Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland (1975)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland
Afbeelding van Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in NederlandToon afbeelding van titelpagina van Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (51.68 MB)

Scans (160.62 MB)

XML (1.84 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

studie
non-fictie/geschiedenis-archeologie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen uit de geschiedenis van de monumentenzorg in Nederland

(1975)–J.A.C. Tillema–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina VII]
[p. VII]

Tot goed begrip

Een korte introductie is, meen ik, wenselijk ter voorkoming van misverstand. Wie verwacht in hetgeen volgt een vakkundige algemeen-historische of kunsthistorische verhandeling te zullen vinden - begrijpelijke gedachte - komt bedrogen uit. Streven naar de verwezenlijking daarvan is zomin passend als nodig. Niet passend, omdat ik niet behoor tot het gilde der gebrevetteerde professionelen; niet nodig, omdat een kritisch-wetenschappelijke analyse onzer monumenten in de later te vermelden ‘Geïllustreerde Beschrijvingen’ reeds sinds 1903 door meer deskundigen ter hand werd genomen, een in vele delen nog steeds voortgezette arbeid.

Waarover in dit herdenkingsjaar in het bijzonder zal moeten worden gesproken is de wijze waarop Nederlanders - overheden, eigenaars, gebruikers, bewoners - in de vorige en deze eeuw de hun gebleven historische bouwwerken hebben behandeld; hersteld, veranderd, voor gewijzigd gebruik pasklaar gemaakt; evenzeer om niet geacht, afgebroken, verwaarloosd en vergeten. Aan de hand van een uiteraard beperkt aantal voorbeelden - van volledigheid kon geen sprake zijn - kwam aldus de verhouding van de mens tot het monument aan de orde, hetgeen een bundel schetsen opleverde van soms min of meer anecdotisch karakter, elke echter vaak staande voor vele analogieën en met zo nu en dan een blik terzijde naar het algemene maatschappijbeeld van de betrokken periode. Behalve dus een enigszins regelmatig doorlopende kroniek, instantanés uit het leven van hen die zich met onze monumenten hebben bezig gehouden, behandeling van als onomstreden juist beschouwde ideeën, van de daarmee gepaard gaande kennelijk onvermijdelijke verkettering van oudere of andere ideeën en van het soms duidelijke gemis aan begrip voor de overweging, dat eens de eigen uitgangspunten weer evenzeer op de helling zullen worden gezetGa naar eind1.

Persoonlijke meningen, hoe ook met kracht van argumenten en heilig vuur beleden, zijn nooit meer dan van betrekkelijke waarde en zo zullen wij met diepe ernst verkondigde opvattingen ontmoeten, waarvan de concrete resultaten ons achteraf met verbazing vervullen. De geloofwaardigheid van bepaalde theorieën zal wel eens in het gedrang blijken te komen, hetgeen alleen maar tot bescheidenheid kan stemmen ten aanzien van de nù gangbare opinies - welke overweging overigens niemand behoeft te beletten voor die opinies uit te komen. Geen mens en geen generatie kan beter handelen dan naar beste weten. Maar dat zou dan ook niet verzuimd moeten worden.

De monumenten zelve zijn in ware zin lijdend voorwerp: zwijgend ondergaan ze de hun toegedachte ingrepen, dan wel berusten ze in het nalaten van enige ingreep. Bij tijden verkeert men in het onzekere wat beter, wat slechter, is of was...

Hetgeen zich in ons land afspeelde kan niet altijd in het juiste licht worden gezien zonder vermelding van wat elders in Europa veel eerder geschiedde. Vandaar dat wel eens, zelfs al direct in het begin, een zijpad over de landsgrenzen zal worden ingeslagen, hetgeen bovendien past in ons internationaal monumentenjaar.

De lezer zij voorts er op voorbereid mij te kunnen betrappen op inconsequenties, althans op beweringen die niet geheel of zelfs helemaal niet in overeenstemming zijn met eerder geuite. Voor veel landgenoten, van welke ‘kleur’ ook, lijkt beginselvaste rechtlijnigheid bijzonder waardevol, in de wereld der monumentenzorg - en niet alleen daar - echter leidend tot absurditeiten. Zo zal soms in een bepaald geval van een redenering worden uitgegaan die in een ander beslist niet aanvaardbaar kan zijn. Waarbij ik een uitspraak van Baudelaire in herinnering breng, volgens welke een der eerste mensenrechten zou zijn ‘le droit de se contredire’. Honni soit qui mal y pense...

[pagina VIII]
[p. VIII]

De annotaties werden uitgebreider dan de gebruikelijke verwijzingen naar geraadpleegde literatuur. Ze bevatten ook beschouwingen of opmerkingen die voor goed algemeen begrip dienstig werden geacht of zo maar opwelden in verband met het onderwerp, echter in de tekst de gang van het verhaal te veel zouden onderbreken.

Monumenten zijn wat grote en bescheiden geïnspireerden van verdwenen geslachten op het gebied der architectuur en de daarmee verband houdende beeldende kunsten tot stand hebben gebracht. Maar ze zouden daartoe niet in staat zijn geweest, hadden tijdgenoten hun niet de gelegenheid geboden. Een monument is daarom meer dan een op zichzelf staand rijk of simpel kunstwerk, het is voor wie goed toeziet een spiegelbeeld van een of meer hoofdstukken onzer geschiedenis. Door een monument te verzorgen behoeden wij dan ook niet alleen de daaruit sprekende schoonheid, maar doen wij tevens recht wedervaren aan de geest die voor onze eigene mede bepalend is geweest. In de portretten onzer ouders en grootouders vinden wij iets terug van onszelf,Ga naar eind2 al zijn er die dit niet altijd meer waar willen hebbenGa naar eind3.

Monumentenzorg - het met liefde omringen van onze historische bouwwerken - is behalve een uiting van piëteit evenzeer een daad van welbegrepen eigenbelang; daarover zal voor en na worden gesproken. Die liefde heeft vaak ontbroken, heeft zich ook op velerlei wijze gemanifesteerd. Men kan, uitgaande van de eigen gedachtenwereld, bepaalde ideeën kritisch bezien; dat zal herhaaldelijk het geval zijn.

Men beschouwe die kritiek echter als secundair mits toewijding aan het monument duidelijk herkenbaar zij; de vorm is minder essentieel dan de gezindheid.

Toewijding aan onze monumenten - voor wie het hart hem die niet vermag in te geven en evenmin overtuigd wenst te worden, lijkt verder lezen verloren tijd. Wie echter monumenten kan zien als menselijke scheppingen - geschonden of nog in volle pracht - met eigen leven en eigen ziel,Ga naar eind4 verwant aan leven en ziel van makers en gebruikers, zal wellicht voor wat hier bijeen werd gebracht enige belangstelling kunnen opbrengen.

Jegens Staatsraad mevrouw dr. M.A.M. Klompé die, als minister, met wel wat lichtvaardig vertrouwen mij destijds opdroeg bestudering van deze materie ter hand te nemen, geef ik gaarne blijk van erkentelijkheid.

eind1
J.H. Leopold.
 
Op niets waren wij meer gebeten
 
dan op wat juist had afgedaan,
 
uit eigen daden kunt gij weten
 
wat u zelf mag te wachten staan.
 
(............)
 
Mocht u de naneef niet verschoonen,
 
het geve u geen droefenis:
 
‘het altaarkleed van één aeone
 
de deurmat van de volgende is’.
eind2
Jung ‘Psychologie und Religion’, Zürich, 1947. s. 64: ‘... dasz wir die ganze. Vergangenheit in den tieferen Stockwerken des Wolkenkratzers unseres rationalen Bewusstseins mit uns tragen’. (Die Terry Lectures 1937, gehalten an der Yale University).
eind3
Ortega y Gasset acht dit een teken van 's mensen ondankbaarheid: ‘... dat aangezien de substantie van de mens zijn historie is, elk anti-historisch optreden in hem het karakter van zelfmoord aanneemt. De ondankbare vergeet dat het grootste deel van wat hij heeft niet het werk van hemzelf is, maar dat het hem geschonken is door anderen die zich ingespannen hebben om het te scheppen of te verwerven (...) De huidige mens geeft er zich niet duidelijk rekenschap van dat we bijna alles wat wij nu bezitten om het bestaan met enige vreugde te beleven aan het verleden te danken hebben, en dat wij dus met zekere aandacht, kiesheid en voorzichtigheid moeten te werk gaan bij onze omgang met het verleden en dat we bovenal er sterk rekening mee moeten houden, omdat het, strikt genomen, aanwezig is in dat wat het ons heeft nagelaten. Het verleden vergeten, het de rug toekeren, brengt het effect teweeg dat wij nu beleven: de terugkeer van de mens tot de barbaarsheid’. (‘Geloven en denken’, 112, in de bundel ‘Zelfinkeer en Verbijstering’, vert. dr. G.J. Geers, 's-Gravenhage).
En Baudelaire: ‘Renier les efforts de la société précédente, chrétienne et philosophique, c'est se suicider, c'est refuser la force et les moyens de perfectionnement’ (‘L'école paienne’). Curs. van mij, t.
Tenslotte onze Huizinga: ‘Een nationaal gevoel, dat zich niet spiegelen kan in de roerloosheid van het verleden, mist den grondslag van zijn wezen. Het leven van een natie is historie,...’ (‘Nederland's Geestesmerk’, Leiden 1946).
eind4
Men glimlache niet te snel bij de gedachte aan een ‘ziel’ van wat oude stenen en oud hout, samengevoegd tot een monument. Ik kan niet beter doen dan mij beroepen op Edgar Allen Poe's gedicht ‘The Coliseum’, met de brede slotregels:
 
We are not impotent - we pallid stones
 
Not all our power is gone - not all our fame -
 
Not all the mystic of our high renown -
 
Not all the wonder that encircles us -
 
Not all the mysteries that in us lie -
 
Not all the memories that hang upon
 
And cling around about us as a garment,
 
Clothing us in a robe of more than glory’.

Zoudt ge dit voor de hedendaagse wereld - die immers pretendeert ons zo gelukkig te kunnen maken - te pathetisch, te romantisch, te emotioneel vinden, dan, nuchtere lezer, moet ik er wel het zwijgen aan toedoen. Ge zoudt dan bovendien de voldoening kunnen smaken u in het hoge gezelschap te bevinden van een, voor wie ‘een hoop steenen die 600 jaar oud is’ van geen betekenis was (zie ann. 12 van hfdst. 3).

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken