Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 687]
[p. 687]

Acht en dertigste hoofdstuk
Heinke Bult voor de tweede maal aan een groot gevaar ontsnapt!

De aanvoerder, de jonge graaf van Oudburg, was binnen de spelonk verdwenen.

Steeds hooger sloegen de vlammen der wachtvuren en verlichtten heel de ruimte waarbinnen het kamp gelegerd lag.

Knetterend wrongen zij zich omhoog, en gingen hoog, zeer heeg in den bergwand, eene kleine opening verlichten.

Die opening was de ingang eener ruimte die den hoofdman zelf tot verblijf diende.

Geen der mannen wist hoe de graaf van Oudburg tot dit verblijf geraakte, daar het ten minste tachtig voet boven den grond

[pagina 688]
[p. 688]

verheven was en de bergwand muurrecht omhoog steeg.

Van Oudburg, die somber van karakter was, en alleen dan een woord sprak wanneer zulks hoogst noodig was, verdween, na elken tocht, in eene der openingen van het ruim die met het gelijkvloers waren aangelegd, en verscheen, een oogenblik nadien, telkens boven de duizelingwekkende opening daarboven.

Hoe geraakt, hij tot daar?

Zulks was allen een raadsel.

Zoo stond hij thans ook weer daarboven de armen gekruist op de breede borst. Langs den steilen rotswand gleed zijn adelaarsblik om omlaag te zien of elk van zijne manschappen zijn plicht deed.

En de mannen voelden dien strengen blik van hunnen gebieder!

Zij wisten dat de geringste inbreuk op de wetten die zij zich zei ven hadden opgelegd, met onverbiddelijke strengheid zou worden toegepast.

Daarom zouden zij zich wel gewacht hebben eerst aan hen zelven te denken vooraleer de paarden behoorlijk verzorgd waren.

Zij voederden dus steeds eerst de dieren, maakten de wapens blank en hielden alles voor eene mogelijke overrompeling in gereedheid. Daarna eerst was het hun toegelaten op hunne beurt te eten en uit te rusten.

Wie waren nu de mannen die door den graaf van Oudburg werden aangevoerd, en wat richtten zij hier uit in dezen stormachtigen nacht?

Wie ze waren?

Een hoop zwervers, door den graaf van lieverlede bijeengebracht om hem tot lijfwacht te dienen.

't Was destijds gebruikelijk dat elk heerschap een zeker getal gewapende mannen onderhield om, in tijd van nood, het erfgoed te verdedigen. In oorlogstijd was insgelijks elk heer verplicht aan den vorst een zeker getal ten strijde uitgeruste wapenknechten te leveren.

Hugo Van Oudburg echter had tamelijk veel last gehad om zijn kleine troep samen te stellen.

De Van Oudburg's waren gekend als weinig vriendelijke meesters. en in de laatste tijden dat de oude heer geleefd had, waren daarenboven, allerhande zonderlinge geschiedenissen onder het volk in

[pagina 689]
[p. 689]

omloop gekomen, die de populariteit van den heer van Oudburg sterk verminderd hadden.

Daarom verwonderde het dan ook niemand bovenmate dat, na den dood zijns vaders, de jonge graaf zijn toevlucht had moeten nemen tot vreemde soldeniers, die erin toestemden hem voor geld ten dienste te staan.

Enkele Oostenrijksche soldeniers hadden zich eerst laten aanwerven.

Weldra werd hun getal versterkt door de komst van een twintigtal Zigeuners, die vroeger hadden deelgemaakt van het machtige leger, aan wiens hoofd Zitzka menigmaal zulke wonderen van onversaagdheid verricht had.

Nog werd beweerd dat de jonge graaf in het onderhoud zijner huurbende rijkelijk voorzag maar dat hij daarom soms meer van hen vergde dan van regelmatige wapenknechten gevergd worden kon, in een woord dat hij met hen op strooptocht uitging.

In hoever al deze gezegden op grond van waarheid berustten, zullen onze lezers weldra vernemen.

Keeren wij thans tot Heinke terug.

Middernacht was voorbij.

De vuren waren uitgedoofd.

Slechts de sterren, die aan den nu opklarenden Hemel schitterden, verlichtten schaarsch het eenzame kamp.

Zelfs de paarden bewogen zich niet.

Lang uitgestrekt lagen ze in diepe rust, zooals de geheele natuur.

Bij den ingang van het kamp stapt een schildwacht heen en weer.

Hij heeft tot last te waken over hetgeen buiten het kamp verdacht zou voorkomen. Wat binnen het kamp gebeurt gaat hem niet aan.

Overigens, alles was eenzaam en verlaten; allen sliepen.

Doch neen, ginds, op de rots, waakt nog iemand.

Als uit steen gehouwen, staat hij onbeweeglijk.

Het sterrenlicht beschijnt zijn bleek gelaat en verzacht de strenge donkere trekken.

Zijn oog staart somber in den nacht. Waarover denkt hij na?

Broeit er in zijn hoofd een plan voor nieuwe aanvallen?

Ontwerpt hij geheime samenzweringen tegen Oostenrijk's vorstenhuis?

[pagina 690]
[p. 690]

Opeens buigt hij voorover en staart met ingehouden adem in de diepte.

Wat sluipt daar rond?

Wie is het die zijne legerstede verlaten heeft?

De graaf buigt zich nog meer voorover, op gevaar af naar beneden te storten.

Zijn oog vlamt.

Verraad! mompelt hij tusschen de tanden.

Scherper nog blikt hij toe.

Aan de overzijde van de legerplaats beweegt iets.

Eene schaduw glijdt behoedzaam langs de rotswanden voort.

Ja, nu ziet hij het duidelijk: eene gedaante treedt te voorschijn.

De maan drijft thans vrij in den onbewolkten hemel en werpt haar licht op de kampplaats.

De graaf herkent de gestalte.

Ja, hij bedriegt zich niet: 't is de bultenaar dien hij op den boschweg gevonden heeft!

Waarom sluipt die daar beneden rond?

Een spion wellicht.

De graaf balt de vuisten.

- Wee, den bochel! mompelt hij, zoo hij iets tegen ons in 't schild voert!

Heinke Haas, want die was het werkelijk, stapt behoedzaam voort.

Hij blikt naar alle kanten en schijnt de legerplaats in al hare bijzonderheden op te nemen.

Wat wil hij? Wat zoekt hij hier?

Hoor, hij mompelt enkele onverstaanbare woorden.

- Ja, ja, fluistert hij, hier is het.........

't Is reeds vele jaren geleden maar toch herinner ik het mij.

De drie gebroeders Swartz ontmoette ik bij den ingang der ingeslotene vlakte.......

Ik heb ze goed herkend, midden de bende gemaskerde ruiters die hen medevoerden........

Ik stond naast den ingang en zag hen hier verdwijnen. Sedert heeft men, in de streek, geen woord meer over hen gehoord...... Wat zou er met hen gebeurd zijn?......

- Ongelukkige, gij loopt den dood te gemoet; volg mij onmiddellijk! klonk eensklaps eene waarschuwende stem in Heinke's oor. Ginder boven staat de aanvoerder en bespiedt de minste

[pagina 691]
[p. 691]

uwer bewegingen. Volg mij en verraad, door geen blik of teeken, dat ik u eeniger wijze waarschuwde of we zijn beiden verloren.

Die zoo sprak, was Koenraad, dezelfde die Heinke op zijn paard gezet had toen hij door den aanvoerder gevonden was.

Het bultenaarken wachtte zich wel de aanbeveling van zijn onbekenden beschermer in den wind te slaan.

Hij volgde derhalve Koenraad, en deze bracht hem schijnbaar onverschillig rondslenterend, tot bij de holte in den rotswand die hem tot achterblijf aangeduid was.

De aanvoerder, graaf van Oudburg, had ijlings zijn wachtpost daarboven verlaten, en daalde snel naar beneden.

- Juan, sprak hij op strengen toon tot zijnen lijfknecht die in een armstoel nog zijn meester zat af te wachten, ga en breng mij den persoon dien wij heden nacht hebben medegevoerd.

- Tot uw dienst, heer graaf.

Juan verliet oogenblikkelijk het hol. Eene minuut later echter trad hij weer terug binnen.

- De wenschen van onzen genadigen heer zijn reeds volbracht vòór zij gëuit werden, zei hij, het kerelken staat vóór den ingang en verlangt u te spreken.

Het gelaat van den hoofdman klaarde op.

- Dus toch geen spion, mompelde hij, maar, wat donder! mag dat ventje mij zoo dringends hebben mede te deelen?

- Laat hem binnenkomen, bevool de graaf.

- Koenraad ook?

- Wat bedoelt ge?

- Koenraad vergezelt den vreemdeling en wenscht insgelijks een onderhoud.

- Dat ze beiden binnenkomen, zei de jonge graaf, en achteloos liet hij zich in den leunstoel vallen waarin zijn wapendrager hem had zitten wachten.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken