het hoofd af; daarna de armen en eindelijk ook de beide beenen.

De knechten stonden akelig grijnzend in den rooden gloed der fakkel, het schromelijke bedrijf van hun meester gade te slaan.

Toen er van het verpletterde en gefolterde lichaam niets meer overbleef als een vormlooze romp, werd deze in een groot ruw laken gewikkeld.

De ledematen werden op de puntige ijzeren stangen bevestigd en op de vier hoeken van het schavot gesteld, waar de verontwaardigde bevolking ze daags nadien konden aanschouwen.

Ziedaar, Heintje, zoo besloot de dikke, goedige Fransen ijzingwekkend verhaal hoe het met dien edelhartigen menschenvriend afliep.

't Moge mij nog erger vergaan, riep Heintje; ik heb Roze Kate mijn woord verpand en ik zal dat houden.

Everard Dirix zal............

- Zwijg, zwijg, in Gods naam zwijg! riep Fransen verschrikt terwijl hij luisterend den hals rekte.

Ook Heinke luisterde met onrustige verwondering naar een eigenaardig tikken op de deur.

Wie was dat?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken