Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna-Marie (1922)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna-Marie
Afbeelding van Anna-MarieToon afbeelding van titelpagina van Anna-Marie

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.60 MB)

ebook (3.86 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna-Marie

(1922)–Felix Timmermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 1]
[p. 1]

Eerste Boek. - De Dolfijnen.

De magere olielamp met haren scheeven, blikken hoed, spande een tent van licht en pijpesmoor over de ronde tafel en de twaalf handen. De bruine muren waren behangen met portretten, teekeningen, pijpen, lauwerkronen, waarbij een gouden en een zilveren; mannekens-bladen, tabak en geldbeurzen, brieven en gedroogde bloemen. 't Waren herinneringen uit vroeger avonturen.

Zij hongen daar nu als ex-voto's rond een oud uithangbord met een woesten dolfijn, van waarop een leelijk minnegodje liefdepijlen

illustratie

schoot naar bruine tritonen en vette zeemeerminnen, die in de verte van kabbelende golfkammekens speelden.

Uit de stilte van een duisteren hoek glom de geheimzinnige buik van een oude mandolien, belegd met perelemoer en bestrikt met lange bleeke linten. Een Delftsche tabakspot met koperen scheel buikte op de tafel, waarop nog tinnen kannen stonden en dikke bierglazen, waarin geel bier waggelde. Terwijl er buiten, in den donkeren een natte sneeuw kletste, en een dwaze wind grollend aan de boomen sleurde en in de schouw geluid maakte als iemand die stil binnensmonds zingt, stond hierbinnen de moedermilde schouwmantel heet en licht van vlammend, krakend hout.

Hier zaten ze elken avond de zes Dolfijnen: Pirroen,

[pagina 2]
[p. 2]

Corenhemel, Van de Nast, Koekoek, Swaen en Broederhert, te vertellen over kunst, liefde en wijsbegeerte; met de kaarten of met 't schaakbord te doen, te zingen en te drinken en om ter langste te smoren uit hunne lange, doorrookte pijpen. Dan waren er nog de ‘goede dagen’ en de overweldige Dolfijnen-festijnen, bij elks naamdag, Drie-Koningen en Wijnmaand, Bacchus ter eere.

De avonden in dit zaaltje van de oude afspanning ‘Den Dolfijn’ waren een stuk van die mannen hun leven geworden, een genoegen dat ze niet meer missen kosten.

En toch ging er een vertrekken: Livinus Broederhert, een jong kunstschilder met zwarten baard en bruine monnikoogen.

‘Dus morgen vertrek ik naar Parijs,’ sprak hij zacht. ‘Als goede kameraden doet mij dit afscheid spijt, maar 't is ter wille van de kunst. In dit stille stadje met zijn smalle straten die van boven tegeneen komen, met zijn ronde bruggen en trage waters, de eenzame zon op de pleinen waar het gras tusschen de steenen groeit, is het goed voor iemand die zijn oogst aan kunst heeft binnen gedaan om hier dan later in vrede te werken lijk Michiel Swaen. Doch ik ben jong en heb voor mijne kunst het groote leven noodig....’ Zijn stem wierd nog zachter. ‘Doch ik heb buiten mijn reis geen geld. Mijn vader geeft mij niets en nu moet gij mij helpen....’

Pirroen nam het woord: ‘Een groot man gaat zonder één duit de wereld door. Mijn vader is met één duit begonnen en die heeft hij nog gevonden in het rondeken van de markt; toen hij ze vond sprak hij: “Een duit en een duit is een cent”, en hij is de rijkste vent van heel de stad geworden. Hier zijn tien frank, als g'er daarmee nog niet komt wordt dan maar pater.’

Livinus bezag met een triestigen glimlach de twee zilverstukken.

Corenhemel opende zijn perelen geldbeurs, de witharige Michiel Swaen had reeds een goudstukske tusschen duim en wijsvinger, als Pirroen beveelde: ‘geen cent meer! Hij moet ons laten zien wat hij kan!’

[pagina 3]
[p. 3]

‘Ik zal!’ uitte Livinus ineens trots, ‘al moest ik rioolwater drinken!’

‘Zoo is 't goed!’ knorde Pirroen. ‘Dit krachtig woord van Livinus maakt van dezen triestigen dag een groote dag! De kronen op! en Lievevrouwenmelk!’

Elkendeen zette alsdan een lauwerkroon op, Corenhemel een zilveren, en Pirroen de gouden, als voorzitter. Van de Nast, een Balzacgezicht, een man met een wolvendarm, wreef in zijn handen om de komste van den goeden wijn, dien hij toch zoo gaarne mocht, en Barbara, de dikke bazin met kanten muts en gouden oorbellen, was haastig om de pinten te vervangen door kristallen bekers, waarop gekleurde wapens waren gebrand, en om den zonnigen Rhijnwijn uit den kelder te halen.

‘Ach,’ zuchtte de blonde, fijne Corenhemel, streelend aan zijn dunne bakkebaardjes, ‘mocht ik ook van hier kunnen weggaan, terug naar Rusland. Maar mijn vrouw, mijn zieke vrouw staat er tusschen als een muur!’

‘Door uw verdriet zijt gij een dichter,’ troostte Pirroen.

‘Ach....’ lachte Corenhemel minachtend.

De zwartkrullige Koekoek, lenig in zijn spannende, kastanje-bruine jas, lei de oude mandolien op de spitse knieën, en ze zongen alle gelijk:

 
‘Wij leven van zangen en verzen,
 
Van bloemen en gloeienden wijn,
 
Van liefde en vochtige zoenen
 
in zilveren maneschijn.’

En den anderen dag in een dun, hardnekkig regentie vertrok Livinus Broederhert met den rooden postwagen ‘Den Hazewind’ naar Parijs; hij had een schilderdoos en een viool op den rug, en tien frank in zijn zak.

 

Het leven der Dolfijnen ging rustig voort, ieder aan zijn kant.

Van de Nast sneed in hout prentjes voor almanakken, mannekensbladen, ganzenspelen en de levens der heiligen, - beiaardierde op het klokkenspel van den toren, speelde

[pagina 4]
[p. 4]

klarinet in de harmonie van Sint-Cecilia, en was lid van veel maatschappijen, vogelpik en anderen, die het meeste soupers gaven. Zijn dikke vrouw ging haar negende kindje krijgen.

Swaen schilderde in zijn vredige woning de zeer gezochte, teedere landschappekens; Corenhemel treurde voort aan Rusland en het liefje, dat hij daar gehad had, schreef zijn ‘mémoires’ en verzamelde camées en mozaïeken.

Koekoek, de zoon uit een snuifwinkel ‘De Moriaan’, maakte vele gedichten op zijn vele lieven, alle weken een andere, en werkte intusschen aan zijn thesis voor de hoogeschool van Leuven: ‘Het leven en de werken van den Lierschen dichter Cornelis De Bie’.

En Pirroen deed voort zijn notariswerk, maar schoof bijna alles op den rug van zijn langen klerk Koppenhol.

En alle avonden zagen die mannen elkander in 't gemoedelijk lamplicht van den Dolfijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken