Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 752]
[p. 752]

Acht en veertigste hoofdstuk
Hoe Heinke begint achterdacht te krijgen.

Nadat Heinke het Godshuis verlaten had, begon onze vriend ernstig na te denken.

- Tot nu toe hadden de doorleefde avonturen hem op de been gehouden, en het vooruitzicht moeder Genoveva van dat alles op de hoogte te brengen, van de waardige vrouw raad en steun te bekomen, had hem, tot nu toe, alle gedacht aan 't verdere gevolg zijner inmenging in deze gevaarlijke zaak doen uit het oog verliezen.

Heinke had er niet aan gedacht dat hij door zijne vervolgers van dien nacht gekend was, en dat waarschijnlijk alles zou worden in 't werk gesteld om hem in handen te krijgen.

[pagina 753]
[p. 753]

Overigens, dat zou uiterst gemakkelijk zijn.

Doch, op grond van welke reden zou men hem verontrusten?

Wat kwaad had hij bedreven? Was hij het niet die aangevallen en vervolgd werd?

- Welnu dan, zei Heinke in zich zelven, wat heeft men mij ten laste te leggen!

Wat of wien zou ik vreezen?

Wien?

De graaf van Oudburg is een machtig heerschap, zei Heinke zich beteuterd achter het oor krabbend, en 't zou hem al niet veel moeite kosten om een arm kerelken als ik achter slot en grendel te brengen.

Ik geloof, zoo redeneerde het bultenaarken in zich zelven voort, dat het wijselijk van mij gehandeld zal zijn zoo ik, in de eerste acht dagen, buiten Auderghem blijf; ja, ja, ging hij voort, ik zal verstandig doen in de schaduw te blijven!

Ik wil dezen morgen in 't voorbijgaan naar huis om een en ander, dat ik zou noodig hebben, te halen. Dat zal gemakkelijk gaan en groot gevaar zal er voor het oogenblik nog niet opzitten. Eerst echter wil ik heer Koenraad op zoeken en hem van alles kennis geven, opdat hij er zijn voordeel meê doe.

Die Koenraad schijnt mij neer te weten dan hij zich laat aangaan........

Wat beleven wij toch zonderlinge tijden; God, wat beleven wij zonderlinge tijden!

Terwijl hij zoo in zich zelven allerhande bedenkingen maakte had Heinke rechsomkeer gemaakt, en in plaats van naar 't hooge gedeelte der stad te trekken om langs de poort van Namen naar Tervueren te gaan, begaf hij zich door de enge straten naar den kant der Groote Markt, waar hij weldra in den Gouden Anker onder de koetspoort stond, zonder eigenlijk het zelf te weten.

Donder en haagdoorns! bromde Heinke, hoe verzeilde ik hier!....

Een stalknecht kwam naar hem toe en vroeg:

- Wat verlangt gij, pachter?

- Is het hier in den Gouden Anker? vroeg Heinke.

- Natuurlijk is dat hier, antwoordde de knecht, die het noodzakelijk achtte tegenover dien ‘kneuter’ zijn fatsoen van eersten stalknecht op te houden; wat zoekt gij hier?

[pagina 754]
[p. 754]

Wilt gij misschien afspannen? voegde hij er op spotachtigen toon bij, dan zijt gij aan 't verkeerd adres, man. Hierover, in het Haringstraatje, hebt ge den houten ‘beddebak’, logist te voet en te paard: daar zult ge u gerief vinden.

- Ik moet uwen meester spreken, antwoordde Heinke, zonder acht te slaan op de plagerijen van den stalknecht.

- Zoo, dan moet gij u maar in de gelagkamer aanmelden, antwoordde de knecht, en draaide daarmêe Heinke den rug toe.

- Wat onbeleefd volk, dat stadsvolk, zei Heinke. Is het misschien omdat hij dat geel en rood gestreept vest aan heeft, dat die roskammer zoo veel praats heeft?

Heinke keek reeds rond en zocht met den blik langs welken kant hij wel in de gelagkamer geraken zou, toen hij zich eensklaps scheen te bezinnen. Hij wenkte den ‘roskammer’ dat hij nog eens terugkomen zou, en toonde hem terzelvertijd eene zilveren kroon.

- Wel, vriend, zei hij nu op veel gemeenzamer toon, nadat hij zwijgend het geldstuk, dat Heinke in de hand hield, had aangenomen en in den zak van zijn rood en geel gestreept vest had doen verdwijnen, wat verlangt gij nog?

- Ik geloof, antwoordde het bultenaarken, dat gij mij even goed als uw baas zult kunnen bescheid geven op hetgeen ik gaarne weten zou?

- Als het iets is wat de afspanning betreft, antwoordde de stalknecht, dan kan ik u even goed als hij terecht helpen.

- Ik zou willen aan heer Koenraad spreken, zei Heinke.

- Heer Koenraad, wie is dat? vroeg Stoffel - zoo heette de knecht - wij hebben geen enkel gast die zoo heet.

- Ja, maar hij kan pas sedert een paar uren hier wezen zei Heinke wij zijn samen naar de stad gekomen; doch een weinig buiten de poort zijn wij van elkander gegaan.

- Ik verzeker u dat, sedert gisteren avond, tien ure, geen vreemde hier een voet gezet heeft.

- Zijt gij zeker daarvan? vroeg Heinke, die reeds een angstig voorgevoel begon te krijgen.

- Zeer zeker, natuurlijk, zei Stoffel, vermits ik van dezen morgen, drie ure, te been ben. Geen kat is in of uitgegaan

[pagina 755]
[p. 755]

zonder dat ik ze gezien heb, en iemand, die op uwen Koenraad geleek, heb ik niet gezien.

- Kent gij hem dan? vroeg Heinke verwonderd.

- Natuurlijk ken ik hem niet vermits ik hem nooit gezien heb, antwoordde Stoffel. Ik wil maar zeggen dat geen levende ziel sedert gisteren avond, tien ure, in den Gouden Anker gekomen is.

- Zoodat gij het onnoodig denkt dat ik er den meester over spreekt?

- Gij doet daarin natuurlijk zooals gij 't noodig acht, maar de baas zal u niets anders kunnen zeggen dan wat ik zeg.

Heinke bedankte den stalknecht en ging met zonderlinge onrust langs de Hoedenmakersstraat en de Trapstraat heen.

- Waarachtig, dat begint er leelijk uit te zien, mompelde ons bultenaarken; wat is er nu van Koenraad geworden?



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken