Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Roze Kate (1893)

Informatie terzijde

Titelpagina van Roze Kate
Afbeelding van Roze KateToon afbeelding van titelpagina van Roze Kate

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (11.09 MB)

Scans (58.40 MB)

ebook (11.44 MB)

XML (1.66 MB)

tekstbestand






Genre

drama

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Roze Kate

(1893)–Nestor de Tière–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 756]
[p. 756]

Negen-en-veertigste hoofdstuk
Gevangen!

Hoe grooter nog zou Heinke's verwondering geweest zijn, indien hij, daags na het voorgevallene, in het voorgaande hoofdstuk verhaald, de groep ruiters had kunnen gadeslaan, die op de baan van Wavre naar Brussel renden.

Maar Heinke had het geraadzaam gevonden zijne eerste ingeving te volgen en Auderghem's omstreken tijdelijk te vermijden.

Zelfs had hij verzaakt, in het voorbijgaan, in zijn huizeken aan te loopen om te halen wat hij, tijdens zijne afwezigheid, zou hebben kunnen gebruiken.

[pagina 757]
[p. 757]

Het voorgevallene met Koenraad had zijne onrust derwijze doen aangroeien, dat hij zich geen voet buiten het woud durfde wagen.

Hij zag dus de bewuste groep ruiters niet.

Voorop reed de provoost Evert Doelen, fier als een veldheer die, na den gewonnen veldslag, aan de spits zijner met roem beladen soldaten terugkeert.

Vlak achter hem reden zijne manschappen, in zeer dicht gesloten gelid, hunne van zweet schuimende en vermoeide paarden met geweld vooruitdrijvend.

De provoost, van het hoofd tot de voeten onder eene dikke laag stof bedekt, hield zich fier in den zadel.

Zijn slap geranden hoed hing op gansch bijzondere wijze op zijn rechteroor, en op zijn hoekig, bruin gelaat lag de uitdrukking eener hooge gemoedsvoldoening, terwijl zijn grijze, stekelige snor van tijd tot tijd met zwierige handbeweging werd omhoog gekruld.

Ook de manschappen schenen opgeruimd.

De reden dier algemeene tevredenheid?

Midden in de greep krijgslieden reed een man van vijf-en-dertig jaar, en die man geleek, als twee druppelen water op elkander gelijken, op den persoon die gisteren met den naam Koenraad Fartner door Evert Daelen werd aangeduid en op wiens hoofd, levend of dood, een prijs van drie duizend ducaten gezet was.

Inderdaad, 't was niemand anders dan onze oude kennis Koenraad!

Hoe kwam hij in de handen der maréchausseé?

Eenvoudig door overmaat van...... voorzichtigheid.

Toen hij, daags te voren, Heinke Bult buiten de poorten verlaten had, was hij in eene herberg getreden en had daar lang zitten nadenken.

Zoo ik naar de stad ga en in den Gouden Anker afstap, heb ik negen-en-negentig kansen op honderd dat ik erkend en aangehouden wordt door één der handlangers van den graaf.

Inderdaad: het is klaar dat hij een of ander voorwen Isel vinden zal om mij bij de justitie aan te klagen en te doen aanhouden.

Beter acht ik het naar het woud terug te koeren en daar

[pagina 758]
[p. 758]

een tijdelijke schuilplaats in eene of andere afgelegene herberg te zoeken.

Heinke Bult zal ik door een of andere gelegenheid verwittigen, en samen zullen wij overleggen wat verder te doen staat.

Na eenig voedsel genuttigd te hebben, stond Koenraad op en ging terug in de richting van Auderghem.

Hij maakte echter een omweg toen hij het dorp naderde, en bereikte spoedig het Zonieênwoud, waar hij ook weldra eene afgelegene herberg vond Bij Leonard, zooals het op het ijzeren uithangbord was aangeduid.

Daar Koenraad's beurs goed voorzien was, kostte het hem geene moeite dadelijk huisvesting te bekomen voor zoolang het hem aanstaan zou hier te blijven.

Helaas! dit verblijf zou van korten duur zijn.

Daags, na zijne aankomst, rond zeven ure tegen den avond, zat Koenraad in den hof der afspanning onder 't schaduwrijke groen te mijmeren, toen hij eensklaps opgeschrikt werd door paardengetrappel.

Hij sprong recht.

Voor de vlucht was het reeds te laat.

Hij zag zich omringd door zes manschappen der maréchausseé, de pistool in de vuist, gereed om op het eerste teelten of bevel van hunnen aanvoerder te vuren.

Koenraad's besluit was dadelijk genomen.

- Ik geef mij over, sprak hij.

Evert Doelen voelde zich honderd maal lichter dan een oogenblik vroeger!

Hij had gevreesd dat Koenraad Fartner dien hij hier zoo onverhoopt in de afgelegene woudherberg aantrof, hem toch nog ontsnappen zou of wel, al had men hem in de herberg gezegd dat de nieuwe gast een beste vreedzame jongen scheen en op dit oogenblik in den tuin een luchtje schepte, zich toch te weer stellen zou! En Koenraad gaf zich zoo goedsmoedig over, zonder strijd, zonder tegenstand.

Daarenboven had Evert Doelen zelf de premie van drie duizend ducaten gewonnen!

[pagina 759]
[p. 759]

Gewis, hij zou doelen met de manschappen, doch het groote aandeel zou toch het zijne wezen!

Evert Doelen was dus fier en tevreden tevens en hij was zijn gevangene dankbaar dat alles zoo in gemoede was afgeloopen.

Nu hij Koenraad Fartner in zijne macht had, scheen hij hem veel minder plichting dan de beschuldigingsakte tegen hem voorgaf.

Dit belette echter niet dat hij, op den meest vriendelijken toon waarin zelfs eerbied lag, tot zijn gevangene gezegd had:

Onze paarden, sedert gisteren morgen op de been, zijn moede en afgemat.

Het paard, dat ik u door Leonard heb doen geven is jong, vurig en veel vlugger te been dan onze zware slagpaarden, zoodat deze het hoegenaamd in een loopwedstrijd tegen het uwe niet halen zouden. Ik moet derhalve aan den heer Koenraad Fartner doen opmerken dat bij de minste poging van hem om te ontvluchten - hetgeen God verhoede - ik verplicht zijn zou, tot mijn grootste wanhoop, een pistool uit de zadelholte te nemen en u met allen eerbied voor den kop te schieten.

Droeve plicht! dien ik met leedwezen vervullen zou zonder een enkel oogenblik te aarzelen. Plicht is plicht.

Gij zijt thans eerlijk verwittigd en zult, hoop ik, mij niet aan zulke vervaarlijk uiterste willen blootstellen.

- Vriend, zei Koenraad, gij hebt ten volle gelijk. Ik begrijp dat plicht boven alles gaat en, ware ik in uwe plaats, dan zou ik precies zoo handelen gelijk gij.

- Sapristi, mompelde Evert in zich zelven, dat is een kerel die zich in moeilijke omstandigheden weet te schikken!

Hij verloor hem echter daarom geen oogenblik uit het oog; want hij had, in zijne jarenlange loopbaan, de ondervinding opgedaan dat men nooit iemand op het uiterlijke vertrouwen kan.

De zon begon te zakken, toen men Auderghem inreed.

- Wij zullen verplicht zijn hier den nacht over te brengen, zei de provoost tot zijnen gevangene.

[pagina 760]
[p. 760]

- Hier? vroeg Koenraad blijkbaar verrast, waarom rijden wij niet tot Brussel?

- Omdat de reglementen ons verbieden na zonsondergang met een gevangene te reizen.

- Zoodat gij mij aanziet voor een voornaam gevangene, lachte Koenraad.

- Drie duizend gouden ducaten zijn op uw hoofd gezet, en dat schijnt mij waarachtig zoo'n kleinigheid niet, antwoordde de provoost.

- En waar zullen wij hier vernachten? vroeg Koenraad.

- Men hoort wel dat gij van de streek niet zijt, zei de provoost, anders zoudt gij gewis de afspanning wel kennen die uren ver, wijd en zijd, gekend is.

- En die is?

- Het Wapen van Brussel, antwoordde de provoost: lekkere spijzen, puike dranken, en een bed als boter zoo malsch!

- Waarachtig, gij doet mij watertanden, zei Koenraad.

Ik ben niewsgierig in dit aardsch paradijs af te stappen, al ware ik dan ook liever heden avond nog te Brussel aangekomen.

- Och, zoo'n haast moet ge niet hebben, zei Evert Doelen glimlachend; wat u te Brussel te wachten staat is immers zoo aangenaam niet.

- Ik wil de Justitie zoo spoedig mogelijk van mijne onschuld overtuigen, ten einde even spoedig weer op vrije voeten gesteld te worden: dat is alles, antwoordde Koenraad.

- Hm! deed de provoost, of dat zoo spoedig zal afloopen als gij wenscht, dat betwijfel ik wel min of meer.

- Ik ben onschuldig aan alles wat mij wordt ten laste gelegd.

- Ik geloof u, op mijn woord, ik geloof u! zei Evert Doelen met overtuiging; want, gij ziet er niet uit als een spitsboef, dat beken ik: maar hoe komen ze er toe eene zoo hooge som op uw hoofd te stellen?

- Dat begrijp ik even min als gij.

Ik wist waarachtig niet dat de graaf van Oudburg zoo vee van mij hield.

[pagina 761]
[p. 761]


illustratie
Koenraad in den hef blz 758


[pagina 762]
[p. 762]

- De graaf van Oudburg, inderdaad, die was het, riep de provoost, die tegen u het aanhoudingsbevel deed uitvaardigen.

- Ik heb zijn dienst zoo wat in overhaasting verlaten, dat is waar, zei Koenraad, maar dat ik daarom geradbraakt zou moeten worden, schijnt mij toch ietwat overdreven.

- Spot niet, heer Koenraad, zei de provoost verwonderd, men heeft dikwijler gezien dat er ongelukkigen om minder gepijnigd werden......

Doch, zoo hervatte zich Evert Doelen oogenblikkelijk, als vreesde hij reeds te veel gezegd te hebben, dat alles zijn mijne zaken niet. Ik krijg een bevel tot aanhouding, ik voer het uit, ten minste, voegde hij erbij, als het uitvoerbaar is. Verder gebeure dan wat wil, ik heb mijn plicht gedaan.

- Gij hebt gelijk, vriend, en ik bestatig met vreugde dat gij een man van hart en ook een man van verstand zijt.

Evert Doelen voelde dat hij wel een voet omhoog ging. Als honing zoo zoet klonk hem die lofspraak in de ooren.

Die Koenraad was een man die zijne wereld kende.

Neen, dacht de goedsjeugdige provoost, dat kan geen deugniet zijn en ik ben overtuigd dat er in de beschuldiging, tegen hem uitgebracht, geen woord waarheid staat.

Maar, voor den donder, waarom hield die van Oudburg dan zoo hardnekkig aan zijne aanhouding?

Daar schuilt weer iets achter!....... De van Oudburgs hebben altijd in slechten geur gestaan...... Maar, dat zijn mijne zaken niet! Plicht is plicht, en daarmêe uit!

- Zie, riep hij eensklaps, nu de ruiters achter den hoek van het woud te voorschijn kwamen, dat is ginds de toren van Auderghem!

Een kwartier later stond de groep voor de afspanning Het Wapen van Brussel, waar daags te voren zulke ongemeene bedrijvigheid geheerscht had.

Heden was er niemand.

De boeren waren aan den arbeid en geen hunner vermoedde dat degeen, op wiens hoofd drie duizend ducaten gesteld was, reeds in de handen der maréchaussée gevallen was!

Dat speet de provoost. Hij hadde gewenscht dat het gansche dorp getuige geweest ware van zijne zegepralende intrede; en nu

[pagina 763]
[p. 763]

was er niemand om hem te ontvangen dan de dikke lospes en zijne blozende vriendelijke dochter.

Nu, dat was toch iet. Met al de zwierigheid die hem overbleef uit zijne jongere jaren, wipte Evert Doelen van zijn paard en reikte Koenraad de hand om hem bij het afstijgen behulpzaam te zijn.

Koenraad echter was reeds uit den zadel gesprongen en trad op de deur der herberg toe, op den voet gevolgd door Evert Doelen.

- Zorgt voor de paarden, mannen, bevool deze laatste, en komt dadelijk in de gelagkamer.

- Zij hebben hem gevangen, zuchtte de blozende dochter uit Het Wapen van Brussel, en hij is onschuldig!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken