Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 692]
[p. 692]

Negen en dertigste hoofdstuk
Het Verhaal van Heinke

De graaf van Oudburg hield zijn donkeren blik op de binnentredenden gevestigd.

Koenraad en Heinke, door Juan binnengeleid, bleven naast den ingang staan, het oogenblik afwachtend dat de graaf hun het woord zou toesturen.

- Wat voert u hierheen? vroeg van Oudburg tamelijk barsch.

- Genadige heer, zoo begon Koenraad, deze man heeft u eene mededeeling te doen die van het hoogste belang schijnt.

- Zij moet inderdaad wel belangrijk zijn, wijl zij hem aanspoort, midden in den nacht, rond het legerkamp te sluipen, antwoordde van Oudburg, de beide personen scherp onderzoekend in 't gelaat blikkend.

[pagina 693]
[p. 693]

- Eens te meer wordt het ons dus bewezen dat onze edele heer en meester nooit in gebreke van waakzaamheid bevonden wordt, zei Koenraad buigend. Hij weet en ziet alles wat hij in 't belang zijner veiligheid weten en zien moet.

- Genoeg gepraat, onderbrak van Oudburg, wat hebt gij mij te zeggen?

Heinke voelde zich niet al te zeer op zijn gemak.

Koenraad echter stiet hem met den elleboog aan dat hij spreken zou.

- Heer, zoo begon hij, ik ben een nederig werkman, en gij hebt mij heden nacht het leven gered. Ik had nog de gelegenheid niet u daarvoor mijnen innigen dank te betuigen....

- Ik veronderstel dat het daarom niet is dat gij thans hier zijt, zoo onderbrak hem de graaf; antwoord mij, wie zijt ge?

- Mijn naam is Heinke Haas.

- ....... gezegd Heinke Bult? vroeg van Oudburg plotselings van toon veranderend.

- Inderdaad, heer, zoo word ik in de wandeling door de dorpbewoners genoemd.

- Barbier, muziekant en wildstrooper, ging de graaf voort.

- Heer........

- Iemand die zich nog al veel inlaat met zaken die hem niet aangaan, zei van Oudburg.

Het verwondert mij volstrekt niet meer u in den toestand gevonden te hebben waarin ik u straks aantrof. Pas nu op, en zeg mij geen woord dat de waarheid niet is, zooniet beklaag u dan niet zoo het kwalijk met u afloopt.

Heinke begon over al zijne ledematen te beven.

Hij voelde echter dat het noodzakelijk was te spreken.

- Genadige Heer, zei hij stotterend, ik denk dat men u verkeerd heeft ingelicht. Nooit deed ik mensch of dier het minste leed. Ik bekommer mij alleen eerlijk mijn stukje brood te verdienen, en nooit bemoeide ik mij met andermans geheimen.

- Wie spreekt u van geheimen! riep de graaf opstuivend.

- Ik bedoel andermans zaken, verbeterde Heinke.

- Hoe kwaamt gij dezen nacht omtrent het Roode Klooster?

[pagina 694]
[p. 694]

- Ik was uitgegaan om........

- Om hazenstrikken te spannen of misschien om te bespieden, vulde de graaf aan.

Heinke boog het hoofd en antwoordde niet.

- Vertel nu eens: hoe kwaamt gij in dien zak?

Ik vermoed dat één der jachtopzichters u een toer gespeeld heefd die inderdaad niet slecht bedacht was. Hij stak u in den zak dien gij mêegebracht had om er de gestrikte hazen in te bergen.

Niet slecht, niet slecht, ging de graaf voort, zoo moesten alle pensjagers afgevangen worden.

Doch, ging hij voort, zijn strengen toon van daar straks hernemend, vertel nu eens waarom gij in het kamp rondzwierft.

- Ik had onraad vermoed en wilde zien wat er tegen u beraamd werd, genadige heer, zei Heinke bevend.

- Onraad? riep de jonge van Oudburg; wat praat ge van

- Het is zooals ik zeg, genadige heer, ik meende u dienst te bewijzen.

- Ga voort, bevool de aanvoerder streng.

- Ik lag nauwelijks te ruste in het vertrek dat mijn welwillende beschermer tot mijne beschikking gesteld had, toen ik bij den ingang gerucht meende te hooren,

Ondanks de duisternis, die in 't vertrek heerschte, was ik toch spoedig overtuigd dat er iemand in het vertrek drong.

Koenraad sliep in den tegenovergestelden hoek, dat hoorde ik duidelijk aan zijne regelmatige ademhaling.

Ik had mij op mijn leger overeind gezet en trachtte door de duisternis heen te ontdekken wat er bij den ingang gebeurde.

Heinke hield een oogenblik met spreken op om na te gaan welken indruk zijne woorden maakten.

- Ga voort, bevool van Oudburg, steeds op denzelfden kouden, onverschilligen toon.

- Ik verroerde niet en hield mijn adem in, ging het bultenaarken voort.

Eensklaps hoorde ik eene fluisterende stem die zei:

- Hij slaapt.......... alles is stil, maak spoed.

Die woorden golden gewis Koenraad, mijn weldoener.

Ik begreep dat er iets tegen hem beraamd werd. Wilde men hem vermoorden?

[pagina 695]
[p. 695]

Ik wist niet wat ik doen moest: wapens had ik niet en, ik moet het bekennen, de angst maakte mij half krankzinnig.

Zonder te weten hoe of waarom sprong ik op, terzelfdertijd luidkeels Koenraad's naam roepend.

Een gedruisch bij de deur..... een vloek......... en alles was rustig.

Ik kleedde mij aan, liep tastend naar het midden des vertreks waar de tafel stond.

Ik sloeg vuur en ontstak de kaars.

Alles was rustig in het vertrek.

Koenraad sliep steeds rustig door.

Ik vroeg mij af of ik niet het voorwerp van een kwaden droom geweest was, toen ik bij de deur een in vieren geplooid papier ontwaarde. Ik raapte het op, ontvouwde het en las de volgende voor mij onverklaarbare woorden;

‘Dezen nacht moet de verrader vallen. De Bronzen Vrouw wacht.’

- Wat is er, Juan? zoo onderbrak Van Oudburg het verhaal van Heinke, terwijl hij zich omwendde naar zijn wapenknecht.

Deze fluisterde zijn meester iets in 't oor.

De graaf antwoordde niets, maar deed een teeken waarop Juan zich snel verwijderde langs eene deur in den achtergrond der zaal.

Een oogenblik daarna kwam hij terug, vergezeld van een persoon wiens verschijning op Heinke een ontzettenden indruk maakte.

Die persoon was niemand anders dan Jacob Dirix!

Heer, zei de jonge smid, voor den graaf buigend, ik wenschte u omtrent dezen persoon - hij wees naar het bultenaarken, - eenige inlichtingen te geven die u zeker belang zullen inboezemen.

- Kent gij hem? vroeg de graaf van Oudburg verwonderd.

- Of ik! grinnikte Jacob: ik had daar straks mijn handen vol om hem in den zak te krijgen, want het kerelken spartelde als een paling.

- Dus waart gij het? vroeg de graaf.

- Inderdaad, genadige heer.

- En de reden?

- Heinke Haas, gezegd Heinke Bult, is zoo wat nieuwsgierig van aard, spotte Jacob.

- Een spion! ik dacht het, riep de graaf. Bij den duivel, ventje. dat zal u rouwen!

[pagina 696]
[p. 696]

En gij, Koenraad, ging hij voort, zich tot dezen wendend, gij heult met dergelijk volkje? 't Was dus waar wat mij over lang verteld werd?

- Ik weet niet welke beschuldiging gij tegen mij uitbrengt, heer graaf.

- Wanneer gij rechtuit spreken wilt zal ik u antwoorden, zei Koenraad.

- Gij zijt een verrader! is dat rechtuit gesproken?

- Een verrader ben ik niet, maar een spitsboef van uw soort even min, zei Koenraad met zonderling vasten toon.

De graaf werd akelig bleek bij het hooren dier zoo onverwachte als erge beleediging.

- Juan, riep hij, laat deze twee kerels onmiddellijk aanhouden! Gij verantwoordt voor hen op uw leven!

Juan had zich onmiddellijk verwijderd.

Eer iemand het echter verhinderen kon, waren Koenraad en Heinke insgelijks verdwenen langs de tegenovergestelde deur.

- Volg mij, en haastig thans, zoo uw leven u liet is, riep Koenraad Heinke toe, en beiden verdwenen in het legerkamp.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken